De socialistische graanunie van Sicco Mansholt

Het Europees landbouwbeleid is sinds de oprichting van de Europese Gemeenschap in 1957 behoorlijk veranderd. Ging in het verleden nog 80 procent van de Brusselse uitgaven naar de agrarische sector, inmiddels is het ongeveer 38 procent. Ook de doelen zijn verschoven. Maar er is één constante: in debatten valt vroeg of laat de naam Sicco Mansholt. Als geen ander drukte deze Groningse boerenzoon in de twintigste eeuw zijn stempel op de Europese agrarische koers.

Kun je als boer socialist zijn? Hoe verhouden de belangen van de boer zich tot die van de arbeider? Het zijn vragen die vrijwel nooit meer gesteld worden. Maar meer dan een eeuw geleden hield Derk Roelfs Mansholt, de grootvader van Sicco Mansholt, zich er intensief mee bezig. Het land verbouwen en Marx lezen waren belangrijke activiteiten in zijn leven.

Grootvader Mansholt dacht niet alleen na over Marx, hij schreef zijn overwegingen en gedachten ook op. Onder meer in correspondentie met de radicale schrijver Multatuli en de socialistische politicus Domela Nieuwenhuis. Zijn notities zouden later worden gelezen door zijn kleinzoon Sicco. Voor hem waren de ideeën van zijn opa de inspiratiebron voor het ontwikkelen van een Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid. Onwerkelijk: de aantekeningen van een boer en socialist uit Groningen als basis voor het landbouwbeleid van een heel continent. Er is waarschijnlijk niemand die zoveel invloed heeft gehad op het Europese landbouwbeleid van de twintigste eeuw als Sicco Mansholt. Hij wist met zijn beleid in Nederland en in Europa de ingewikkelde kloof tussen de belangen van fabrieksarbeiders en boeren te overbruggen. Hoe hij dat deed? Door zich telkens af te vragen waar het gemeenschappelijk belang lag, en de belangen van boeren te koppelen aan die van de arbeider. Vanuit die gedachte zag Mansholt het liefst dat boeren voortaan zouden gaan werken bij grote agrarische bedrijven, die grond pachtten van de overheid. ‘Boeren zien het bezit van de grond als voorwaarde voor hun bestaan. Ik niet. Het is in het belang van de boer om pachter te zijn van de staat’, aldus Mansholt.

Sicco Mansholt in 1946. Foto: Polygoon Hollands Nieuws

Nederland

Hoezeer Mansholt ook geloofde in het ideaal van de boer als arbeider, pragmaticus als hij was realiseerde hij zich maar al te goed dat hij met het nastreven van zijn ideaal niet veel zou bereiken in het calvinistische Nederland. Boeren zouden niet bereid zijn hun eigen boerderij en landbouwgrond te verkopen aan de staat. Daarom richtte hij zich op het versterken van de positie van de arme boer. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg hij de kans om dat doel te bewerkstelligen. Mansholt, die tijdens de oorlog zeer actief was geweest in het verzet, werd gevraagd om landbouwminister te worden in het kabinet van de sociaaldemocratische premier Drees. De opdracht was duidelijk: nooit meer een hongerwinter.

Mansholt slaagde erin om de inkomsten van de boer op hetzelfde niveau te brengen als die van de arbeider. Dankzij zijn inspanningen kregen boeren een vergoeding van 20 procent bovenop de kostprijs. Gingen de lonen mede door de strijd van de vakbonden omhoog, dan kregen ook de boeren een hogere prijs. Het resultaat: een fenomenale productiegroei, een fatsoenlijk salaris voor de boer en een brug tussen de belangen van boer en arbeider.

Europa

De resultaten van Mansholts beleid vielen ook buiten de landsgrenzen op. Toen de Europese Economische Gemeenschap (E.E.G.) werd opgericht in 1957, werd Mansholt dan ook gevraagd om als Eurocommissaris voor Landbouw aan de slag te gaan. Een uitgelezen kans om zijn succesvolle beleid ook buiten Nederland voort te zetten. Met gegarandeerde prijzen werd de productie in Europa flink opgevoerd. Met exportsubsidies werden de deelnemende Europese landen belangrijke spelers op de wereldmarkt, terwijl niet-Europese producenten juist te maken kregen met importheffingen.

Hoewel er veel lof was voor de productiestijging die Mansholt voor elkaar kreeg, klonk er ook steeds meer kritiek. Te grote productie en te weinig vraag leidden al snel tot ‘boterbergen en melkmeren’. Voor Mansholt kan dat geen grote verassing zijn geweest. Al in 1953 ontstond in Nederland het eerste boteroverschot als gevolg van het Nederlandse beleid dat hij had ontwikkeld. In zijn Brusselse plannen had hij dan ook voorzien in remmende maatregelen. Door de producten tegen bodemprijzen op te kopen en op te slaan in EEG-silo’s, probeerde hij de productie te beperken. Succes bleef echter uit. De boeren voerden de productie juist verder op, in de hoop hun inkomsten te verhogen.

