publicatie

SP Tribune 11/2004: Interview met Sander de Kramer: SOS Rotterdam

Tribune 17 december 2004

Sander de Kramer Ooit was Rotterdam een stad van nuchtere werkers. Sinds kort geniet de havenstad echter vooral faam als broedplaats van de vreemdste voorstellen: van krekelzang in de strijd tegen criminelen tot een fluitverbod op het Centraal Station. Schrijver, journalist en hoofdredacteur van het Straatmagazine, Sander de Kramer, bundelde ze in zijn nieuwste boek SOS Rotterdam. Een gesprek over humor als middel om je doel te bereiken, over Rotterdam en over de heersende clichés over dakloosheid.

Tekst Wim Herstel Foto Gonnie Sluijs

‘Met steeds weer tranentrekkende verhalen over daklozen breng je mensen aan de Prozac’

De verhalen in je nieuwe boek zijn vooral hilarisch. Toch hebben ze een uiterst serieuze ondertoon. Ook de titel SOS Rotterdam verraadt dat.

‘Ja, dat klopt. Dat is een formule die ik graag nastreef in alles wat ik doe. Je bereikt veel meer mensen als je serieuze zaken brengt met een vleugje humor. Als ik de onderwerpen uit dit boekje alleen maar droog en serieus had neergezet, dan was het kringetje van lezers veel en veel kleiner geweest. Daarom gebruik ik ook echte volkstaal. Die wordt begrepen.’

De onderwerpen in je boek zijn bijna absurd te noemen. Hoe kom je daar op of hoe loop je er tegenaan?

‘Je zou kunnen zeggen dat ik door de jaren heen een echte neus heb gekregen voor absurditeiten. Ik ben er ook op gespitst. Als ik op de radio bijvoorbeeld een gek of zelfs een absurd onderwerp hoor, dan stop ik elk gesprek. Dan moet ik daar alles van weten. Uiteindelijk belanden ze dan in mijn boek.’

En ze zijn vaak uiterst serieus bedoeld deze plannen. Neem het voorstel van de Groet­zone.

‘Dat is nog wel een sympathiek plan. Die staat erin omdat het toch wel een dubieuze wereldprimeur is. Maar ik zie het eerlijk gezegd niet gebeuren dat mevrouw De Vries vriendelijk gedag gaat zwaaien naar de overbuurvrouw die ze een avond daarvoor in rare posities heeft gezien met meneer De Vries. Alleen ben ik met dit Rotterdams college weer zo bang dat ze met het idee aan de haal gaan en vervolgens lachzones gaan introduceren of het begrip preventief kietelen.’

Wanneer ga jij je ergeren aan dit soort voorstellen, waar ze in Rotterdam de laatste jaren patent op schijnen te hebben?

‘Waar ik me echt aan stoor, is dat ze hier overal legertermen aan geven zoals Stadsmariniers! Maar ook als er een initiatief is om in Bospolder de wijk een beetje op te knappen en gezellig te maken, dan noemen ze het Het Groene Leger, The Green Guerrilla. Nou, daar kan ik met m’n hoofd echt niet bij. Gaan we hier in openbare rupsvoertuigen rijden in plaats van bussen en trams en heet de Koopgoot over een paar jaar Kooploopgraaf? Daar moet ik toch niet aan denken zeg!’

Maar jij zet deze irritatie dan om in humor. Je wilt niet de azijnpisser van Rotterdam genoemd worden.

Precies, als ik dat zou doen, dan bereik ik alleen een klein groepje mede-azijnzeikers en dat is de bedoeling natuurlijk niet. Ik heb ook gemerkt dat mijn methode werkt. Dat merkte ik al bij mijn eerste boek Steppen op één been, een boek over dakloosheid en het straatleven. Het onderwerp is natuurlijk hard en vaak wrang, maar door er veel humor in te stoppen wordt de boodschap ook veel duidelijker.’

Je bent nou tien jaar hoofdredacteur van de Straatkrant. Welke boodschap wil jij nog brengen?

