publicatie

SP Tribune 12/2004 :: Als leven overleven wordt: armoede in Nederland

Tribune 17 december 2004

Armoede is helaas ook een onderdeel van de Nederlandse cultuur

Als leven overleven wordt!

Elf procent van de Nederlandse huishoudens leeft onder de laagste inkomensgrens. Zaken als nieuwe kleding of zelfs een warme maaltijd zijn voor velen van hen een onbetaalbare weelde geworden. Wekelijks zijn zeker 2500 gezinnen aangewezen op een gratis voedselpakket. Zij maken zich op voor een eenzame kerst. ‘Waar moet ik geld voor een boom vandaan halen?’

Tekst: Ronald Kennedy

Foto's: Joost van den Broek/HH en Wim Herstel

Vier euro. Dat is wat Ad van Camerijk (49) uit het Rotterdamse Hoogvliet dagelijks kan besteden. ‘Daarvan moet ik twee monden voeden,’ zegt hij vanuit zijn rolstoel. Van Camerijk is langdurig arbeidsongeschikt en woont samen met zijn studerende zoon. ‘Alle dingen die het leven wat extra inhoud geven zijn verdwenen. Leven is overleven geworden.’ Kerst viert hij niet. ‘Waar moet ik het geld voor een boom vandaan halen? Laat staan dat ik cadeaus kan kopen.’

Het is koud en donker in zijn flatje. Overal staan lampen, maar er zitten geen bolletjes in. ‘Zelfs die dingen kan ik niet betalen. Wat de gemiddelde Nederlander als normaal beschouwt, is voor mij onbetaalbaar,’ verzucht hij. Aftershave, sokken, CD’s, schoenen, bibliotheekpas, strippenkaart en ook vlees; het zijn stuk voor stuk luxeartikelen geworden voor Ad van Camerijk.

En hij staat er niet alleen voor. Volgens het CBS kon in 2003 ongeveer 4 procent van de Nederlandse huishoudens zich niet om de dag een warme maaltijd veroorloven. Onder eenoudergezinnen was dit zelfs 15 procent. Pakweg 63 procent van hen was niet in staat versleten meubelen te vervangen. Voor de helft van de eenoudergezinnen was het onmogelijk regelmatig nieuwe kleding aan te schaffen…! Sinds midden jaren ’90 nam het aantal arme gezinnen jaarlijks af, maar vanaf 2003 is er weer een stijging te bespeuren. Het Sociaal en Cultureel Planbureau schat dat ongeveer 11 procent van alle huishoudens dit jaar onder het sociale minimum leeft: een jaar­inkomen van € 8800 voor alleenstaanden en € 14.400 voor gezinnen met twee kinderen.

Ad van Camerijk leeft van de bijstand. ‘Die is net niet genoeg om van te leven, maar net niet te weinig om van dood te gaan,’ stelt hij nuchter vast. De stijging van huurprijzen en elektriciteitskosten beziet hij met angst en beven. ‘Daar ben ik niet tegen op­ge­wassen.’ Dit jaar werd zijn zoon 18. Dus veranderde de status van Van Camerijk wettelijk van alleenstaande ouder naar alleenstaande. ‘Mijn jongen wordt nu geacht zelf zijn inkomsten te regelen. Ik wil hem juist thuis laten studeren, om hem wat zorgen te ontnemen. Als dank word ik ervoor gestraft.’

‘Als je door de supermarkt loopt heb je soms opeens trek in corned beef, maar door de prijs leg je het al snel terug’

Hij laat de afschriften zien van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Na aftrek van huur en elektriciteit hield hij in februari 2002 nog € 520,30 over. In mei 2004 was dit toch al niet fantastische totaal gedaald tot slechts € 340,78. ‘Daar moeten de verzekeringen en andere kosten nog van af. Die tweehonderd euro minder hakt er dus stevig in!’

Arm zijn vergt een andere manier van denken, is zijn ervaring. ‘Als je door de supermarkt loopt heb je soms opeens trek in corned beef, maar door de prijs leg je het al snel terug. Dan maar weer boterhamworst. Je kijkt naar wat je nodig hebt om de dag door te komen. Extraatjes zitten er niet bij. Soms voel ik me haast schuldig als ik mijn shagje rook of een biertje drink.’

