publicatie

Spanning, november 2009 :: Het rijke rode leven - Deel 50

Spanning, november 2009

Het Rijke Rooie Leven

DEEL 50 Sjaak van der Velden over Anton Pannekoek (1873-1960)

Persoonlijke daad en socialisme

Anton Pannekoek over Marinus van der Lubbe

Anton Pannekoek was een wereldberoemde Nederlandse astronoom, en tevens een bekend marxistisch denker. Marinus van der Lubbe was een Leidse metselaar die in 1933 uit protest tegen de regering van Hitler de Rijksdag in Berlijn in brand stak. Er bestond tussen beiden een geestelijke band maar toch verwierp Pannekoek de actie van Van der Lubbe.

Pannekoek studeerde vanaf 1891 wis- en natuurkunde in Leiden. Hij richtte daarbij zijn aandacht op de sterrenkunde en publiceerde al tijdens zijn studie zijn eerste wetenschappelijke artikel. In 1902 promoveerde hij.

Na enkele omzwervingen vroeg de Leidse sterrenwacht hem in 1918 om in dienst te komen, maar omdat Pannekoek bekend stond als links denker stuitte dit op een beroepsverbod. Aan de Universiteit van Amsterdam kon hij wel aan de slag en daar werd hij uiteindelijk hoogleraar. Door zijn toepassing van natuurkundige principes op de sterrenkunde werd hij de grondlegger van de astrofysica. Internationaal kreeg hij waardering met een eredoctoraat in Harvard. Het Sterrenkundig Instituut Anton Pannekoek (IAP) van de Universiteit van Amsterdam is nog steeds toonaangevend in zijn vakgebied.

Pannekoek werd na het lezen van Equality van Edward Bellamy een overtuigd socialist en later marxist. Hij maakte snel naam in de socialistische beweging en kreeg een baan als docent op de school van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD). Door zijn radicale opvattingen kwam hij in 1918 in de problemen, waarop hij terugkeerde naar Nederland. De berichten over de Russische Revolutie maakten veel enthousiasme los bij Anton Pannekoek maar de richting waarin de revolutie zich ontwikkelde deed dat niet. Hij was ervan overtuigd dat de rol van de communistische partij veel te groot was en hield voortdurend pleidooien voor de macht vanaf de basis, via de sovjets of arbeidersraden.

Kleine groepen marxisten die geen lid wilden worden van de CPN hielden hetzelfde pleidooi onder de naam radencommunisten.

Een van de leden van een dergelijke groep was Marinus van der Lubbe (1909-1934). Op 16-jarige leeftijd raakte deze leerling-metselaar een groot deel van zijn gezichtsvermogen kwijt waarna hij van een uitkering en kleine baantjes in zijn levensonderhoud moest voorzien.

Hij was sterk als een beer en dat kwam hem goed van pas tijdens de vele werklozendemonstraties waaraan hij deelnam. Van der Lubbe was korte tijd lid van de CPN, maar raakte teleurgesteld in het partijwezen. Evenals Pannekoek voelde hij meer voor de gedachte dat arbeiders het heft zelf in hand dienen te nemen, buiten alle partijen om. Nadat in januari 1933 Hitler in Duitsland aan de macht kwam zag Van der Lubbe de rechtse zegepraal en de besluiteloosheid van links als een reden om zelf iets te ondernemen. Hij reisde naar Berlijn en stak daar het parlementsgebouw (de Reichstag) in brand. Hij werd gearresteerd en eindigde na martelingen en een schertsproces op het schavot; het zou tot 2007 duren eer de Duitse staat hem rehabiliteerde.

Er bestond binnen links bewondering voor zijn daad maar ook veel kritiek omdat de Nazi’s de brand gebruikten als een excuus om de jacht op links te openen. De communisten beschreven hem als een homoseksuele praalhans en nog zwakbegaafd ook. Zeker de laatste twee kwalificaties waren aantoonbaar onjuist en de eerste doet uiteraard niet terzake. Mensen als Anton Pannekoek hadden wel een zakelijke kritiek op de daad van Van der Lubbe.

