publicatie

SP Tribune 12/2004 :: Wat hebben SP en BVD met elkaar te maken?

Tribune 17 december 2004

Wat hebben SP en BVD met elkaar te maken?

Geheime agenten, infiltranten, geruchten en dubbele agenda’s

De jaren zestig vormden de bakermat voor veel nieuwe linkse bewegingen, waaronder ook de SP. Recente onthullingen van Frits Hoekstra, een voormalig functionaris van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, laten zien dat de BVD zich zeer actief en succesvol bezighield met veel van deze nieuwe organisaties en partijen. Gold dit ook voor de SP? Waren er geheime agenten geïnfiltreerd in de SP, of heeft de BVD zelfs invloed gehad op de ontwikkeling van de prille partij?

Tekst: Wouter Beekers Foto: Archief SP

De bemoeienis van de BVD met linkse bewegingen vloeide eigenlijk voort uit de bemoeienis van de dienst met de Communistische Partij in Nederland . Hoewel de CPN een belangrijke rol had gespeeld in het vaderlandse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd zij gewantrouwd door de veiligheidsdienst als ‘de voornaamste binnenlandse tegenstander in de koude oorlog’. Oud-agent Frits Hoekstra bevestigt in zijn boek In dienst van de BVD dat de CPN jarenlang als het grootste gevaar voor de democratie werd beschouwd. Vandaar ook, dat het hoofdkwartier van de dienst in Amsterdam werd gevestigd, een onmiskenbaar communistisch bolwerk. Hoekstra vertelt trots over de bestrijding van deze communisten: ‘Active measures, door met desinformatie, valse vlagoperaties of anderszins de tegenstander op het verkeerde been te zetten, behoren bij uitstek tot het arsenaal, de trukendoos, van offensieve inlichtingendiensten.’ Een dergelijke active measure was het actief steunen van oppositiegroepen binnen de CPN, teneinde verdeeldheid te zaaien in het communistische kamp. Op deze manier kwam de BVD terecht bij linkse bewegingen, zoals ook de SP, die haar wortels heeft in een oppositiebeweging binnen de CPN.

Verloren energie

Nadat de Russische communistische partij in 1956 afscheid had genomen van het stalinisme, ontstond er een escalerend conflict tussen de Sovjetunie en de Chinese Volksrepubliek. Ook binnen de CPN waren de meningen verdeeld over de te volgen koers en rond 1964 ontwikkelden zich twee groepen, die zich sterk richtten op China onder Mao Zedong. Het ging onder meer om de Amsterdammer Chris Bisschot met het tijdschrift De Rode Vlag en de Rotterdammers Nico Schrevel en Daan Monjé, die het Marxistisch-Leninistisch Centrum (MLC) hadden opgericht. Deze ‘maoïsten’ hekelden niet alleen de imperialistische Verenigde Staten, maar ook het ingedutte Sovjetrijk. Zij geloofden dat Mao’s ideeën over het mobiliseren van het volk vele malen bruikbaarder waren voor de Nederlandse situatie. Al snel bleek dat zij niet alleen stonden.

Velen, vooral jongeren en studenten, stoorden zich aan de twee grootmachten die met hun wapenwedloop de wereld in een angstwekkende houdgreep hielden. De Amsterdamse en Rotterdamse ‘maoïstische’ groepen verloren echter te veel energie aan de vraag, of zij binnen de CPN moesten werken of een zelfstandige partij moesten beginnen. Hier kwam eigenlijk pas een eind aan, toen Daan Monjé in 1972 de SP oprichtte. Pas toen vonden veel jongelingen hun plek in een ‘maoïstische’ partij.

Beetje vreemd

De BVD hield deze nieuwe revolutionaire beweging nauwlettend in de gaten. Daarvoor wendde de dienst zich tot Peter Boevé, directeur van een school voor edelsmeden in Schoonhoven, die waarschijnlijk al lange tijd als geheim agent lid was van de CPN. Boevé probeerde contacten te leggen met de Nederlandse ‘maoïsten’, zo herinnert Amsterdammer Chris Bisschot zich, en deed daarbij alsof hij onderdeel was van de zogenoemde Kameradengroep. ‘Eigenlijk was Boevé de enige die wij ooit zagen van die Kameraden. Hij probeerde altijd een hoop aan de weet te komen over het doen en laten van anderen. Maar je moest hem niets vragen over zijn eigen bezigheden, want daar zei hij toch niets over. Bovendien bleef hij intensieve contacten houden met vooraanstaand CPN’er Joop Wolff. Dat vonden we natuurlijk een beetje vreemd, omdat CPN’ers over het algemeen niets met ons te maken wilden hebben.’

De vroegere strijdmakkers van Schrevel en Monjé, die helaas beiden overleden zijn, weten te vertellen dat ook de Rotterdammers benaderd werden door Boevé. Zoals huidig SP-wethouder in Nijmegen, Hans van Hooft. Hij maakte eind jaren zestig kennis met Monjé en herinnert zich dat deze niets te maken wilde hebben met Boevé en zijn Marxistisch-Leninistische Partij Nederland (MLPN): ‘Daan vertrouwde die gasten voor geen cent. Wanneer ze hem opzochten vroeg hij hen altijd of ze mee gingen colporteren. Dat was een soort reinigingsmiddel. Als ze lopen, doen ze geen kwaad . Maar dat wilden ze natuurlijk niet.’

