publicatie

Spanning mei 2010 :: Inleiding - Formatie

Spanning, juni 2010

Gokken met geld van de burger moeten we uitsluiten

Gesprek met SP-Kamerlid Jan de Wit, voorzitter van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel

Tekst: Sjaak van der Velden Illustratie: Len Munnik

Een SP’er als voorzitter van zo’n belangrijke commissie, dat is tamelijk bijzonder. Door het aannemen van die functie ben je waarschijnlijk beperkt in wat je allemaal kan zeggen?

Zeker. Journalisten hebben wel geprobeerd om me uit mijn tent te lokken met vragen over het verschil tussen wat de commissie heeft gezegd en wat de SP doorgaans vindt. Als voorzitter van de commissie kon ik daar niet op reageren.

Vergeet niet, we hebben ons bezig-gehouden met de organisatie van het financiële stelsel in onze samenleving en dat is een politiek zeer gevoelig onderwerp. Er bestaan politiek heel verschillende opvattingen over en binnen de commissie waren ook de uitersten vertegenwoordigd. Toch ben ik blij dat we een unaniem rapport hebben geschreven. Daardoor heeft het veel meer invloed dan als we met allemaal minderheidsstandpunten waren gekomen. Nu liggen er conclusies en aanbevelingen waarvan je mag aannemen dat ze breed worden gedragen in de Tweede Kamer.

Hebben jullie voortdurend met de eigen fracties overleg gepleegd?

Nee, de vertegenwoordigers van de acht fracties hebben onafhankelijk en zonder overleg met hun fracties gewerkt. Maar natuurlijk was iedereen wel op de hoogte van de standpunten van de eigen partij. Dat maakt het des te boeiender dat het gelukt is om dit politiek gevoelige onderwerp onder één noemer te brengen. Dat was een belangrijk deel van mijn werk als voorzitter, om de uitersten samen te brengen.

Voordat jullie het rapport met de veelzeggende titel Verloren Krediet op

10 mei publiceerden, was er nogal wat kritiek op de samenstelling van de commissie. Er zaten geen financieel woordvoerders in en daardoor zouden jullie niet goed hebben doorgevraagd.

Die kritiek is inmiddels vrijwel verstomd. Het klopt ook niet. Van drie partijen (D66, GroenLinks en ChristenUnie) zat de financieel woordvoerder wel in de commissie en die van GroenLinks, Jolande Sap, is ook nog eens econoom. Die leden waren dus vanuit hun Kamerwerk vertrouwd met financiële zaken. Maar voor de anderen geldt dat inderdaad niet. Daar was echter wel een reden voor. De Tweede Kamer heeft bij de instelling van de commissie er bewust voor gekozen om bij voorkeur geen woordvoerders financiën op te nemen. We moesten ook over het optreden van de Kamer een oordeel kunnen uitspreken zonder het risico te lopen dat mensen hun eigen straatje zouden proberen schoon te vegen.

Maar belangrijker dan dit formele punt is dat we ons intensief hebben verdiept in de achtergronden van de crisis. We hebben alle rapporten bestudeerd, boeken en artikelen gelezen en deskundigen uitgenodigd om ons bij te praten. Dus de leden van de commissie die aan het begin van ons onderzoek leek waren, zijn dat nu zeker niet meer. Onze stevige conclusies hebben – hoop ik – alle scepsis over het functioneren van de commissie weggenomen.

Dus alle kritiek is verstomd?

Er blijft natuurlijk altijd kritiek mogelijk. Zo zijn er mensen die vinden dat onze aanbevelingen over de beloningsstructuur te gematigd zijn. Weer een ander heeft gezegd dat ons werk niet erg zinvol is geweest omdat het om een internationaal probleem gaat, waar we in Nederland weinig aan kunnen doen. Alle nog bestaande kritiek laat echter onverlet dat we met duidelijke en stevige conclusies zijn gekomen.

Het rapport telt bijna dertig aanbevelingen. Die kunnen we hier niet allemaal behandelen, maar als je een top 3 zou moeten samenstellen, welke staan daar dan in?