Veel van zijn tweedehandse bezittingen heeft Van Camerijk aan vrijgevigheid te danken. Zijn wijsvinger maakt een rondje door de krappe woonkamer. ‘Die televisie heb ik van een vriend, de eettafel komt van mijn ouders en de computer van een kennis. Daar ben ik heel blij mee, maar als de koelkast het begeeft heb ik een groot probleem. De wet Bijzondere bijstand is er ook al niet meer.’

Arm en toch internet? ‘Ja, dat kost een vast bedrag per maand. Een vaste telefoonlijn is duurder en die is dus afgesloten. Mijn mobieltje heb ik alleen om gebeld te worden, maar beltegoed heb ik niet. Al mijn communicatie gaat nu via e-mail en mijn zoon heeft die pc hard nodig voor zijn studie.’

Terwijl een deel van de bevolking in armoede leeft, wordt er nogal wat eten verspild in Nederland . Supermarkten vernietigen jaarlijks naar schatting 70 miljoen kilo consumeerbaar voedsel. Gewoon, omdat het bijvoorbeeld in een promotieverpakking zit voor het of andere wereldkampioenschap dat al is afgelopen, of omdat de houdbaarheidsdatum nadert.

Het Rotterdamse echtpaar Sjaak en Clara Sies richtte daarom twee jaar geleden de stichting Voedselbank op. Jaarlijks redden zij 1 miljoen euro aan etenswaren en geven dat aan degenen die daar het hardst om verlegen zitten.

Alleen al in de regio Rijnmond ontvangen 850 gezinnen via deze stichting wekelijks een pakket. Landelijk ligt het aantal op 2500 huishoudens. ‘Het is wrang dat ons initiatief zo broodnodig blijkt te zijn,’ zegt Clara Sies. ‘En het wordt er echt niet beter op met dit harde regeringsbeleid.’

Reorganisaties, faillissementen en bureaucratie eisen bovendien hun tol. ‘Zes tot acht maanden wachten op een beslissing van een uitkeringsinstantie is geen uitzondering meer,’ weet Sies. ‘Niet iedereen heeft genoeg reserves om die tijd door te komen.’ Hierdoor lopen volgens haar armere gezinnen eerder in de ‘fuik’ van kredietbedrijven, waardoor hun schulden snel stijgen.

Nederland is pas het veertiende land met een voedselbank. Frankrijk begon daar in 1984 al mee. Volgens Sies komt dat omdat armoede te lang is ontkend. ‘Hier hoef je geen honger te lijden,’ was de gedachte. De realiteit is anders. ‘Laatst hoorden we van een gezin dat twee weken lang op rijst en crackers had geleefd. Het zijn geen uitzonderingen meer, helaas. Armoede is een onderdeel van de Nederlandse cultuur geworden.’

‘Bij iedere Miljoenennota weet je: verdomme, volgend jaar wordt nóg moeilijker. Ik ben zo moe van het knokken tegen die storm’

Ook Van Camerijk ontvangt wekelijks een pakket van de Voedselbank. ‘Van binnen voel je diepe vernedering, maar ook dankbaarheid,’ zegt hij wijzend op zijn borst. ‘Toen ik voor het eerst zo’n voedselpakket ging ophalen, zat ik vol zelfmedelijden. Oh, wat was ik zielig. Want ík leefde onder het bestaansminimum. Totdat ik zag dat er meer lotgenoten waren, dan krijg je een gevoel van solidariteit.’

Hij protesteerde vanuit zijn rolstoel in Rotterdam, Amsterdam en Den Haag tegen het kabinetsbeleid. Met name de aangekondigde no-claimregeling in het ziekenfonds baart hem, als gehandicapte, zorgen. ‘Het voelde alsof de grond onder mijn voeten verdween.’ Jaarlijks kijkt Van Camerijk gespannen naar de presentatie van de Miljoenennota op Prinsjesdag. ‘Je hoopt steeds dat je meer ademruimte krijgt. Dan zie je die miljoenen voorbij schuiven en hoor je dat we er wéér op achteruit gaan,’ zegt hij wijzend naar zijn oude tv-toestelletje. ‘Je weet dan: verdomme, volgend jaar wordt nóg moeilijker. Ik ben zo moe van het knokken tegen die storm,’ zegt hij strak voor zich uit kijkend. ‘De bewindslieden hebben geen idee wat het is om elke eurocent te moeten omdraaien. Mensen leven in armoede, maar voor kruisraketten is wel geld. Ik snap dat echt niet.’

