Anja Vink: 'Den Haag heeft hetzelfde segregatieniveau als Chicago'

Anja Vink schrijft al twintig jaar over onderwijs, voor onder meer NRC Handelsblad, Vrij Nederland en De Correspondent. Haar artikelen vormden de basis voor de boeken Witte zwanen, zwarte zwanen en Van deze kinderen ga je houden. Foto: Dirk Kreijkamp ©

Wat zijn de gevolgen van de segregatie in het onderwijs voor onze samenleving?

‘We komen elkaar niet meer tegen en we kennen elkaar niet meer. In de grote steden is de kloof vooral etnisch. Daar heb je ‘zwarte’ en ‘witte’ scholen, zelfs in gemengde buurten. We worden banger voor elkaar. Op de mbo-school in Den Haag waar ik voor een reportageserie voor Vrij Nederland heb meegelopen, zien heel veel jongeren van niet-westerse afkomst de ‘andere samenleving’ als beangstigend of neerbuigend.’

Hoe kan het dat er in Nederland nauwelijks politiek en maatschappelijk debat is over ons sterk gesegregeerde onderwijssysteem?

‘Ik zeg altijd als jij als schoolbestuurder, schooldirecteur, of onderwijswethouder wilt dat je hoofd eraf gaat, moet je over segregatie beginnen. Het is een heel brandbaar thema. Je krijgt al snel het verwijt van de maakbare samenleving. Je gaat morrelen aan de onderwijskansen van de kinderen van de middenklasse. Dat roept veel weerstand op. We willen het ook niet weten. Het rapport van de commissie-Dijsselbloem uit 2008 over de onderwijsvernieuwingen in het voortgezet onderwijs rept bijvoorbeeld met geen woord over segregatie. De gevolgen ervan worden – nog – niet door de middenklasse gevoeld.’

Speelt ook niet de angst bij middenklasse-ouders mee dat hun kinderen het slechter krijgen dan zijzelf?

‘Ja, daarom zal je deze ouders het gevoel moeten geven dat de kwaliteit van het onderwijs voor hun kinderen gewaarborgd blijft. Tegelijkertijd moet je benadrukken dat onderwijs een publiek goed is dat belangrijk is voor de hele samenleving, waar wij met ons allen verantwoordelijkheid voor dragen. Dat is een enorme opdracht. Dat kun je niet van de ene op de andere dag veranderen. Interessant is wat er in Londen is gebeurd. Ik ben daar vorig jaar geweest. Londen was altijd de stad in Engeland met de meest verschrikkelijke scholen in buurten als Hackney en Tower Hamlets. Scholen die beheerst werden door gangs. In 2001 heeft de regering-Blair veel geld in deze scholen geïnvesteerd. Er is een taskforce opgezet, The London Challenge, geleid door een voormalige leraar die eerder al in Birmingham het onderwijs op achterstandsscholen had verbeterd. Londen is nu een onderwijswonder. Achterstandsleerlingen presteren er veel beter dan in de rest van Engeland. De achterstandsscholen in Londen zijn inmiddels zo goed dat middenklasse-ouders er hun kinderen naartoe sturen. Ze hebben zo’n hoog niveau dat leerlingen zelfs doorstromen naar de elite-universiteiten. Ik denk dat daar een belangrijke oplossing zit. Je moet eerst zorgen voor goede scholen. Het probleem in Nederland is de zelfstandigheid van de schoolbesturen. Zij hebben zoveel invloed en staan los van de gemeenschap die zij dienen. Ouders hebben nauwelijks meer iets te zeggen. Ook gemeenteraden staan goeddeels buitenspel.’

Hoe zou het anders moeten?

‘Ik geloof steeds meer in lokaal bestuur voor scholen. Aerdenhout en Rotterdam zou ik niet met elkaar willen vergelijken, maar voor beide gemeenten is het beleid nu hetzelfde. Ik zou willen pleiten voor een lokaal schoolbestuur waar schoolbesturen, leraren, ouders en gemeente deel van uitmaken en dat een mandaat heeft voor bijvoorbeeld tien jaar. Dat dus niet bij iedere nieuwe wethouder het beleid weer verandert. Dan heb je in ieder geval consistent beleid, waarbij je als gemeenschap keuzes maakt over gemeenschapsgeld waar ook verantwoording over wordt afgelegd.’