Op één zet ik dan onze aanbevelingen dat de Code Banken wordt aangescherpt en nageleefd. Die Code is sinds 1 januari van toepassing en regelt in welke mate banken risicovol beleid kunnen en mogen voeren. Ook het beloningsbeleid is er in geregeld. Echter, alleen voor de top van de banken. De commissie vindt dat de beloningsregels ook moeten worden uitgebreid naar de lagen eronder, in het bijzonder de handelsvloer. Voor banken die staatssteun ontvangen moet als uitgangspunt gaan gelden: geen bonussen.

De tweede set van belangrijke aanbevelingen vormen voor mij de verhoogde kapitaalseisen voor de banken en de voorgestelde splitsing bij banken tussen nuts- en zakenbankenactiviteiten. De redenering is dat banken minder risico’s zullen nemen als ze over meer eigen vermogen moeten beschikken. Die strikte scheiding in nuts- en zakenbankactiviteiten is buitengewoon belangrijk. De gewone burger die zijn spaargeld naar een bank brengt mag niet het risico lopen dat die bank door speculatie met zijn spaargeld failliet gaat. We moeten het gokken door banken met geld van de burger echt uitsluiten.

Als derde zou ik willen noemen dat er één Europees toezichthouder voor de banken moet komen. Nu is het zo dat de centrale banken onderling nauwelijks informatie uitwisselen, ja zelfs belangrijke informatie achterhouden, zoals het Icesave- drama bewijst. Daar moet een einde aan komen.

Die laatste aanbeveling, nummer 19 uit jullie rapport, is voor de SP wel een koerswijziging. Vorig jaar hadden we als verkiezingsleus nog Minder Brussel. Hier wil de commissie dus juist het omgekeerde.

Ja, dat klopt. Maar de vraag is hoe de SP tegenover die aanbeveling staat. Ik constateer zelf dat binnen de SP het denken over Europa niet stilstaat. Europa is hoe langer hoe meer een realiteit. De financiële sector is bij uitstek een internationale aangelegenheid. Dus ligt het voor de hand op dat niveau ook het toezicht te regelen. Maar ik wacht af wat de SP gaat zeggen. Door de crisis bewegen ook de opvattingen van de SP.

Je zei dat banken geen ongevraagd risico mogen nemen met het spaargeld van burgers, maar is het niet zo dat diezelfde burgers die geld op de IJslandse banken hebben gezet heel goed hadden kunnen weten dat er een risico aan zat. Ze gingen voor de hoogste rente. Dan weet je dat er ergens anders iets tegenoverstaat.

Dat is waar, maar ook weer niet helemaal. Natuurlijk gaan spaarders voor hun eigen belang en dat lijkt soms de hoogste rente te zijn. Zeker door het bestaan van het depositogarantiestelsel kan het moeilijk zijn om de verleiding te weerstaan. Dat is wat we het ‘moral hazard’ probleem noemen. Dat betekent dat mensen risico’s durven te nemen omdat ze weten dat een ander ervoor opdraait als het mis gaat. Daarom zijn we ook voor een verlaging van het gegarandeerde bedrag. Wouter Bos heeft tijdens de begindagen van het Icesave-drama het gegarandeerde bedrag verhoogd naar een ton, maar het zou beter zijn om terug te gaan naar 40 of 50 duizend euro.

Waar nog bij komt dat De Nederlandsche Bank mensen en instellingen die hun geld naar een IJslandse bank overmaakten, had kunnen waarschuwen. Volgens de bestaande regelgeving mag dat niet, omdat DNB dan een ‘run’ op de bank kan veroorzaken, en dat mag niet. Zonder die regel echt te veranderen, want dat zal niet meevallen, zouden we graag zien dat burgers voortaan meer en betere voorlichting wordt gegeven over de stand van zaken in een land waar zo’n bank vandaan komt. Dan hadden mensen geweten dat het haast on-

mogelijk is dat een klein land zo’n zware financiële sector kan dragen, zonder dat de letterlijke boodschap zou zijn dat je je geld niet op die

bank moet zetten.

In de aanbevelingen van de commissie zitten nogal wat oproepen tot zelfreflectie. De overheid legt dus niet op, maar laat het over aan de marktpartijen om zelf met verbeteringen te komen.

