publicatie

Spanning november 2009 :: Het Afghaanse leger, een hersenspinsel uit Washington?

Spanning, november 2009

Het Afghaanse leger, een hersenspinsel uit Washington?

Foto: Arief Rorimpandey/ Audiovisuele Dienst Defensie

Het grote Afghanistandebat in Washington gaat niet over de vraag óf er meer troepen nodig zijn, maar over de vraag wélke troepen: Amerikaanse of Afghaanse – Onze of Hun troepen? Na in Afghanistan te hebben gezien hoe het ervoor staat, zou ik mijn geld niet op ‘Hun’ zetten.

En, eerlijk gezegd, zou ik mijn geld ook niet op ‘Ons’ zetten. Na acht jaar zijn de Amerikaanse troepen minder welkom dan ooit. Alleen al hun aanwezigheid roept tegenstand op. Maar dat is een ander verhaal: ik wil het over ‘Hun’ – de Afghanen – hebben.

Tekst:Ann Jones Vertaling: redactie

fghanen zijn Afghanen. Ze hebben hun eigen geschiedenis, hun eigen cultuur, hun eigen manieren van denken en doen. Daar komen nog bij hun recente ervaringen met tientallen jaren van oorlog, vluchtelingen, verschrikkelijke armoede en voortdurende bemoeizucht door andere landen, dichtbij en ver weg. De Verenigde Staten was daarvan de machtigste en volhardendste. Afghanen denken niet en doen niet zoals Amerikanen. Toch weigeren Amerikanen die aan de macht zijn dit ongemakkelijke punt te begrijpen.

In de hitte van afgelopen zomer bezocht ik de trainingsvelden bij Kabul, waar Afghaanse legerrekruten getraind worden. Het werd snel duidelijk wat er fout gaat in de communicatie. Onze trainers, soldaten van de ‘Illinois National Guard’, waren meesterlijk. Professioneel, zeer kundig en hun missie toegewijd – ze deden hun werk goed. Het waren ook nog grote, sterke, gecamoufleerde Amerikaanse mannen in legerkisten en kogelvrij vest, behangen met messen, handwapens en God weet wat nog meer. Amerikanen kunnen trots zijn op de bereidheid van deze mannen om hun zware plicht te vervullen.

De Afghanen staken er magertjes bij af: honderen kleine Davids in vergelijking met de volbepakte Amerikaanse Goliaths die hen trainen. Vergeet niet dat de Afghaanse rekruten uit een wereld van uitzichtloze armoede komen. Ze zijn bijna zonder uitzondering ondervoed en te licht. Velen zijn niet groter dan ik (1 meter 62 en mager) en sommigen zijn waarschijnlijk niet veel sterker dan ik. Velen buigen, net als ik, onder het gewicht van een standaard kogelvrij vest.

Hun Amerikaanse trainers spraken van “onderontwikkelde bovenlichamen” en schreven push-ups voor omdat hun pupillen bezweken onder de rugzakken met 22 kilo uitrusting en munitie. Al dat materieel moet vreemd overkomen voor de zonen en broers van mannen die 20 jaar geleden met versleten Kalashnikov-geweren en in alledaagse oude katoenen shirts en flodderbroeken het Rode Leger versloegen. De Amerikaanse trainers spreken verwonderd over Afghaanse soldaten die, zonder zware uitrusting en uniform, de hele dag in berggebied kunnen rennen – eigenlijk precies wat de Taliban met succes doen – maar het leger van de VS is vastberaden hen te trainen in een andere manier van oorlogvoeren.