De enorme productiestijging leidde behalve tot grote overschotten ook tot een gemeenschappelijk landbouwbeleid dat steeds duurder werd. Hoewel daar flink over werd gemopperd, bleek Mansholt in staat om het beleid nog jaren overeind te houden. Tegelijkertijd bereidde hij zich voor om het roer radicaal om te gooien. Te lang waren inefficiënte kleine boeren overeind gehouden. Wat Mansholt betreft was grootschalige landbouw onafwendbaar en moest de kleine boer verdwijnen.

Mansholt probeerde de ruim 4.000 boeren uit Noord-Duitsland toe te spreken, terwijl zij hem uitjoelen. Foto: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/UPI/Fotograaf onbekend

Boerenverzet

‘Nog voor het volgende decennium voorbij is zullen er van de 10 miljoen boeren nog 5 miljoen over zijn’, schreef hij in 1969 in zijn Plan-Mansholt. Ook moest er direct gestopt worden met het winnen van nieuwe landbouwgrond en diende er een plan te komen om een groot deel van de huidige landbouwgrond uit productie te nemen. Voor boeren die deze stap niet konden maken, moesten goede afvloeiingsregelingen beschikbaar worden gesteld.

Het verzet tegen zijn plannen was enorm, vooral in Duitsland. Toen Mansholt daar zijn ideeën kwam toelichten, stond hij tegenover een zaal vol boze boeren. Slechts enkele kritische plattelandsjongeren verdedigden hem. Zij beklommen het podium met een spandoek met de tekst: ‘Alleen koeien roepen boe!’ De zaal ontplofte en Mansholt werd net op tijd uit de ruimte gehaald om hem bij de ontstane knokpartij weg te houden.

In Brussel was de situatie niet veel beter. Massaal kwamen boeren uit de EEG-landen naar de Europese hoofdstad om te laten weten dat zij niet van plan waren te stoppen met boeren. ‘Brandweerlieden die een in de fik gestoken tram wilden blussen, krijgen dode kippen naar hun hoofd geslingerd’, zo valt te lezen in De Graanrepubliek. De spandoeken logen er niet om: ‘Hitler roeide de joden uit, Mansholt de boeren.’ De overige leden van de Europese Commissie voelden de druk toenemen en maanden Mansholt tot het veranderen van zijn plan. Mansholt kon niet anders dan toegeven . Het Plan-Mansholt werd in 1971 in sterk afgezwakte vorm aangenomen.

De Club van Rome

Hoewel Mansholt nog enkele jaren Eurocommissaris is gebleven en zelfs even voorzitter van de Europese Commissie was, voerde hij geen grote veranderingen meer door. De laatste jaren van zijn werkzame leven in Brussel groeide bij Mansholt het besef dat zijn beleid grote schade had aangericht. In navolging van de Club van Rome, de groep wetenschappers die voor het eerst de grote ecologische problemen voor de toekomst van onze planeet aankaartte, zag hij in dat Europa af moest van ‘het streven naar maximale groei’. Ook vroeg hij zich hardop af ‘of de ondernemingsgewijze productie kan worden gehandhaafd’. Tot slot kwam hij ook terug op het streven naar grootschalige landbouw.

In de decennia die volgden na het vertrek van Mansholt uit Brussel, is het Europees landbouwbeleid beetje bij beetje bijgesteld. Zo is in 1984 het stelsel van melkquota ingevoerd om de productie te reguleren. In 2015 is dit systeem weer afgeschaft. De markt is sindsdien weer leidend. Of dit de problemen in de melksector oplost is nog maar de vraag. Voor het alternatief, nieuwe vormen van productiebeheersing zoals grondgebonden productielimieten, is in ieder geval niet gekozen.

Na Mansholt

Sicco Mansholt overleed in 1995. Sindsdien is het gemeenschappelijk landbouwbeleid verder aangepast. Boeren ontvangen inkomensondersteuning waar in de loop der jaren steeds meer voorwaarden aan zijn gesteld. Denk aan milieueisen, voedselkwaliteit en dierenwelzijn.

Is inkomensondersteuning uiteindelijk de oplossing? Of drijft dit slechts de grondprijzen op, zoals sommige economen beweren? Het plaatst de politiek voor een duivels dilemma: radicaal breken met inkomenssubsidies zou boeren direct in de problemen brengen. Ze afbouwen en meer vergoedingen geven voor andere belangrijke taken, is wellicht de beste optie. De boer als landbouwbeheerder maar ook nog steeds als ondernemer. Niet het ideale, maar wel de meest pragmatische oplossing.

De Graanrepubliek

Veel van de anekdotes in dit artikel zijn ontleend aan het boek De Graanrepubliek van Frank Westerman, dat in 1999 uitkwam. In het boek wordt uitgebreid ingegaan op Mansholts politieke wederwaardigheden, maar het gaat ook over de tijd dat hij actief was in het verzet. Het boek is een absolute aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in Nederlandse geschiedenis, landbouw en socialisme.