publicatie

Tribune 11/2000 Interview: Rick de Leeuw

Tribune 17 november 2000

Interview

Rick de Leeuw

Als jochie droomde Rick de Leeuw van de dag dat hij als beroemde voetballer – met een camerateam in zijn kielzog – terug zou keren op de kostschool waar hij jaren doorbracht, om te vertellen hoe het vroeger was. Die dag kwam er. Echter niet met Rick in de rol van een tweede Johan Cruijff, maar als zanger en tekstschrijver van de Tröckener Kecks. En als auteur van zijn debuutroman De laatste held, over het wel en wee van een dromerig jongetje dat zich vastklampt aan een heel andere J.C. dan de leraren op het katholieke internaat voor ogen hadden.

Tekst Christine de Vos Foto Roger Cremers

‘Muziek is eigenlijk mijn redding geweest’

‘Achteraf ben ik me pas gaan realiseren dat het heel naar was op de kostschool. Als je er middenin zit heb je daar nauwelijks erg in. Iedereen in je omgeving zit er immers op en niemand heeft het leuk. Je hebt als kind nou eenmaal heel weinig grip op gebeurtenissen. Het kwam niet eens in je op om ergens anders te willen zijn. De school was altijd aanwezig.

Er heerste een ijzeren regime. Om zeven uur op voor het studie-uur en dan pas ontbijten. Tot half vier school, om half vijf weer studie-uur. Om zes uur eten, van zeven tot kwart voor acht studie en van acht tot negen mocht je dan tafelvoetballen of tv kijken. Negen uur naar de slaapzaal, halftien licht uit. En dat iedere dag opnieuw. De leraren waren meer bezig met crowd control dan met onderwijs. Als je iedereen altijd hetzelfde laat doen, valt het direct op wanneer er eentje uit de pas loopt. In de studiezaal hadden we allemaal onze eigen plek. Was er iemand niet, dan zagen de leraren dat meteen. Wat je uitvoerde tijdens het studie-uur maakte ze geen ruk uit. Als je maar stil zat en de orde niet verstoorde.

Voetbal was alles voor mij. Voetbal is David en Goliath, het is fysiek tegen geesteskracht. Het heeft gewoon alles in zich. Een allegorie van het leven. Eigenlijk was ik geen fan van de een of andere club, maar uitsluitend van Johan Cruijff. Het zal me nog steeds een zorg zijn of PSV, Feijenoord of Ajax kampioen wordt. Het is de strijd, het is hoe ontzettend goed die ene linksbuiten of die andere spits is. Dat heeft de commercie en het grote geld nog niet weten te verpesten. Voetbal is niet de schep geld van de ene club tegen de schep geld van de andere club. Je kan een voetballer kopen – en het is belachelijk dat die gasten zoveel geld verdienen – maar het tast het wezen van het spel niet aan. Dat zit namelijk ergens anders. De duurste club van de wereld, Lazio Roma, is niet de beste club. Je kan de grootste talenten van de wereld wel kopen maar dat betekent niet dat ze ook kunnen samenwerken. Net zomin dat je ervan uit kunt gaan dat de twee mooiste mensen van de wereld automatisch een goed huwelijk hebben. Is ook onzin. Heel geruststellend voor mensen als ik.

Toen ik nog op die kostschool zat, fantaseerde ik dat ik er later, wanneer ik een beroemde voetballer was, voor één dag zou terugkeren. Met een cameraploeg. Dan zou ik een hap van het eten nemen en zeggen: ja hoor, het is nog net zo vies. Het vieze eten was dan niet meer gewoon vies, maar had ineens een functie. Daar werd het allemaal een stuk draaglijker door. Vlak nadat mijn boek uitkwam ben ik er inderdaad terug geweest. Met een cameraploeg. De kostschool was opgeheven. Er wordt nu gewoon dagonderwijs gegeven, dus de slaapzaal bestond niet meer, maar de sfeer was nog helemaal hetzelfde. Ik ging weer zacht praten en zacht lopen, want het echode nog net zo als vroeger. Het gebouw wist me weer te intimideren, het deed me klein en ondergeschikt voelen aan de school, de orde en het hogere.

Voetballen, en vooral prof worden, was iets dat ik nodig had om de fantasie van de cameraploeg werkelijkheid te kunnen laten worden. Het voetballen zelf werd steeds minder werkelijk. Als je twaalf bent en je droomt ervan om ontdekt te worden door de trainer van Ajax, dan kan dat. Maar als dat op je zestiende nog niet is gebeurd, dan weet je dat je de boot gemist hebt en je gewoon niet goed genoeg bent. Muziek was dus eigenlijk mijn redding. Ineens kon het weer – beroemd worden. Zestien is voor de muziek nog heel jong.

Toen ik nog... voetballer was, zeg maar, bestonden er voor mij maar twee categorieën mensen: voetballers en niet-voetballers. Zoals je rokers en niet-rokers hebt. Toevallig waren de rokers ook gelijk de voetballers. Jongens die op woensdagnamiddag binnen bleven om naar platen te luisteren, vond ik echte sukkels omdat ik dacht dat ze dat alleen maar deden omdat ze niet konden voetballen. Bovendien háátte ik die suffe muziek uit het midden van de jaren zeventig, die van Al Stewart of J.J. Cale, of nog erger The Eagles. Maar toen ik op 30 september ‘77 The Jam in Paradiso zag spelen, was ik op slag voor de muziek gewonnen. Dit was voetbal met gitaren en je kon er nog bij drinken ook! Voetbal, op het veld dus, was ineens iets voor mensen die The Jam nooit live hadden gezien. Dus werd ik maar popster.