Toch komen de rekruten in de zinderende hitte van dit met stenen bezaaide woestijnlandschap opdagen. Onder hun zware uniforms dragen ze de mooie rode, groene en blauwe trainingspakken, die hen moeten stimuleren ook in hun vrijetijd oefeningen te doen. En hoewel de Amerikaanse trainers erkennen dat de rekruten al hun uitrusting tegelijk aantrekken omdat ze vrezen dat in de barakken achtergelaten spullen worden gestolen, leggen zij dit uit als een teken van hoeveel ze om het leger geven. Mijn eigen interpretatie, gebaseerd op wat ik heb gezien in de jaren dat ik in Afghanistan heb doorgebracht, is anders. Het is een teken van hoe weinig vertrouwen ze hebben in elkaar, en in de Amerikanen die hen de mooie pakken gaven. Ik denk dat het ook iets anders duidelijk maakt: namelijk dat deze verarmde mannen in een land zonder werk bij het Afghaanse Nationaal Leger zijn gegaan om wat ze eraan over kunnen houden (om te houden of verkopen) – en dan hebben we het niet over democratie en glorie.

In het huidige Afghanistandebat in Washington stelt democraat Carl Levin, voorzitter van de senaatscomissie Armed Services (Gewapende Diensten), dat de Afghanen zelf hun land zullen moeten verdedigen. Senator John McCain, toprepublikein in dezelfde commissie, is het daarmee eens maar voegt toe dat de Afghanen daarbij nog meer hulp nodig hebben van nog meer Amerikanen. Waar men het over eens is – en President Obama grijpt elke overeenstemming met beide handen aan – is dat de VS, wat er ook gebeurt, het trainen van ‘Afghaanse veiligheidstroepen’ moet versnellen. Amerikaanse militaire planners en beleidsmakers doen alsof Afghanen, met voldoende training, kunnen worden omgebouwd tot schaalmodel Amerikaanse opwindmariniers. Dat gaat niet gebeuren: nu niet en nooit niet. Hoe zeer ook veel van onze leiders het er over eens zijn dat het moet, en steeds sneller.

Basiskrijgstraining

Wat zijn die veiligheidstroepen eigenlijk? Ze omvatten het Afghaanse Nationale Leger (ANL) en de Afghaanse Nationale Politie (ANP). Internationale strijdkrachten en private bedrijven hebben sinds 2001 Afghaanse rekruten voor beide getraind. De wil van westerse militaire planners om een nationaal leger en een nationale politiemacht te vormen was zo groot dat sommigen van hen rapporten schijnen te hebben weggemoffeld, waarin Canadese soldaten melden dat zij zagen hoe leden van de Afghaanse veiligheidstroepen zich bezighielden met een tamelijk veelvoorkomend tijdverdrijf, het misbruiken van jonge jongens.

De huidige training en begeleiding worden geleverd door de VS, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Canada, Roemenië, Polen, Mongolië, Nieuw Zeeland en Australië, en ook door de private contractanten met winstoogmerk, waaronder MPRI, KBR (vroeger een onderdeel van Halliburton), Paravant en RONCO.

Nu, bijna acht jaar na het begin van het ‘mentor’-proces zeggen officieren van het Kabul Militaire Trainings Centrum dat het leger nu tussen de 88.000 en 92.000 soldaten telt. Afhankelijk van wie je spreekt. En volgens het feitenoverzicht van het centrum ronden jaarlijks 28.800 nieuwe soldaten de opleiding af die door de Amerikanen wordt betaald en geleid en bekend is onder de naam Basiskrijgstraining. Het einddoel voor het ANL is op het moment 134.000 manschappen en dat moet zijn bereikt in december 2011. Afghaanse officieren vertelden me echter dat ze streven naar 200.000 manschappen terwijl de westerse media vaak 240.000 als het einddoel noemen.

Een aantal van 400.000 wordt vaak genoemd als het verwachte einddoel voor de gecombineerde veiligheidstroepen: een leger van 240.000 manschappen en een politiemacht met 160.000 agenten. Toch spreken leidinggevenden van de politiemacht ook over een veel hoger aantal van 250.000 en zij beweren zelfs dat er al 149.000 zijn opgeleid.