Dat klopt, vooral bij de Code Banken. We gaan daarbij uit van zelfregulering, zoals ook die Code zelf is ontstaan. Ze willen problemen zelf oplossen, wat ons betreft krijgen ze die kans. Als dat niet lukt dan willen we dat de wetgever ingrijpt. Nu is het zo dat de Code Banken werkt met het principe ‘pas toe of leg uit’, met andere woorden de banken moeten de code toepassen maar ze hebben een uitweg. Als ze vinden goede redenen te hebben om de Code niet toe te passen, dan kunnen ze er onderuit. Eigenlijk vinden we dat ze naar het ‘pas toe’ principe toe moeten en anders moet de wetgever ingrijpen.

De Code is ook niet van toepassing op andere financiële instellingen dan banken. De commissie vindt dat daar een soortgelijke Code moet komen.

Onze aanbevelingen rond het depositogarantiestelsel, de splitsing van banken en de macht van toezichthouders zullen trouwens sowieso bij wet moeten worden geregeld.

Wat hebben jullie geconstateerd over de rol van de Tweede Kamer?

De Tweede Kamer heeft eraan mee- gewerkt dat de financiële markten werden vrijgemaakt. Die liberalisering was in overeenstemming met een Europese richtlijn en daarom is ook de Nederlandse wetgeving aangepast. De regels zijn versoepeld, wat het bijvoorbeeld mogelijk maakte om met financiële producten op de markt te komen die als een tijdbom hebben gefunctioneerd. De politiek heeft -

zo oordeelt de commissie - in het verleden belangrijke ontwikkelingen laten gebeuren en vaak te laat gereageerd.

Hoe gaat het nu verder?

Ik heb niet echt het idee dat politieke partijen in de verkiezingscampagne veel aandacht hebben besteed van de aanbevelingen waarmee de commissie is gekomen.

Ik ben ervan overtuigd dat onze aanbevelingen een rol zullen spelen tijdens de formatie. Het politieke gewicht van Verloren Krediet is door de val van het kabinet en de daaropvolgende verkiezingskoorts enigszins ondergesneeuwd, maar dat verandert nog wel.

Wij gaan als commissie voorlopig nog door en zullen tijdens het zomerreces de schriftelijke vragen van de Kamer beantwoorden. Na het zomerreces volgt er het debat met de Tweede Kamer.

Wij stellen ook voor dat de Tweede Kamer voortaan permanent aandacht besteedt aan de ontwikkelingen van het financiële stelsel. In vakjargon heet dat dat de Kamer er een Groot Project van maakt. De regering moet dan regelmatig hierover aan de Kamer rapporteren en die kan dan beter de vinger aan de pols houden.

Er komt nog een tweede rapport van de commissie over het politiek gevoelige dossier van de overheidsinterventie.

Hoe kijk je terug op de eerste fase van het commissiewerk?

Naar mijn opvatting hebben we mooi werk afgeleverd. Er liggen duidelijke aanbevelingen voor verbetering van het functioneren van de financiële sector. Ik hoop dat ze Kamerbreed worden overgenomen.

Depositogarantiestelsel

Het depositogarantiestelsel is een regeling ter garantie van bepaalde banktegoeden van rekeninghouders als een bank failliet gaat. De regeling geeft zekerheid voor tegoeden tot een maximum van 100.000 euro per rekeninghouder per bank, ongeacht het aantal rekeningen.