‘Er is nog zo veel onbegrip over dakloosheid en er zijn nog zo veel misverstanden over deze groep. In de publieke opinie heerst nog steeds een houding van in Nederland is het je eigen stomme rotschuld als je dakloos wordt. Daarom is het zo ontzettend belangrijk om met de Straatkrant, maar ook met boekjes en columns een zo groot mogelijk publiek te bereiken en dat beeld proberen te veranderen. En nogmaals, humor is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Er zijn in Nederland ook Straatkranten ten onder gegaan aan het steeds maar weer publiceren van tranentrekkende verhalen. Daar breng je mensen mee aan de Prozac. Mensen willen ook leuke interviews lezen en human interest-verhalen. Die balans is erg belangrijk.’

Het begrip Straatkrant is nu ingeburgerd. Heb je het idee dat er ook iets mee bereikt is?

‘Absoluut! Niet alleen heeft de Straatkrant een grote groep vaste lezers, ook is er een belangrijke brug geslagen tussen daklozen en de rest van de samenleving. Er is sociaal contact gekomen tussen deze twee groepen. Dat is een belangrijk begin om het onbegrip te doen verdwijnen. Als mensen weten dat de straatkrantverkoper bij de supermarkt zijn vrouw en kind heeft verloren, krijgt hij een gezicht. Veel van de verkopers zijn ook een soort knuffelzwerver geworden door de opkomst van de Straatkrant.’

Wat heeft het de verkopers van de Straatkrant zelf opgeleverd?

‘Die hebben een dagbesteding gekregen en het gevoel dat ze meedoen aan de maatschappij. Ze werken, ze staan met die krant bij de supermarkt en ze doen wat voor hun geld. Er zijn er bij die echt pissig worden als ze geld krijgen en mensen hun krant niet hoeven. Dan hebben ze zoiets van ik ben toch geen bedelaar! Als mensen werken voor hun geld geven het ze heel vaak ook anders uit dan bij geld van een kraak of bedelgeld. Dat belandt meestal rechtstreeks in neus of slokdarm.’

Toch is de groep van deze verkopers maar een onderdeel van de grote groep daklozen in Nederland . In de grote steden zie je nog steeds het aantal bedelaars groeien.

‘En aan de andere kant zie je van de overheid een steeds hardere aanpak van deze groep. Ik vind dit echt onvoorstelbaar. Dat gebeurt ook nog allemaal met het argument dat de stad dan veiliger wordt. Mensen die eerlijk om een euro vragen worden van het straatbeeld verjaagd in het kader van overlastvermindering. Dan ben je echt dom bezig. Die zorgen echt wel dat ze op een andere manier aan hun euro komen. Ook is het niet waar dat alle vroegere bedelaars nu straatkrantverkoper zijn. Sommigen hebben daar eenvoudigweg de discipline niet voor. Die groep gaat gewoon weer autoradiootjes pakken. Ik heb toch echt liever dat ze eerlijk om wat geld vragen dan dat ze er met de handtas van tante Bep van vierentachtig vandoor gaan.’

Daar vestig jij dan de aandacht op in columns en boekjes en ook Carrie in Rotterdam doet dat op haar eigen manier. Maar wat levert het op?

‘Enerzijds zie je dat we een groot publiek bereiken, waardoor er beetje bij beetje meer begrip is gekomen. Maar ik moet ook constateren dat het beleid van de gemeente Rotterdam keihard doordendert. Het is allemaal repressief. Ik ben erg dubbel in mijn mening over dit college in Rotterdam. Het goeie is dat wat ze vandaag bedenken, morgen al uitgevoerd moet worden. Dat vind ik goed. Maar aan de andere kant zijn het natuurlijk erg rare onervaren snuiters die over elkaar heen rollen met hilarische voorstellen en maffe plannen. Daarbij komt ook dat alle meer ervaren politici in Rotterdam mee zijn gaan doen aan deze tendens. Neem nou Sjaak van der Tak met zijn plan voor invalidenkarretjeskilometerstandcontroleurs. Rot op zeg! Hoe krijg je het verzonnen in het Europese jaar van de gehandicapten. Dan ben je een grote hoor!’

Je verraste veel mensen vorig jaar met de mededeling dat je wilde stoppen als hoofdredacteur van de Straatkrant. Hoe kwam dat zo opeens?