Tijdens een Europees congres in november verzekerde minister De Geus van SoZaWe: ‘Het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting blijft hoog op onze agenda staan.’ Met als belangrijkste instrument: werk dat loont. Daags daarna maakte het CBS bekend dat de werkloosheid boven de 6 procent was uitgekomen. In zijn antwoord op Kamervragen in juni ontkende De Geus stellig dat ouderen in problemen geraken door een te laag inkomen. ‘De hoogte van de AOW in Nederland is iets waar we trots op kunnen zijn,’ vindt de minister.

De Voedselbank constateert wel degelijk veel stille armoede, ook onder ouderen. ‘Ze zijn vaak te trots om hulp te vragen,’ weet Sies. ‘Laatst hadden we een 81-jarige meneer uit Schiedam aan de telefoon. Die man heeft zijn hele leven gewerkt om Nederland op te bouwen. Nu kwijnt hij weg met een AOW-tje. Huilend gaf hij toe dat hij het daarmee niet meer redde. Met moeite schraapte hij één keer per week een warme maaltijd bij elkaar. Daar zakt je broek toch van af?’

Sies benadrukt dat iedereen arm kan worden. ‘Er komen hier ook mensen met een titel, die ooit een goede job hebben gehad. Nadat ze failliet zijn gegaan of hun werkgever gereorganiseerd is, staan ze op straat. Langzaam maar zeker raken ze dieper in de sores. Armoede treft echt niet alleen ongeschoolden, allochtonen en schlemielen.’

In de grote steden bedraagt het aantal mensen onder de laagste inkomensgrens minstens 15 procent, meldt de Armoedemonitor 2003 van het SCP. Rotterdam voert de lijst aan met 22 procent. Het grote aandeel niet-westerse allochtonen en het aantal uitkeringsgerechtigden is hier debet aan, schrijft de Monitor.

‘Natuurlijk is het zo dat anderen mijn bijstand bekostigen. Maar ik heb er niet om gevraagd aan een rolstoel gekluisterd te zijn?’

Door de buitenwereld, maar ook dankzij de landelijke politiek, is het beeld ontstaan van de bijstand als hangmat. Bijstandstrekkers worden regelmatig voor fraudeurs, zwartwerkers en profiteurs uitgemaakt. ‘Als je arm bent, zul je het wel verdiend hebben.’

Van Camerijk hoort deze geluiden regelmatig. Hij relativeert: ‘Natuurlijk is het zo dat anderen werken om mijn bijstand te bekostigen. Maar ik heb er toch niet om gevraagd om in de bijstand te zitten, of aan een rolstoel gekluisterd te zijn?’

Hij leegt vervolgens zijn portemonnee op tafel. ‘Hier moet ik nog een week mee rondkomen.’ Voor hem liggen een briefje van tien en een paar muntjes. ‘Een uitkering heb je vooral om je rekeningen te betalen. Je houdt niks voor jezelf over. Hoe kun je dat dan profiteren noemen?’

‘Honderden’ sollicitatiebrieven heeft Van Camerijk verstuurd. Het kostte hem stapels postzegels en enveloppen, maar vooral zelfvertrouwen. ‘Er knakt iets na zoveel afwijzingen,’ zegt hij. Liefst 27 jaar zit hij nu werkloos thuis, nadat hij werd afgekeurd voor werk in de zorg. ‘Hoe langer je uit het proces ligt, des te meer het gaat knagen.’ Dan, quasi grappend: ‘Als ik een knappe meid van 25 was geweest, was ik nu pornoster geworden… Echt waar, je bedenkt alles om uit die misère te ontsnappen. Maar ik kan het niet.’ Hij houdt het op vrijwilligerswerk voor onder andere de plaatselijke krant.