Politietraining is echter altijd problematisch gebleken, deels doordat de Europese bondgenoten vanaf het begin fundamenteel van mening verschilden met de regering-Bush over de rol die de Afghaanse politie zou moeten spelen. Duitsland begon met de training van wat het zag als een ongewapende macht die het verkeer zou regelen, misdaad zou bestrijden en de openbare orde zou bewaren in het belang van de burgerbevolking. De VS namen het in 2003 over, gaven de taak in handen van een privaat bedrijf met winstoogmerk, DynCorp, en produceerden vervolgens een zwaar bewapend, ongedisciplineerd en door en door corrupt paramilitair corps dat wordt veracht door de inwoners van Kabul en wordt gevreesd door Afghaanse burgers op het platteland.

Anders dan de wijd verspreide publieke opvatting verzekerde een Afghaanse officier van de ANP me dat de politie op dit moment wordt getraind als politie en niet als paramilitaire hulptroepen van het Afghaanse leger. Maar zoals hij zei: “politiewerk is in Afghanistan anders” omdat de politie opereert in oorlogsgebied.

Foto: Arief Rorimpandey/ Audiovisuele Dienst Defensie

Washington laat tegenstrijdige berichten over dit onderwerp horen. Het besteedt de verantwoordelijkheid voor de ANP uit aan een privaat bedrijf dat als mentoren voormalige Amerikaanse wetsdienaren in dienst heeft zoals een politiefunctionaris uit Kentucky, een wetsdienaar uit Texas, een politieagent uit North Carolina enzovoorts. Toch blijven politici uit Washington de politie met het leger combineren als de ‘Afghaanse veiligheidstroepen’ en beïnvloeden zo wat DynCorp in zijn trainingshandboek moet opnemen. Ze noemen de laagste politierang zelfs ‘soldaat’. In het trainingskamp van de Afghaanse Nationale Politie zag ik een eenheid leerlingen leren (zij het met tegenzin) hoe ze moeten reageren bij een grote hinderlaag. Hoewel ze slechts met rode rubberen Kalashnikovs waren bewapend, leek de oefening voor mij erg op de militaire menoeuvres die ik in het leger trainingskamp heb gezien.

Evenals de legertraining werd de politietraining maanden geleden geïntensiveerd om de ‘veiligheid’ te garanderen in de aanloop naar de presidentsverkiezingen. Met dat doel in het achterhoofd verkortten de DynCorp-mentoren de basispolitietraining van acht weken naar drie weken, waarna de agenten werden verspreid over dorpen in het hele land. Inclusief gebieden die in handen zijn van de Taliban. Na de verkiezingen zouden de snel opgeleide politie-‘soldaten’ terug worden gebracht naar Kaboel voor de rest van de opleiding. Hoeveel er terugkeerden is niet bekendgemaakt.

Je kunt vraagtekens stellen bij de wijsheid om deze ‘halfbakken producten’ massaal te produceren. Wat zou jij ervan vinden als de politie in je gemeenschap na drie weken opleiding losgelaten werd? En hoe zou je je voelen als je een training van drie weken kreeg met een rubberen geweer om daarna te worden uitgezonden om met een echte je land te verdedigen?

Het opleiden van veiligheidstroepen is niet goedkoop. Tot nu toe bedragen de geschatte kosten van training en begeleiding van de politie sinds 2001 minstens tien miljard dollar. Betrouwbare cijfers over de trainings- en begeleidingskosten van het Afghaanse leger sinds 2001 zijn net zo onzichtbaar als het leger zelf. Wel is bekend dat de VS op dit moment maandelijks ongeveer vier miljard dollar uitgeven aan militaire operaties in Afghanistan.