‘Dat was vlak na het wereldkampioenschap voetballen voor daklozen. Ik zat er toen even serieus doorheen. Het was een full-time baan naast mijn eigen werk. En het bracht ook veel spanningen mee. Ik ging met acht van die dakloze jongens op stap naar Oostenrijk en daar zat ook nog een voorbereiding van zeven maanden aan vast. Vooral het idee dat deze kans de ultieme manier was om af te rekenen met taboes en clichés. Acht dakloze jongens die de strijd aangaan met teams uit de hele wereld! Dan wil ik een groot publiek bereiken, dan wil ik op V8 en alle andere publiekszenders. Het was een beetje hetzelfde als de keuze die ik had om columns te schrijven voor Trouw of De Telegraaf. Nou, dan is mijn keuze snel gemaakt. Bij De Telegraaf valt natuurlijk veel meer te halen. Daar kun je mensen nog kneden. Met dat voetbal wilde ik dat ook. Ik wilde een beeld neerzetten van acht goed getrainde, goed uitziende gasten die het Nederlands elftal vertegenwoordigden. Dat is ook allemaal gelukt, maar de spanning en de druk waren zo groot dat ik na afloop heb gezegd, dat het wel eens tijd werd dat iemand anders het zou overnemen. We hadden ook iemand, maar die haakte na een paar weken al af. Het duurt ook heel lang voordat je het vertrouwen hebt van deze groep. En het is voor deze groep ook wel belangrijk dat er iemand zit die op een vlotte manier naar buiten treedt. Vaak zijn woordvoerders toch geitenwollen­sokken-figuren die een kopje dillethee zetten en een biologisch koekje erbij eten, klokslag tien voor vier. Zo werkt dat niet! Toen heb ik gezegd dat ik nog wel door wilde gaan. Wel heb ik afgesproken dat ik het iets kalmer aan kan doen en is er een journalist bijgekomen.’

De publiciteit rondom dat WK-voetbal voor daklozen werd misschien nog wel veel groter dan je ooit gedacht had ?

‘Nogal. Dat kwam natuurlijk in de eerste plaats omdat die gasten zo ontzettend goed presteerden. Daarom bleef de publiciteit ook niet beperkt tot V8 enzo, maar kwamen er ook reportages op Netwerk, CNN en Globo uit Brazilië. Die jongens hebben daardoor de gelegenheid gekregen om hun verhaal te vertellen en ze deden dat zo goed! Nog steeds krijg ik daar reacties op.’

Acht dakloze jongens voor even op een podium. Hoe is het daarna met ze afgelopen?

Met vijf van die jongens is het hartstikke goed afgelopen. Die hebben een baan en een huisje. Bij de andere jongens is de drugsproblematiek toch weer op gaan spelen. Dat zie je natuurlijk vaak, het is een kwestie van vallen en weer opstaan.’

Ook bij dat WK-voetbal maakte je gebruik van de humor om het probleem op de kaart te zetten.

Ja, tussen de hakjes en de dribbels door werd het verhaal zichtbaar. Maar ook de humor van die gasten. We speelden tegen gastland Oostenrijk. Zegt er één: Maak niet uit. Thuisvoordeel hebben ze niet, want ze hebben geen van allen een huis. Dat werd onmiddellijk opgepakt, ook toen bleek dat onze spits in de gevangenis zat. Die jongens bereikten heel Nederland opeens met hun verhaal.’

Heeft het jou veranderd? De problematiek van daklozen kan een mens ook cynisch maken.

‘Ja, het verandert je wel. Ik was eenentwintig toen ik bij de Straatkrant ging werken en het is nu tien jaar later. Cynisch ben ik er niet van geworden, maar ik was wel jong en naïef toen ik eraan begon. Toen kon ik wel onder de indruk zijn als iemand vijf euro vroeg en vertelde dat hij aan het afkicken was. Maar als dat tien keer aan je gevraagd is, dan heb je wel zoiets van: eerst zien dan geloven. Eigenlijk zijn mijn strijdlust en energie alleen maar groter geworden. Je duikt steeds dieper in de problematiek en die is veel ingewikkelder dan de meeste mensen vermoeden.’