‘De werkelijkheid is dat als je iets mankeert, werkgevers je niet moeten. Het bedrijfsleven wil toch zoveel mogelijk risico’s uitsluiten’

Het UWV belooft in reclamespotjes gouden bergen voor arbeidsongeschikten. Werkgevers die gehandicapten in dienst nemen krijgen volgens de wet Reïntegratie Arbeidsongeschikten (REA) premievoordelen. ‘Mooie woorden,’ oordeelt Van Camerijk. ‘De werkelijkheid is dat als je iets mankeert, werkgevers je niet moeten. Het bedrijfsleven wil toch zoveel mogelijk risico’s uitsluiten.’ Dat vermoeden wordt bevestigd door onderzoeken van de Rekenkamer en TNO: reïntegratie werkt nauwelijks.

In een baan zoekt Van Camerijk vooral ‘bevestiging’. ‘Ik wil echt niet voortdurend een schouderklopje, maar als je omgang hebt met collega’s hoor je ergens bij. Dat gevoel mis ik. Met een baan sta je weer midden in het leven. Nu voel ik me vaak een teveelling.

Van Camerijk beschrijft de maatschappij beeldend met een metafoor van een sneltrein. ‘De regering bedient de locomotief, in de eerste klas rijden de werkgevers en andere bestuurders mee. Helemaal achterin bungelen de uitkeringstrekkers en de armen. Het voelt alsof ik met een harde klap tussen de rails ben gevallen,’ gebaart hij met een plofgeluid. ‘In de verte zie ik de trein aan de horizon verdwijnen.’

Op weg naar het kantoor van het Maatschappelijk Werk, om het voedselpakket op te halen, praat Van Camerijk openhartig over het sociale isolement dat armoede met zich meebrengt. ‘Mijn zoon weigerde tijdens zijn puberteit te accepteren dat we arm waren,’ herinnert hij zich. ‘Er kwamen nooit vriendjes over de vloer. Mijn kind schaamde zich voor onze leefsituatie. En dat doet pijn. ‘Sinds zijn uitkering gekort is, zijn ook zijn sociale contacten afgenomen. ‘Ik ging wel eens naar het partycentrum voor een borreltje, maar dat kan nu echt niet meer. Je bent geneigd je helemaal terug te trekken. Verbitterd en depressief. Je doet zo je best en toch kun je niet rondkomen. Ik heb zelfs een cursus budgetteren gevolgd. Maar meer bezuinigen kan ik écht niet. En ik heb toch geen leningen afgesloten of extravagante uitgaven gedaan.’

‘Als persoon ben ik bijna failliet verklaard. Je moet wel positief blijven. Als je jezelf niet opkalefatert, draai je helemaal door.’

Het is vrijdagmiddag. In de hal van het Maatschappelijk Werk in Hoogvliet staan een twintigtal voedselpakketten opgesteld. Schuchter komen armlastigen uit de omgeving hier binnen. Een jonge moeder schuift voorbij met haar kindje aan de arm, gevolgd door een wat oudere man. Zwijgend vullen ze hun boodschappentassen.

Een van de mensen in de rij is Anita Cardinaal (39). Achter de goedlachse vrouw schuilt een treurig relaas. Tijdens haar eerste zwangerschap verloor ze haar kind. Haar overspannen echtgenoot en zij hadden beiden schulden uit een vorig huwelijk. Zoveel, dat ze inmiddels onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen valt. ‘Ik ben als persoon bijna failliet verklaard,’ zegt ze met een maskerende glimlach. ‘Je moet wel positief blijven. Als je jezelf niet opkalefatert, draai je helemaal door.’

Cardinaal heeft twee jonge kinderen, een zoontje van drie en een dochtertje van vier. Trots laat ze de pasfotootjes zien. ‘Ik ben hier voor hen,’ zegt ze. ‘Want ik kon mijn kinderen simpelweg niet meer te eten geven.’

Sinds ze in 2000 in de bijstand belandde is ze snel afgevallen, van 137 naar 98 kilo. ‘En echt niet omdat ik zo graag wilde lijnen,’ grapt Cardinaal. De moeder kampt met slapeloze nachten, constant piekerend over de dag van morgen. ‘Ik krijg geen rust in mijn kop,’ zegt ze bijna radeloos. ‘Vannacht viel ik om vier uur in slaap, om zes uur waren de kinderen wakker. Dat is behoorlijk stressvol.’

