Interview Marcel van Silfhout: De voedselinspectie is uitgebeend

Regelmatig hebben we te maken met een voedselaffaire. Vrijwel elke keer is een van de conclusies dat de voedselinspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) niet deugt. Voorheen werd de inspectie uitgevoerd door de veelgeprezen Keuringsdienst van Waren. Wat is er met de inspectie gebeurd? Voor zijn boek Uitgebeend ploos onderzoeks-journalist Marcel van Silfhout het uit.

Hoe is de alom gerespecteerde Keuringsdienst van Waren van twintig jaar geleden veranderd in de gewantrouwde NVWA van nu?

‘De Keuringsdienst van Waren was in binnen- en buitenland een gerenommeerd instituut. Uit onderzoeken bleek dat Nederlanders heel veel vertrouwen hadden in de keuringsdienst. De kracht van de dienst zat in de goed opgeleide inspecteurs met hun koffertje. Zij kwamen bij bedrijven over de vloer en namen monsters van het voedsel voor inspectie. Zoals een inspecteur mij vertelde: “Als je een monster nam en je zag degene tegenover je van kleur verschieten, dan wist je eigenlijk al wel hoe laat het was.”

Er is daar een ongelooflijk ongeluk gebeurd. In Uitgebeend beschrijf ik hoe het ministerie van Landbouw met een soort staatsgreep in 2003 de keuringsdienst naar zich toetrok. Daarna volgde de ene na de andere mislukte fusie, mer verstrekkende gevolgen. Er worden geen monsters meer in de bedrijven genomen. De NVWA controleert vooral op papier of het bedrijf zichzelf wel goed gecontroleerd heeft.

Het bewijst dat de overheid daadwerkelijk iets kapot kan bezuinigen en reorganiseren. Vooral door een combinatie van fusies, reorganisaties en bezuinigingen, het liefst gelijktijdig. Na het verschijnen van mijn boek in 2014 is de situatie bij de voedselinspectie alleen nog maar slechter geworden. Ik maak op dit moment niet voor niets een vervolg.’

In Uitgebeend beschrijft Marcel van Silfhout alle veranderingen die de keuringsdienst de afgelopen jaren heeft ondergaan. In 2003 verhuisde de dienst van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar het ministerie van Landbouw. Sinds 2003 is de Keuringsdienst van Waren gefuseerd met de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV), Plantenziektekundige Dienst en de Algemene Inspectiedienst. Na een aantal keer van naam gewisseld te zijn, werd deze in 2012 de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De manier waarop de fusies zich voltrokken, verklaart de titel van Van Silfhouts boek. Van de 1.000 mensen die oorspronkelijk bij de Keuringsdienst van Waren werkten zijn er in 2013 nog maar 240 bij de NVWA over. Terwijl er zo’n 100.000 Nederlandse voedsel- en horecabedrijven gecontroleerd moeten worden.

Waar dat allemaal toe leidt blijkt uit de feiten over de paardenvleesaffaire die Marcel van Silfhout boven tafel heeft gekregen. ‘Het gesjoemel met paardenvlees had in Nederland op tijd ontdekt kunnen worden. In 2010 zat een aantal medewerkers bij de inspecteur-generaal en zij zeiden dat er geïnvesteerd moest worden in onderzoek naar de paardenvleessector. Ze vermoedden dat het niet op orde was en dat er behoorlijke risico’s konden ontstaan. De inspecteur-generaal heeft toen gezegd dat het niet ging gebeuren, want dergelijk onderzoek was wegbezuinigd. Er werd niet meer tegen oneerlijke handel en voedselfraude opgetreden. Alleen als de volksgezondheid in gevaar kwam werd nog onderzoek gedaan. Uiteindelijk kregen we de paardenvleesaffaire.’

Welk effect had jouw boek toen het in 2014 uitkwam?

‘De analyse uit het boek is door vrijwel iedereen overgenomen. Gek genoeg niet door VVD en CDA, terwijl deze partijen toch wel hoofdschuldig zijn aan het kapotmaken van de dienst. Uitgebeend heeft de NVWA wel wat uit de wind gezet. Het werd duidelijk dat de politiek wel kan hakken op de NVWA, maar dat de problemen bij de dienst toch echt allemaal door  politiek Den Haag veroorzaakt zijn. Natuurlijk heeft ook het bedrijfsleven de nodige steken laten vallen. Keer op keer blijkt zelfregulering daar maar niet te werken. Een resultaat van het boek was dat de voedselinspectie 30 miljoen euro minder hoefde te bezuinigen. Daar zijn 160 mensen van aangenomen.