De onzichtbare manschappen

Wat heeft deze bijzonder dure training opgeleverd? Hoewel ze in Washington praten over 90.000 soldaten in het Afghaanse Nationale Leger heeft nog nooit iemand bericht dat hij dat leger waar dan ook in Afghanistan heeft gezien. Toen in juli 4.000 Amerikaanse mariniers naar de provincie Helmand werden gezonden om de Taliban te bestrijden in wat wordt beschouwd als een van hun bolwerken, werden ze slechts begeleid door 600 Afghaanse manschappen van wie de meesten politieagent waren. Waarom (zou je je kunnen afvragen) trad het ANL, na jaren training en begeleiding 90.000 man sterk, niet zelfstandig op in Helmand? Een verklaring is niet gegeven. Amerikaanse en NAVO-officieren klagen vaak dat Afghaanse legereenheden eenvoudigweg niet klaar zijn om onafhankelijk te opereren, maar niemand geeft antwoord op de eenvoudige vraag: Waar zijn ze?

Mijn beredeneerde gok is dat een dergelijk leger eenvoudig niet bestaat. Het zal best waar zijn dat Afghaanse mannen wel zo’n 90.000 of meer keren een of andere basiskrijgstraining hebben gevolgd. Toen ik les gaf in Afghanistan tussen 2002 en 2006 kende ik mannen die geregeld een of andere ANL training volgden om de beloofde Kalashnikov en wat geld te krijgen. Daarna gingen ze een tijdje naar huis om enkele weken later vaak terug te keren. Ze schreven zich dan onder een andere naam weer in.

In een land waar 40 procent van de mannen werkloos is, is het een slimme aanpak om tien weken bij het ANL te gaan. Iedere keer als een man de basistraining weer gaat doen verlicht dat de armoede van veel gezinnen. Het is wel een erg omslachtige manier om zo, onbedoeld, zulke minimale humanitaire hulp te verlenen. Sommigen van deze telkens terugkerende soldaten zijn oudere, voormalige mujaheddin, de Islamitische fundamentalisten die ooit door de VS werden betaald om de Sovjets te bestrijden. Ook zijn sommigen ongetwijfeld Taliban.

Amerikaanse trainers hebben opgemerkt dat als ANL-soldaten verlof kregen na de basistraining om met hun loon naar huis te gaan, zij meestal niet terugkeren. Om bedrog met loonstrookjes te voorkomen en om de toenemende deserties een halt toe te roepen hebben ze onlangs een systeem ontwikkeld dat het mogelijk maakt dat soldaten hun geld naar huis sturen zonder ooit de basis te verlaten. Dat klinks als een goed idee maar zoals zoveel dure Amerikaanse oplossingen voor Afghaanse problemen slaat ook dit idee de plank mis. De soldaten willen niet alleen geld naar huis sturen, ze willen zelf ook naar huis.

Eerder dit jaar werd het trainingsprogramma van de VS iets overtuigender door de introductie van een in de VS gemaakt wapen, de M-16. Dit geweer verving in vier maanden de eerbiedwaardige Kalashnikov. Zelfs Amerikaanse trainers geven toe dat de Kalashnikov in Afghanistan eigenlijk het betere wapen is. De Kalshnikov is licht en nauwkeurig, hoeft zelfs in de stoffige woestijn niet te worden gereinigd en alle mannen en jongens kennen hem al goed. De onbekende en gevoelige M-16 daarentegen mag dan nauwkeuriger zijn op iets grotere afstanden maar dat is alleen zo als een soldaat hem schoon houdt en in staat is om zijn ongelofelijk gevoelige vizieren in en bij te stellen. De strijdende soldaten van het ANL zullen niet in een keer slagen voor die test. Nu het Amerikaanse leger zijn oude M-16’s gul aan de Afghanen overdraagt kan het nieuwe kopen op kosten van de belastingbetaler. Dit vooruitzicht zal het hart van elke wapenfabrikant vast en zeker verblijden (overigens verdient de Nationale Garde van Illinois een dankwoord voor het riskeren van hun leven om zulke prachtige bedrijfswinsten mogelijk te maken).