Toen Cardinaal zwanger werd van haar eerste kind, raadde haar begeleider haar aan om de baby te laten ‘weghalen’. ‘En dat terwijl ik vijftien jaar tevergeefs had geprobeerd om zwanger te worden! Dat geeft wel een beetje aan hoe er over arme mensen gedacht wordt in dit land.’

Door haar leefsituatie dreigen zelfs haar kinderen afgenomen te worden. ‘En ik heb echt alles voor ze over. Als ik minder moet eten om mijn kinderen een betere toekomst te geven, doe ik dat. Ik knok dagelijks voor ze.’

Sinterklaas en Kerst zijn een moeilijke tijd voor bijstandsmoeders. ‘Ik heb voor zo’n 80 eurocent in hun schoentje kunnen doen, meer kon ik gewoon niet missen,’ bekent Cardinaal mistroostig. ‘Ik ben blij dat ze in ieder geval op school een cadeautje krijgen. Al zou ik ze het liefst zelf wat geven, natuurlijk.’

Cardinaal draagt geen sokken in haar schoenen, een overbodige luxe vindt ze. Ze lijkt alle prijzen van de discounters uit haar hoofd te kennen, maar alleen de koopjes ijn aan haar besteed. ‘Ik wil mijn kinderen wel vlees geven, maar meer dan diepvriesgehakt wordt het nooit.’ Kleding kopen zit er niet meer in, zeker niet na de invoering van de euro. ‘Dat was op z’n Hollands gezegd zwaar klote, zeker als je het al met minder geld moet doen,’ vindt ze. ‘En als je dan hoort dat enkele hoge heren weer zoveel procent salaris erbij krijgen, word je woedend van binnen. Want zij kunnen het vast beter missen dan wij.’

‘Op verjaardagen kunnen mijn kinderen niet dezelfde dure snoepjes trakteren als klasgenootjes. Als moeder doet dat pijn’

De kloof tussen arm en rijk wordt steeds groter in Nederland. De werkgroep Arme Kant van Nederland (van onder andere de Raad van Kerken) onderzocht in 2002 de inkomensongelijkheid in ons land. Hierin werd vastgesteld dat de rijkste 5 procent van de Nederlandse bevolking 50 procent van het totale privé-vermogen bezit. Terwijl de armste 75 procent slechts 13 procent van de taart krijgt. ‘Deze verdeling wordt elk jaar onevenwichtiger,’ concludeert het rapport.

Cardinaal vreest de toenemende armoedekloof. ‘Mijn kinderen zijn nu nog te jong, maar straks worden ze uitgelachen omdat ze goedkope kleren dragen. En op verjaardagen kunnen ze niet dezelfde dure snoepjes trakteren als hun klasgenootjes. Het doet zo ongelooflijk veel pijn als moeder dat je kind niet mee kan doen.’

Ook Cardinaal ervaart een sociaal isolement. ‘Ik ga bijna nergens meer heen, want alles kost geld. Als je vertelt dat je elke week een voedselpakket ophaalt, krijg je afkeurende blikken,’ stelt ze. ‘Je zit soms hele dagen thuis. Ik heb hierdoor flink in de put gezeten, dat kan ik je wel vertellen.’

Op de terugweg is Van Camerijk onkarakteristiek stil. Het eten zit in een mandje aan zijn rolstoel en in een linnen tas. ‘Die armoede grijpt je soms echt naar de strot, weet je dat?’ Hij maakt een wurgbeweging naar zijn hals. ‘Op sommige vrijdagen ga ik gelijk naar mijn kamer. Janken.’ Thuisgekomen stalt hij de maaltijden van de komende week uit op de eettafel: een paar tomaatjes, wortels, bloemkool, twee paprika’s en Chinese kool. Als extraatje zijn er deze week roomsoesjes. ‘Chinese kool is best lekker, maar ik eet het nu al drie weken,’ zegt Van Camerijk lachend. ‘Begrijp me niet verkeerd, ik ben ontzettend blij dat deze hulp er is. Alleen zou je soms wat meer vrijheid willen hebben. Armoede is misschien wel het gebrek aan keuze in je eigen leven.’

Inhoud