Ook voor het CDA en de VVD is het van belang dat we weer een goed functionerende voedselinspectie hebben. Het heeft niks te maken met morele verontwaardiging, het is een business issue. Als men er zo trots op is dat Nederland de tweede voedselexporteur ter wereld is, dan is een goede inspectie cruciaal. Met een voedselramp die een dode veroorzaakt is de reputatie van Nederlands voedsel direct niets meer waard.’

Bij elke voedselaffaire hebben we het over een incident, maar je stelt dat er structurele problemen zijn. Wat is er aan de hand?

‘Het algemene patroon dat erachter zit is de race to the bottom die we in Nederland met ons voedsel hebben.
11 procent van ons inkomen gaat nog maar naar eten. Ik ga niet zeggen dat het weer net als vroeger 30 procent moet zijn. Maar een ei kost op dit moment net zoveel als in de jaren vijftig: zeven eurocent.

Wat je nu ziet is eigenlijk voedselfraude. Zoals met de fipronil die vorig jaar in eieren werd aangetroffen. Een verboden middel om bloedluis bij kippen te bestrijden. Er wordt gebruik gemaakt van een verboden middel om maar veel te kunnen blijven produceren zonder al te veel onkosten te hebben. We hebben in de race to the bottom de bodem bereikt en nu hebben we ook de kruipruimte nog ontdekt. Het is een systeemfalen. We gaan waarschijnlijk nog meer “incidenten” met voedsel krijgen dan we nu hebben.

En als er een volksgezondheidsbelang tegenover een economisch landbouwbelang staat, dan gaat altijd het economisch belang voor. Dat werd helemaal duidelijk met de uitbraak van Q-koorts. De geitenhouders zijn gecompenseerd voor hun schade, maar de slachtoffers hebben geen excuses van de overheid gekregen en geen financiële genoegdoening ontvangen. Terwijl er zeker 400 à 500 mensen chronisch ziek zijn door de Q-koorts. Zij kampen met hevige vermoeidheid. Er is alleen een algemeen fonds uitgekeerd van 10 miljoen euro voor onderzoeken naar de ziekte. Dat is echt ongelooflijk.’

Marcel van Silfhout is onderzoeksjournalist en schreef het boek Uitgebeend over de Nederlandse voedselinspectie. Voorheen werkte hij voor de televisieprogramma’s Zembla, Uitgesproken, De Ombudsman en KRO Reporter.

Ondertussen wordt er vaak gezegd dat ons voedsel nog nooit zo veilig is geweest.

‘Het is een paradox. Aan de ene kant kun je makkelijk zeggen dat ons voedsel nog nooit zo veilig was als nu. Aan de andere kant hebben we er door de schaal- en volumevergroting meer last van als er wat fout gaat.

Een inspecteur maakt onderscheid tussen gevaar en risico. Een zwembad in een tuin is bijvoorbeeld een gevaar. Als er een kind naast loopt, dan wordt het een risico. Vroeger werd de koe om de hoek geslacht. Als daar wat mee was, dan werden er hooguit 100 man in het dorp behoorlijk ziek van. Nu zijn de processen van een totaal andere omvang. De fipronil in de eieren was geen volksgezondheidsrisico. Maar stel dat het een evident schadelijke stof was, dan hadden we de eieren tot aan Tokyo terug moeten halen. Door de schaalvergroting in onze voedselvoorziening hebben we nu een heel groot zwembad, met heel veel kinderen eromheen. En zie daar maar eens als inspectie op te handhaven. Mensen weten ergens ook wel hoe lastig dat is en dat geeft ze een naar gevoel over onze voedselvoorziening.’

Hoe helpen we de voedselinspectie er weer bovenop?

‘Het is een enorme puinhoop bij de NVWA. Misschien moeten we dat feit gewoon accepteren en de NVWA op de schop nemen. Ik heb die vraag voorgelegd aan de inmiddels tachtigjarige oud-directeur Frans Schuring. Hij heeft de Keuringsdienst van Waren destijds tot het gerenommeerde instituut gemaakt dat we hadden. Hij zei dat het weer moet worden opgeknipt in de autonome, los van elkaar staande divisies: Keuringsdienst van Waren, Plantenziektekundige Dienst, Algemene Inspectiedienst en RVV.

Ik pleit in ieder geval voor de terugkeer van het mannetje met de koffer. Met daarin de meest moderne technologie. Voor veel zaken heb je tegenwoordig geen compleet laboratorium meer nodig, maar volstaat een controle met mobiele apparatuur. Niet langer alleen controle op papier, maar de bedrijven in en monsters nemen. Het is nodig om een club van zo’n twintig man te hebben, de crème de la crème van de inspectie, die voedselbedrijven grondig kan onderzoeken. Alleen al het bestaan daarvan en de kans dat je onderzocht wordt, helpen om voedselbedrijven in het gareel te houden.’