Enkele van de 27 aanbevelingen gedaan door de commissie-De Wit

  1. De commissie beveelt aan dat het CPB en DNB gezamenlijk minimaal een keer per jaar regering en parlement informeren over de internationale en nationale macro-economische ontwikkelingen in samenhang met ontwikkelingen in de financiële sector.
  2. De commissie beveelt de financiële sector aan dat zij snel resultaten laat zien in de vorm van een zorgvuldige invulling en naleving van de Code Banken, waarbij het expliciete uitgangspunt «pas toe» is.
  3. De commissie beveelt aan dat het formuleren van de risicobereidheid, zoals dat in de Code Banken verplicht wordt gesteld, aangevuld wordt met het expliciet toetsen van gehanteerde verdienmodellen binnen een financiële onderneming. Daarbij zou ook een duidelijke scheiding moeten worden aangebracht tussen verschillende soorten risico.
  4. Naar het oordeel van de commissie dient de reikwijdte van een aantal beloningsprincipes, zoals dat al is opgenomen in de Code Banken, de Principes van de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank, en de kabinetsplannen, te worden uitgebreid naar de gehele organisatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor gelimiteerde vertrekvergoedingen en claw-back mogelijkheden. De commissie beveelt aan dat de principes hiervoor niet alleen voor bestuurders en senior management worden geformuleerd, maar voor alle functionarissen binnen het bedrijf, in het bijzonder degenen die op de handelsvloer werkzaam zijn.
  5. De commissie onderschrijft de voorstellen van de minister van Financiën om vergaande voorwaarden te stellen aan beloningen van bestuurders van financiële ondernemingen in geval van steunverstrekking door deoverheid. Dat wil zeggen dat de gevolgen voor beloningen van bestuurders identiek zijn aan een faillissementssituatie: uitstaande optie- en aandelenpakketten en voorwaardelijk toegekende lange termijn bonussen komen te vervallen.
  6. De commissie is van mening dat een gedragsverandering bij de verantwoordelijken in de financiële sector noodzakelijk is. Dit is bovenal een opdracht voor de sector zelf en de individuele financiële instellingen. Het is van belang dat de financiële sector een visie ontwikkelt op de toekomst van de sector en de maatschappelijke verantwoordelijkheid die daar bij hoort. De commissie roept de sector op om op korte termijn deze visie te ontwikkelen en te verankeren in de Code Banken.
  7. De commissie beveelt aan dat andersoortige financiële instellingen dan banken, zoals verzekeraars, pensioenfondsen, en beleggingsmaatschappijen, een eigen Code opstellen. Veel elementen uit de Code Banken, alsmede bovenstaande aanbevelingen van de commissie kunnen daarvoor als basis dienen. De aanbevelingen op het gebied van beloningen, risicomanagement, en de raad van commissarissen gelden dan ook niet alleen voor banken maar voor financiële instellingen in zijn algemeenheid.
  8. Door de mondiale en Europese verwevenheid van de financiële sector heeft bij regulering van de financiële sector een mondiale en Europese aanpak de voorkeur. Het waarborgen van de stabiliteit van het Nederlandse financiële stelsel is hiermee in eerste instantie het beste gediend. Wanneer een gewenste aanpassing in de wet- en regelgeving in mondiaal of Europees verband niet of onvoldoende kan worden gerealiseerd, moet meer dan in het verleden het geval is geweest de optie op tafel komen om op nationaal niveau wet- en regelgeving te ontwikkelen.
  9. De commissie vindt dat spaargeld dat onder het depositogarantiestelsel valt geen risico mag lopen als gevolg van de zakenbankactiviteiten van een bank. De nutsbankactiviteiten en zakenbankactiviteiten (bemiddeling op de kapitaalmarkt) binnen een bank moeten daartoe van elkaar gescheiden worden. Op deze manier kunnen de nutsfuncties van banken, zoals betalen, sparen en lenen, worden afgescheiden van meer speculatieve activiteiten die niet primair in het belang van de klant zijn.
  10. De commissie beveelt de Kamer aan om haar controlerende en (mede-)wetgevende taak bij de hervorming van het financiële stelsel op een verzwaarde wijze vorm te geven. De vaste commissie voor Financiën is in eerste instantie de aangewezen commissie om deze verzwaarde parlementaire controle vorm te geven. De commissie beveelt aan om, naar analogie of onder de vlag van de Regeling grote projecten, hiermee op korte termijn te starten.

Deze en de andere conclusies en aanbevelingen van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel staan in het rapport Verloren Krediet. Dit rapport staat hier.

De Nederlandsche Bank

De Nederlandsche Bank opereert in Nederland als de centrale bank maar is sinds 1999 onderdeel van het Europees stelsel van centrale banken. Dat betekent dat bijvoorbeeld het recht om de hoogte van de rente te bepalen niet meer bij DNB ligt.

DNB is verantwoordelijk voor de uit-

voering van het depositogarantiestelsel.

Het toezicht op de banken ligt wel bij De Nederlandsche Bank.