Het is met de Tröckener Kecks een tijd heel lekker gegaan en toen, begin jaren negentig, een tijd helemaal niet. Onze toenmalige platenmaatschappij was er alles aan gelegen om weer een hit te scoren. Op een gegeven moment vonden we onszelf playbackend terug in een of ander televisieshow. Dat was net in de periode dat RTL 4 opkwam. Wij werden geacht in de 5 Uur Show een beetje te komen playbacken. Worstjes eten bij Joop Braakhekke en dan liegen dat je ze lekker vindt. Sukkels werden we. Het was een onmogelijke situatie. Alles wat we wilden was in een goede band spelen, goede muziek maken. Maar daarvoor schijn je aan nog een heleboel andere dingen mee te moeten doen. We konden op een gegeven moment met van alles op tv komen, behalve met onze muziek. En dat vertikten we. Het is toch belachelijk als je zelf een lied hebt geschreven, de muziek erbij hebt gemaakt, alles zelf hebt gespeeld en gezongen, dat je dan een beetje jezelf gaat staan nadoen in zo’n stomme tv studio.

Maar je moest, anders verkocht je niet.

Kan je zeggen dat dat hartstikke zielig is voor beginnende bandjes die graag willen doorbreken, maar die moeten zich dan maar afvragen of ze muziek willen maken en hun geluid willen overdragen of dat ze alleen maar beroemd willen zijn. Het is helemaal niet moeilijk om bekend te worden, als je maar meedrijft met de stroom. Als je dat wilt, prima, maar zoniet, heb dan het lef om te zeggen: stop!

Op een gegeven moment realiseerden wij ons: dit is niet meer de band waarin we willen spelen. Toen hebben we een persbericht uit laten gaan met de mededeling dat we Jaren Van Verschil niet op single zouden uitbrengen omdat het toch geen zin had. In een klap waren we ons contract kwijt. Ook bij de mensen van wie ik dacht dat ze er op zijn minst begrip voor zouden hebben is onze actie vreselijk verkeerd gevallen: collega-muzikanten en journalisten. Iedereen verklaarde ons voor gek. Van het ene op het andere moment waren we paria’s geworden. Toch sta ik nog steeds achter die actie. De manier waarop was misschien niet goed, maar de boodschap was oké: we zijn een band en geen circusact. Gelukkig is het nu veel beter. Er zijn behoorlijk wat televisieprogramma’s waarin je live kunt spelen en waar het om de muziek gaat.’

Rick de Leeuw (39) tekent al meer dan twintig jaar voor de teksten van de Nederlandse ooit-punk-band Tröckener Kecks. Na af en toe een bescheiden hitje als Met hart en ziel en enkele jaren van stilte, bracht de groep recentelijk haar – volgens recensenten – beste cd ooit uit: TK. Daarnaast produceert De Leeuw verschillende albums van The Scene. Onlangs verscheen zijn eerste boek De laatste held.

Inhoud

  • Nieuws: Het Binnenhof / Aktie / Bulletin Board

  • Column Jan Marijnissen: Van beschaving, Kok en armoede.

  • De takabsindustrie ligt onder vuur. Zware beschuldigingen – samenzwering, smokkel, manipulatie van wetenschappelijk onderzoek en marketing gericht op kinderen – vliegen Philip Morris en RJ Reynolds om de oren. De miljardenclaims stapelen zich op.

  • Rick de Leeuw, zanger en tekstschrijver van Tröckener Kecks, droomde van een carrière als tweede Johan Cruijff. Tot hij The Jam zag spelen. ‘Ik was op slag voor de muziek gewonnen. Dit was voetbal met gitaren en je kon er nog bij drinken ook!’
  • Vrede tussen Israël en de Palestijnen lijkt verder weg dan ooit. Radi Suudi van de Joods-Palestijnse Dialoog ziet een belangrijke taak voor de internationale gemeenschap: afdwingen dat Israël de bezette gebieden teruggeeft.

  • De kinderen in Nederland hebben minder speelruimte tot hun beschikking dan auto’s aan parkeerplaats. Is dat erg? Ja, zegt ‘Alles Kids’, want buiten spelen is letterlijk van levensbelang!

  • In augustus 1999 ‘demonteerden’ tien mannen de McDonald’s-vestiging in het Zuid-Franse stadje Millau. Hun leider, José Bové van de boerenbond Confédération Paysanne, kreeg de status van een nationale held. Het waarom vertelt de derde aflevering van onze serie over globalisering.

  • Superjohan Stekelenburg is niet alleen burgemeester van Tilburg, maar heeft ook nog 18 andere functies en laat zich daar vorstelijk voor betalen. Niets aan de hand, ik sta altijd klaar voor de stad, zegt hij. De Tribune zet daar grote vraagtekens bij.