Ook bij de politie biedt de door de Amerikanen betaalde training een soortgelijke draaideur. In Afghanistan is het echter wel heel wat gevaarlijker om politieagent te zijn dan soldaat. Terwijl patrouilerende soldaten de dans kunnen ontspringen, worden vrijwel dagelijks politieagenten die op hun post zitten vermoord. Aangesteld om in kleine aantallen dorpspolitiebureaus of controleposten langs de snelweg te bemannen, zijn ze schietschijven voor Talibanstrijders. Als vertegenwoordigers van de volslagen in diskrediet geraakte regering van president Hamid Karzai zijn de ongelukkige agenten handige symbolische doelen. Britse commandanten in Helmand schatten dat 60 procent van de politieagenten in Afghanistan aan de drugs is; we hoeven ons nauwelijks af te vragen waarom dat zo is.

Foto: Jeroen Oerlemans/Hollandse-Hoogte

Een ANP-commandant vertelde me dat het een ‘probleem’ is om mannen te werven voor de Afghaanse Nationale Politie in de Pashtun-provincies van Zuid-Afghanistan waar de Taliban sterk is. Als gevolg daarvan worden niet-Pashtun leerling-agenten uit Hazara, Tajik, Uzbek of van andere ethnische achtergrond naar Pahtun gebied gestuurd om de orde te bewaren. Ze kunnen net zo goed schietschijven op hun voorhoofd schilderen. De agenten die samen met Amerikaanse mariniers naar de provincie Helmand gingen, weigerden volgens berichten om hun zwaar bewapende begeleiders te verlaten voor zelfmoordposten in dorpen. Enkele politie- en legersoldaten beweerden, toen ze daar door journalisten naar werden gevraagd, de provincie Helmand alleen voor ‘vakantie’ te bezoeken.

Trainingsdag

In veel districten vulden politieagenten onlangs hun lage loon aan en toonden hun loyaliteit aan lokale krijgsheren door de verkiezingsboxen voor president Karzai tijdens de presidentsverkiezingen te blokkeren. Nog een bewijs dat geen enkele hoeveelheid Amerikaanse training, begeleiding of geld zal bepalen voor wie of wat Afghanen zullen vechten, als ze al vechten – denk ook aan het overlopen van de grote Islamitische fundamentalistische mujaheddien die in hun jihad tegen de Sovjets werden gesteund door de VS maar nu samen met de Taliban vechten.

Afghanen zijn wereldberoemde strijders, deels omdat zij een oog hebben voor het kiezen van de winnende partij en ze staan klaar om enthousiast van partij te wisselen tot ze de goede hebben. Nu ze hebben ontdekt dat Afghanen de winnaar steunen gokken de Amerikaanse militaire strategiebepalers op een contra-guerrilla strategie waarbij wordt geprobeerd om veilig te stellen, te consolideren en op te bouwen. Dat wil zeggen zo lang te blijven tot de Afghanen de zijde van de Amerikanen kiezen. Maar het is veel te laat voor die aanpak. Op dit moment zien Amerikaanse troepen er meer dan ooit uit als een vreemde bezettingsmacht en voor de Taliban als schietschijven.

Onlangs schreef Karen DeYoung in de Washington Post dat de Taliban nu geregeld zeer hoog ontwikkelde militaire technieken gebruiken, “alsof de opstandelingen een training hebben gevolgd zoals de commando-opleiding van het Amerikaanse leger die soldaten leert hoe ze in kleine groepen moeten vechten in een onvriendelijke omgeving.” Natuurlijk hebben sommigen trainingen gevolgd die ze leren te vechten in ‘onvriendelijke omgevingen’, waarschijnlijk meerdere keren. Als je een Talibanstrijder was, zou je dan de training niét volgen die wordt aangeboden aan Afghanen aan de andere kant? En zou je dat niet meer dan eens doen als je iedere keer goed betaald werd?

