publicatie

Spanning februari 2012 :: Klein en Groot Geld

Spanning, februari 2012

De vermogensverdeling in Nederland

Klein en Groot Geld

Bij een gelijke vermogensverdeling in Nederland zou ieder huishouden in 2011 over €160.000 beschikken. Maar zo is het niet. Slechts 17 op de 100 huishoudens zitten op dit bedrag – of veel hoger. Begin 2011 beschikte de 10% rijkste huishoudens over ruim 60% van het totale vermogen. De 5% rijkste beschikte over ruim 50% van het totale vermogen.

Tekst: Geert Reuten – Eerste Kamerlid voor de SP; gastdocent politieke economie UvA Foto: sxc.hu

Er is in sociaal-economische discussies meer aandacht voor de inkomensverdeling dan voor de vermogensverdeling. Toch is de vermogensverdeling in Nederland veel schever dan de inkomensverdeling. (In Spanning van maart 2011 staan ze naast elkaar.) Dit artikel gaat over de vermogensverdeling begin 2011. Het meer gedetailleerde artikel op de volgende bladzijden bespreekt veranderingen in de vermogensverdeling tussen 2008 en 2011. Eind december publiceerde het CBS nieuwe cijfers over het vermogen van Nederlandse huishoudens. De laatst bekende cijfers zijn die van 1 januari 2011. Het totale vermogen van huishoudens was toen bijna €1.200 miljard. Dit komt overeen met twee maal het nationale inkomen. We bezitten dus twee keer zo veel als dat we jaarlijks met elkaar verdienen. Het gaat daarbij om de vermogens waarover huishoudens direct beschikken: niet meegerekend zijn de vermogens die in de pensioenfondsen zitten (begin 2011 net iets meer dan €1.000 miljard, inclusief individuele pensioenvoorzieningen1) en waaruit deze pensioeninkomens uitkeren.

Bron: Cijfers CBS, Staline (27 dec 2011); cijferbewerking en grafiek Reuten

Bron: Cijfers CBS, Staline (27 dec 2011); cijferbewerking en grafiek Reuten

Vermogen is het verschil tussen Bezittingen en Schulden. Als een huishouden een eigen woning bezit van €200.000 (en verder geen bezit heeft) met een hypotheekschuld van €190.000, dan is het vermogen €10.000. Het vermogen neemt toe doordat een deel van het inkomen gespaard wordt, maar het kan ook toenemen door een erfenis of een winnend loterij-lot. Het vermogen verandert ook doordat de waarde van bezittingen verandert. Als in bovenstaand voorbeeld de waarde van de eigen woning met 4% daalt (€8.000) dan daalt het vermogen van €10.000 tot €2.000.

Bron: CBS, Statline (27 dec. 2011). De cijfers uit de 4e en 5e regel zijn afgeronde CBS-cijfers.

Vermogensverdeling 2011

Om inzicht te krijgen in de vermogensverdeling tussen huishoudens, verdelen we de 7,4 miljoen huishoudens in 10 gelijke groepen, gerangschikt van laag naar hoog vermogen. In iedere groep zitten dus 740.000 huishoudens. Het blijkt dat de top 10% over 61% van het vermogen beschikt. De groep daaronder beschikt over 19% van het totaal. De onderste 8 groepen (80% van de huishoudens) beschikken dus over 20% van het totaal. Grafiek 1 laat dit zien.

Grafiek 2 laat het vermogen van de tien groepen naast elkaar zien. Het oranje part uit Grafiek 1 komt overeen met de oranje blokjes uit Grafiek 2.

In Grafiek 2 en 3 zien we duidelijk dat de vermogensverdeling van laag naar hoog onevenredig stijgt. Dat is ook te zien aan het punt waar het gemiddelde vermogen ligt. Het gemiddelde vermogen is €162.000. Dit ligt niet op ongeveer het midden van de verdeling, maar in de 8e groep. Slechts 17½ % van de huishoudens heeft dus €162.000 of meer. Het zogenoemde ‘mediaan’ vermogen is €29.000. Dit is het vermogen van het huishouden dat in het midden van de verdeling ligt (de grens tussen de 5e en de 6e groep): de helft van de huishoudens heeft minder, de andere helft heeft méér.

Verdeling binnen de top 10%

Een dergelijke onevenredigheid geldt ook voor de verdeling binnen de top 10%.2 Maar helaas zijn nauwkeurige cijfers daarover schaars. Mooi zou zijn als we voor de top 10% weer een verdeling in groepen van 10 zouden hebben (met ieder 74.000 huishoudens), maar die cijfers publiceert het CBS niet. Tabel 1 geeft een aantal cijfers die het CBS wél verstrekt.

De rijkste 5% bezit dus ruim 50% van het totale vermogen. Eén op de honderd huishoudens heeft een vermogen van meer dan €1,5 miljoen (ruim 50 maal het mediaan vermogen).

Vermogensbelasting?

Veel landen heffen de een of andere vorm van vermogensbronbelasting. Nederland heft een uniforme belasting op sommige vermogens-inkomsten. Het zou niet gek zijn als Nederland bij de hoge en zeer hoge vermogens ook het gehele vermogen zou belasten.

Zeker in tijden van economische tegenslag en bezuinigingen zou een vermogensbelasting een serieuze optie moeten zijn. Het is een belasting naar draagkracht en daarmee een stuk solidairder dan bijvoorbeeld bezuinigingen op de WSW of het onderwijs. En het zou ook meer kunnen opleveren. Zo zou een belasting van 0,4% bij €400.000 vermogen, die geleidelijk oploopt tot 3,5% bij de hoogste vermogens, per jaar ongeveer €12 miljard opleveren. Daardoor komen de overheidsfinanciën méér in het gareel – en met minder negatieve effecten op de groei – dan alle tot eind februari 2012 voorgenomen maatregelen van het huidige kabinet samen. (Zie ook Spanning, maart 2011)

Het kabinet zou er goed aan doen dit aanstaande maart te betrekken bij zijn aanpassingen van de overheidsfinanciën.

Voetnoten:

  1. CBS, Nationale Rekeningen 2010, Tabel EX 1.1 (27 december 2011).
  2. Het mediaan vermogen is binnen deze groep bijna €600.000 (95e percentiel) het vermogen van percentiel 97,5 ligt op bijna €900.000; het gemiddelde van €991.000 lijkt daarom overeenkomstig geschaald als dat van de totale verdeling.