IJverig infiltrant

Ofschoon Boevé dus niet overal een welkome gast was, kwam de BVD genoeg te weten van de ‘maoïsten’ om te beseffen, dat zij een tegenwicht tegen de CPN zouden kunnen vormen. Daarom besloot de dienst de grootste groep, het MLC, actief te steunen in haar streven naar landelijke eenheid. Aanvankelijk slaagde de Rotterdamse groep er, vooral dankzij de tegenstand van De Rode Vlag, niet in een doorbraak naar Amsterdam te bewerkstelligen. De Amsterdamse afdeling van het MLC kwam pas van de grond, nadat zich daar rond 1967 uit eigener beweging de jonge, maar ijverige, Peter Moen aanmeldde. Als eerste Amsterdamse lid, werd Moen direct afdelingsvoorzitter van het MLC. In werkelijkheid was hij een geheim agent van de BVD.

Nico Schrevel vertelde NRC-redacteur Tom-Jan Meeus hierover achteraf: ‘Ik kan er niet omheen. De man was invloedrijk, iedereen vertrouwde hem. Hij werkte zich uit de naad en we dankten Amsterdam aan hem.’ Bij het eerste ‘landelijk congres’ van het MLC in 1968 werd Moen in het centraal bestuur gekozen en kreeg de administratie van het partijblad De Rode Tribune in handen. Een aantal maanden later kwam de waarheid aan het licht: Peter Moen werkte voor de politieke recherche. Schrevel: ‘We hadden dat op een zeker moment vastgesteld. We achterhaalden dat je hem op een bepaald nummer op het politiebureau kon bellen. Dan kregen we hem aan de lijn. We hadden ook zijn kamernummer op het bureau.’

Hoewel de ingreep van de BVD al snel verijdeld werd, droeg de dienst toch bij tot het succes van het MLC en daarmee ook tot een geslaagde start van de SP. Na de doorbraak van het MLC naar Amsterdam, nam de groep de naam Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland marxistisch-leninistisch (KEN) aan. De KEN zocht en kreeg aansluiting bij jongeren, bijvoorbeeld door filmavonden te organiseren met kritische documentaires. De documentaires werden vaak aangeleverd door Ad van Praag, die zich al eerder had aangesloten bij de Amsterdamse afdeling onder Moen. De jongeren werden binnen de KEN gestimuleerd om via allerlei ‘massaorganisaties’ concrete verbeteringen te brengen in de woon- en werkomstandigheden van mensen. De KEN kreeg in 1970 landelijke bekendheid, doordat zij een belangrijke rol speelde in een wilde Rotterdamse staking. Woordvoerder van deze staking was Wouter ter Braake, die eerder ook lid was geworden in Amsterdam . De Chinezen drukten hun enthousiasme over de successen uit in een financiële steunbetuiging van enkele tienduizenden dollars. Een deel van de KEN had echter moeite met de snelle ontwikkelingen. De scheuring die toen ontstond, maakte de weg vrij voor het merendeel van de oude KEN’ers om in 1972 onder leiding van Daan Monjé de SP op te richten.

Dubbele agenda

Hoewel de SP zich voornamelijk bezighield met praktische verbeteringen in de levens van mensen, verloor de BVD haar interesse voor de toen nog revolutionaire partij niet. Dit bevestigt Koos van Zomeren, die begin jaren zeventig samen met Monjé en Van Hooft het dagelijks bestuur van de SP vormde. ‘Wij waren ervan overtuigd dat we stevig in de gaten gehouden werden.’ Toen hij al jaren uit de partij vertrokken was, leverde zijn vader hem daar een overtuigend bewijs van. Als militair behandelde Van Zomeren senior verscheidene postzaken bij Defensie. In het begin van de jaren zeventig kreeg hij een zeer gedetailleerd verslag onder ogen van het oprichtingscongres van de SP, waarbij ook de verkiezing van zijn zoon werd vermeld. Koos van Zomeren nu: ‘Bij dat congres waren zo’n 110 mensen aanwezig. Allemaal leden. Buitenstaanders werden niet toegelaten.’ Eén van hen had dus een dubbele agenda.

Werkelijke invloed heeft de BVD nooit gehad in de SP. De SP’ers zelf probeerden zich niet van de wijs te laten brengen door het idee dat sommigen van hen infiltranten waren. Daarbij was de rol van Daan Monjé van essentieel belang, aldus Koos van Zomeren: ‘Kijk, je kunt over Daan een hoop zeggen, maar hij had een nuchter boerenverstand. Als je je hoofd op hol laat brengen door geruchten over de BVD, dan krijgen ze hoe dan ook hun zin, zei hij altijd. Alle leden moesten gewoon zo hard werken, dat degenen die de boel wilden verraden in ieder geval ook een hoop goed werk deden.’

Waarschijnlijk heeft de BVD op een gegeven moment ook niet meer de behoefte gevoeld om de SP te steunen (of tegen te werken). Zoals het wel had gedaan met diens voorgangers, in de ‘bestrijding’ van het nationale communisme. Zelfs nadat de SP de CPN (die was opgegaan en verdampt in GroenLinks) had overleefd, werd er geen ‘nieuwe dreiging’ in herkend. Kennelijk, omdat de partij het ’maoïstische’ idee van een revolutie steeds minder bruikbaar achtte in het ‘gevecht’ voor sociale vooruitgang en het begrip zelfs had laten vallen.

Vandaag kennen we geen omvangrijke revolutionaire organisatie meer, die op communistische leest is geschoeid. De SP daarentegen behoort tot de grootste – en meest actieve – Nederlandse partijen. Een win-win situatie zouden we bijna zeggen. Voor de BVD én voor de SP.

Inhoud