Hoe bedoel je dat?

‘Voor de meeste mensen zijn daklozen ook gelijk verslaafden, maar in werkelijkheid is dat maar een relatief kleine groep. De snelst groeiende groep zijn de mensen met een psychiatrische achtergrond, dan heb je de groep van de aan de grond geraakte alcoholisten en drugsgebruikers en er is een relatief jonge groep van uitgeprocedeerde asielzoekers. De groep die er zelf voor gekozen heeft om te gaan zwerven, de Swiebertjes, is maar heel klein. Dan is er ook een groep van mensen met individuele complexe problemen, mensen die op allerlei manieren tegen een muur zijn gelopen. Vaak gaat het hierbij om financiële problemen, mensen die buiten de schuldhulpverlening vallen. Die komen er niet meer uit en trekken de deur achter zich dicht. Met dank aan Frits Bom, Johnny Kraaikamp junior en Martine Bijl in al die reclames van kredietverstrekkers.’

Je nieuwe boek SOS Rotterdam ligt nog maar net in de winkels en er is nu al een nieuw boek in de maak.

‘Het volgende boek is een bundeling van de meest absurde verhalen hoe mensen op straat zijn gekomen. Het is echt ongelooflijk. Ik heb soms echt moeite gehad met het uittikken en zelfs slapeloze nachten. Ik ben er nu zeven jaar mee bezig en dit boekje zie ik toch wel als een klein levenswerkje. De ultieme boodschap van dit boekje is natuurlijk, dat het jou, mij en iedereen kan overkomen.’

Kan je een tipje van de sluier oplichten?

‘Het verhaal van de politieagent, de getalenteerde amateurvoetballer, een goudhaantje. Hij werd op een gegeven moment hoofdagent in drie dorpskernen. Alles liep perfect met die man, totdat hij in een korte tijd drie absurde gebeurtenissen meemaakte. Dat begon met het verlies van zijn vrouw bij complicaties met haar zwangerschap, waarbij ook het kindje overleed. Hij pakte de draad, voor zover dat ging, weer op met hard werken. Na een paar maanden krijgt hij een melding van iemand die zich ongerust maakt over de buren, waar het nogal stil is na dagen van ruzie. Zeker in zo’n dorp valt dat natuurlijk op. Hij gaat kijken en treft twee mensen aan op bed. Blijkt het een zelfmoordpoging te zijn. Die agent zorgt ervoor dat ze met spoed naar het ziekenhuis vervoerd worden en ze overleven het. Hij gaat een dag later kijken bij die mensen en wordt vervolgens helemaal stijf gescholden. Waar hij het lef vandaan had om te beslissen over hun leven of dood. Totaal in de war verlaat hij het ziekenhuis. Vier weken later krijgt hij een melding dat er een auto met passagiers in het water ligt. Hij staat erbij als duikers de auto omhoog takelen en ziet tot zijn schrik voorin de auto dezelfde mensen van de zelfmoordpoging. Maar zijn schrik wordt nog groter als hij ziet dat er op de achterbank ook nog twee mensen zitten. Tot op de dag van vandaag denkt hij dat hij schuldig is aan moord op deze medepassagiers. Toen hij weer later ook nog getuige was van een auto-ongeluk waar een klein kind dodelijk verongelukte; hij wilde van de bestuurder het rijbewijs invorderen en die was het daar duidelijk niet mee eens. Die vond dat hij gedupeerd werd. Toen gingen alle lichten uit bij hem en hij trok zijn dienstpistool om die vent dood te schieten. Zijn collega verhindert dat en hij krijgt een half jaar verplicht verlof. In dat half jaar zit hij alleen maar thuis, doet niks en betaalt niet één rekening. Op een dag komt de deurwaarder, hij geeft zijn sleutels en loopt de deur uit.’

Sander de Kramer (31) is schrijver, journalist, columnist en hoofdredacteur van het Straatmagazine. Na zijn boek Steppen met één been, kwam kort geleden SOS Rotterdam uit en in het voorjaar volgt een nieuw boek over dakloosheid.

Inhoud