Zo’n training kwam zeker goed van pas voor bijvoorbeeld de Taliban-politieagent die in september acht makkers afmaakte op zijn politiepost in de Kunduz-provincie in Noord- Afghanistan en de post overdroeg aan de Taliban. Aan de andere kant kan zo’n traning dodelijk zijn voor Amerikaanse trainers. Neem het geval van de Amerikaanse trainer die in dezelfde week werd neergeschoten en verwond door een van zijn rekruten. Volgens de berichten ontstond er een conflict omdat de trainer water dronk ‘voor de ogen van de lokale bevolking’ terwijl de leerlingen vastten vanwege de heilige moslimmaand Ramadan.

Er bestaan overigens voldoende aanwijzingen dat het de Talibanstrijders goed gaat; ze vechten trots en goed zonder de training die over het ANL en de ANP wordt uitgestort. Hoe komt het dat Afghaanse Talibanstrijders zo moedig en effectief lijken terwijl de Afghaanse Nationale Politie zo hopeloos corrupt is en het Afghaanse Nationale Leger een flop?

Toen ik in juli bases en oefenterreinen bezocht, hoorde ik sommige Amerikaanse trainers hun Afghaanse leerlingen op dezelfde racistische manier beschrijven als ooit Afrikaanse slaven in de VS werden beschreven: lui, onverantwoordelijk, dom, kinderlijk, enzovoorts. Zo zien voor Amerikanen het Afghaanse verzet, ontwijking en sabotage eruit. De Taliban strijden voor iets waar ze in geloven, dat hun land moet worden bevrijd van buitenlandse bezetting. ‘Onze’ Afghanen proberen te overleven.

Meer manschappen?

Toch gebeurt er iets bijzonders met de ANL-rekruten die de complete tien weken basistraining volmaken. Hun tengere lichamen beginnen een beetje aan te komen. Ze krijgen meer energie en zijn opgewekt, en dat allemaal omdat ze voor het eerst in hun leven genoeg voedzaam voedsel krijgen.

Betere voeding of niet, senator Levin!, senator McCain!, ‘onze’ Afghanen zullen nooit met of zonder Amerikaanse troepen voor een Amerikaanse zaak vechten zoals wij ons dat voorstellen. Ze zullen nooit met de energie – die de Taliban wel hebben – vechten voor een nationale regering die wij tegen de wens van de Afghanen aan hebben gesteld. Voor een nationale regering die we onlangs hielpen een andere verkiezing te stelen en die we nu op het punt staan te installeren ondanks het onomstotelijke bewijs van opzichtige fraude. Waarom zouden ze? Zelfs als de VS hun geesten zou winnen, dan zal hun hart daar nog niet bij zijn.

Een kleine waarschuwing nog. Gebruik de onzekere situatie van de Afghaanse veiligheidstroepen niet als argument om nog meer manschappen naar Afghanistan te sturen. Agressieve Amerikanen (nu 68.000 in getal) zijn waarschijnlijk nóg minder succesvol dan aarzelende Afghaanse soldaten. Afghanen willen vrede, maar de kharaji (buitenlandse) troepen (100.000 man als je de NAVO-bondgenoten meetelt) brengen dood en verwoesting waar ze maar komen. Denk liever aan wat je had kunnen winnen – en nog zou kunnen winnen – als je al die miljarden had besteed aan voedsel. Of misschien aan de landbouw. Of gezondheidszorg. Of een banenprogramma. Is het daarvoor nu te laat?

Dit artikel is geschreven vanuit Amerikaans perspectief. Het geeft interessante achtergronden bij de discussie die ook in Nederland woedt, specifiek over de vraag hoe succesvol het opleiden van een Afghaanse leger- en politiemacht is.

Ann Jones is de schrijfster van Kabul in Winter: Life without Peace in Afghanistan, New York: Metropolitan Books 2006 en ze schrijft regelmatig over Afghanistan voor TomDispatch en The Nation. Dit artikel verscheen oorspronkelijk op www.TomDispatch.com, een weblog van het Nation Institute dat een voortdurende stroom alternatieve bronnen, nieuws en meningen publiceert van Tom Engelhardt. Tom Engelhardt is mede-oprichter van the American Empire Project (www.americanempireproject.com) en schrijver van diverse boeken.