Persoonlijke daad

Over het in brand steken van het Rijksdaggebouw door Van der Lubbe zijn de meest verschillende oordeelvellingen uitgesproken. In linkskommunistische organen is die daad geprezen als uiting van een revolutionaire kommunist. Goedkeuren en prijzen betekent aanprijzen van herhaling van zoiets. Daarom is het nodig, goed na te gaan, waarin het nut van zulke daden zit. De bedoeling van zulk een daad kan alleen zijn de heersende klasse te treffen, te benadelen, te verzwakken. Daarvan is hier geen spoor aanwezig. Door de brand is de bourgeoisie niet in het minst benadeeld, haar heerschappij niet in het geringst aangetast. Het is aanleiding geweest voor de regering, om haar terreur tegen de arbeidersbeweging geweldig te versterken. Maar gesteld, dat een dergelijke daad inderdaad de bourgeoisie getroffen had. Dan zou het enige gevolg zijn, dat bij de arbeiders het geloof ontstaat dat zij door zulke persoonlijke daden bevrijd kunnen worden. De grote waarheid dat alleen het massaoptreden van de gehele arbeidersklasse de bourgeoisie overwinnen kan zou dan voor hen verduisterd worden. Het zou hen afhouden van het zelfhandelen als klasse. De revolutionaire minderheden zouden hun energie verspillen in persoonlijke daden, die niet in staat zijn om een klasseheerschappij aan het wankelen te brengen. De bourgeoisie zou met haar grote hulpbronnen zulk een groep met een kleine inspanning gemakkelijk baas worden.

Heeft echter deze daad geen waarde als demonstratie tegen de laffe parlementskiezerij, die de arbeiders van hun werkelijke strijd afhoudt? Een demonstratie heeft waarde, als zij door een krachtige indruk een overtuiging wekt, of tot bewustzijn brengt. Maar gelooft iemand, dat enig arbeider die tot nog toe meende door het kiezen van een sociaaldemocraat of een communist zijn belangen te bevorderen, daaraan zal gaan twijfelen, doordat het gebouw van de Rijksdag in brand gestoken wordt? Volkomen waardeloos is dit, vergeleken bij wat de bourgeoisie zelf doet om de arbeiders van hun waan te genezen, door de Rijksdag zelf machteloos te maken, naar huis te zenden en uit te schakelen uit het regeringsbedrijf. Duitse kameraden hebben daarbij uitgesproken, dat dit alleen maar goed kan doen, omdat nu bij de arbeiders het geloof in het parlementarisme een knauw zou krijgen. Dat is zeker waar; maar het is de vraag, of zij zich de zaak toch niet te eenvoudig voorstellen. De democratische illusies nemen dan een andere weg; waar geen algemeen kiesrecht is, of waar het parlement machteloos is, wordt de verovering van de volledige democratie als doel opgesteld, en de arbeiders geloven, dat ze er alleen langs die weg komen kunnen. Voortdurende propaganda om inzicht in de ware betekenis van het parlement en van de klassenstrijd te brengen is steeds de hoofdzaak.

Kan echter niet een persoonlijke daad een signaal zijn, een stoot die grotere bewegingen door een krachtig voorbeeld aan de gang brengt? Het is toch reeds dikwijls in de geschiedenis gebeurd, dat de daad van een enkeling in tijden van spanning werkte als een vonk in een buskruitvat. Zeker; maar de arbeidersrevolutie heeft niets van de ontploffing van een buskruitvat. Mag de communistische partij zichzelf nog zo trachten wijs te maken dat de revolutie elk ogenblik op uitbarsten staat, wij weten, dat de arbeidersklasse zich nog formeren moet tot de nieuwe massale wijze van strijden. In de vroegere burgerlijke revoluties had de opkomende bourgeoisie te maken met vorsten; de aanslagen op een vorst of minister kon daar het sein voor een uitbarsting geven. In de voorstelling dat ook nu nog een enkeling door een persoonlijke daad de massa in beweging brengt, ligt de burgerlijke opvatting van de Leider, niet de gekozen partijleider, maar de zichzelf bepalende leider, die door zijn daad de passieve massa meesleurt. De proletarische revolutie heeft met die oude leidersromantiek niets van doen. Van de klasse moet ook het initiatief komen.

Maar tenslotte bestaat ook de massa uit personen, en massale acties zijn opgebouwd uit een geheel van persoonlijke daden. Zeker; en hier hebben we de werkelijke waarde van persoonlijke daden. Los van een massabeweging zijn daden van een enkeling vruchteloos. Maar als deel van massabewegingen zijn ze van de grootste betekenis. Een strijdende klasse is niet als een gelijkmatig marcherend regiment van gelijke poppen. Zij is een door één wil bezielde massa van veelsoortige persoonlijkheden, die elkaar steunen, aanvuren, opwekken, en door hun verschillendsoortige krachten hun beweging onweerstaanbaar maken. Hier vindt de durf van de dappersten gelegenheid tot persoonlijke daden van moed, terwijl het klare inzicht van anderen deze daden op het juiste doel richt. En ook in een opkomende beweging is deze wisselwerking van krachten en daden van de grootste waarde, wanneer zij geleid wordt door een klaar inzicht in wat er op dat ogenblik in de arbeiders leeft, wat zij kunnen doen en hoe hun strijdvaardigheid te verhogen is. maar daarbij zullen aan lust tot daden, moed en dapperheid nog heel andere eisen gesteld worden, dan die voor het in brand steken van een parlementsgebouw nodig waren.

De volledige tekst staat op www.marxists.org

Samen strijden

Mijn kennismaking met de theorieën van Anton Pannekoek dateert uit de vroege jaren zeventig. Als lid van de voorloper van de SP, de Kommunistiese Eenheidsbeweging Nederland (marxisties-leninisties), las ik alles wat los en vast zat.

Twee dingen maakten dat ik mij losmaakte van de KEN-ml en haar gedachtegoed. Alle discussies werden in die club van enkele honderden mensen steevast beslecht met een beroep op de klassieken. Bedoeld werden dan Marx, Engels, Lenin, Stalin en Mao. Iedere afwijkende mening op een afdelingsvergadering of in geschrift werd beantwoord met een citaat van een van die oude en toen nog niet eens allemaal dode mannen. Verspreiding van een artikel van Walter Ulbricht uit de jaren 30 over de organisatie van illegale buurtcellen, dat moest dienen om het werk in de Bond van Huurders en Woningzoekenden te verbeteren, was voor mij de ene druppel die nog nodig was om de club te verlaten.

De tweede was dat het mij steeds onwaarschijnlijker leek dat de verhalen over de terreur in China en Rusland alleen maar rechtse propaganda waren. Ook (oud-)communisten beweerden dat het waar was en dat gaf me toch wel te denken.

De vraag waar die hersenloosheid van de kameraden en de terreur in het reëel bestaande socialisme vandaan kwamen intrigeerde mij mateloos. Volgens rechtse krachten zat de stalinistische terreur al besloten in de ideeën die Marx in de negentiende eeuw publiceerde. Nou bleek Marx ook wel een onaangenaam heerschap, afgemeten aan de manier waarop hij socialisten bejegende die het niet voor de volle honderd procent met hem eens waren. Maar om de hele Goelag die een halve eeuw na zijn dood was ontstaan in zijn schoenen te schuiven leek me toch weer wat overdreven. Marx had toch in ieder geval beweerd dat de sociale revolutie het werk van de arbeiders zelf zou moeten zijn. Dan kwam Lenin die in Rusland met het idee van een voorhoedepartij kwam, een partij die bestond uit beroepsrevolutionairen en in plaats van de arbeiders de macht moest overnemen, meer in aanmerking voor de titel ‘grondlegger van het stalinisme’.

De Nederlandse marxist Anton Pannekoek verklaarde de gedachtegang van Lenin vanuit de enigszins onontwikkelde Russische maatschappij van rond 1900. In zijn boek Lenin als Filosoof analyseerde hij de theorie van Lenin zelfs als een moderne vorm van burgerlijk materialisme zoals het Westen dat honderd jaar eerder had gekend. Die analyse kon ik wel volgen en zette me aan tot het lezen van meer boeken van Pannekoek. Deze internationaal vermaarde sterrenkundige had in de internationale arbeidersbeweging een grote naam gehad maar was aan de zijlijn geraakt toen hij koos tegen de Russische aanpak, tegen de partijdictatuur, tegen het bolsjewisme.

Pannekoek was van mening dat het socialisme het werk van de arbeiders zelf moest zijn. Hij was er daarom ook van overtuigd dat terreurdaden van enkelingen het socialisme geen stap dichterbij brengen. Ook al kon men iemand als Marinus van der Lubbe om zijn persoonlijke moed bewonderen, een betere samenleving hoeft niemand te verwachten van zijn aanpak. In die zin sluit het artikel van Pannekoek goed aan bij de belevingswereld van de huidige SP. Nog steeds zijn er kleine groepen activisten die proberen met gerichte terroristische acties maatschappelijke problemen op te lossen. Dat is nooit de aanpak van de meeste socialisten geweest en ook niet van de SP. Het gaat de SP om collectieve actie, samen strijden voor een solidaire samenleving. En sinds de jaren negentig ook weer samen met Sjaak van der Velden.