De ondertitel van uw boek luidt De mythe van de zwarte school. Wat is deze mythe?

‘We zeggen altijd dat de segregatie in ons onderwijs etnisch is, maar deze is in de eerste plaats sociaaleconomisch. De inspectie laat dat ook heel duidelijk zien in haar rapport. Uitsortering op basis van opleidingsniveau van de ouders blijkt veel hoger dan op grond van etniciteit. Onderzoek van onderwijssocioloog Paul Jungbluth heeft aangetoond dat er niet alleen in de grote steden maar ook in Zuid-Limburg een enorme segregatie in het onderwijs is. Alleen heb je daar vooral ‘witte’ in plaats van ‘zwarte’ achterstandsleerlingen. Middenklasse-ouders willen niet dat hun kinderen op dezelfde school zitten als kinderen van arme ouders, ongeacht huidskleur. Dat is overigens altijd zo geweest. Alleen zorgden de verzuiling en de emancipatie van de arbeidersklasse ervoor dat kinderen met verschillende sociaaleconomische achtergronden vaker bij elkaar in de klas zaten. Ook op het havo en het vwo. Dat is nu steeds minder het geval.’

De afgelopen twee jaar liet de onderwijsinspectie zien dat de kansen voor leerlingen en studenten sterk afhankelijk zijn van het opleidingsniveau van de ouders en dat er grote kwaliteitsverschillen tussen scholen zijn. In de nieuwste Staat van het Onderwijs wordt geconcludeerd dat deze effecten nog eens versterkt dreigen te worden door toe-
nemende sociaaleconomische segregatie. Voor journalist Anja Vink is deze constatering niet nieuw.

Anja Vink begon haar zoektocht naar de segregatie in het onderwijs in 2001. Zij merkte dat er in de discussie over de multiculturele samenleving zoals die in Nederland losbarstte naar aanleiding van de aanslagen van 11 september, nauwelijks aandacht was voor het onderwijs en besloot op onderzoek uit te gaan. Ze gaf in 2002 een tijdje les op een ‘zwart’ vmbo in de Amsterdamse Bijlmer en was geschokt door wat zij daar aantrof. Vervolgens ging ze naar scholen en buurten met veel sociaaleconomische achterstanden. Ze sprak met deskundigen, volgde docenten en leerlingen en beet zich vast in het onderwerp. Voor onder andere NRC Handelsblad schreef ze vele artikelen over het Nederlandse onderwijs, die gebundeld zijn in het boek Witte zwanen, zwarte zwanen uit 2010. In dat boek beschrijft Vink de segregatie die in stilte toeneemt en de gevolgen daarvan voor leerlingen, scholen en onze samenleving.

Uit cijfers van het ministerie van Onderwijs over 2010 blijkt dat de kans om rond de leeftijd van zestien op een onderwijsniveau lager dan mavo te zitten, voor het armste kwart leerlingen ruim vier keer zo groot is als voor het rijkste kwart. Omgekeerd geldt dat het rijkste kwart van de leerlingen een bijna vier keer zo grote kans heeft om op het vwo te zitten als het armste kwart. Nadien heeft het ministerie dergelijke cijfers nooit meer gepubliceerd.

U stelt dat Nederland een van de meest gesegregeerde onderwijssystemen van Europa heeft. Hoe komt dat?

‘Vaak wordt gewezen naar artikel 23 van de grondwet (‘vrijheid van onderwijs’, –red.), maar ik denk inmiddels dat de oorzaak marktwerking is. De segregatie neemt niet zozeer toe bij katholieke en protestants-christelijke scholen, maar veel meer bij de algemeen bijzondere scholen, de montessori- en vrije scholen. Hoogopgeleide ouders willen deze scholen graag voor hun kinderen en de schoolbesturen spelen daarop in. In hun onderlinge concurrentiestrijd proberen zij zo veel mogelijk van deze ‘makkelijkere’ leerlingen binnen te halen, want dat levert geld op. Ze krijgen per leerling betaald en vragen vaak hoge ouderbijdrages. De marktwerking heeft nog eens een extra slinger gekregen door de invoering van de lumpsum. Schoolbesturen krijgen een zak met geld en die mogen ze naar believen besteden. Zij hoeven daar nauwelijks verantwoording over af te leggen en doen dat ook niet. De Inspectie van het Onderwijs kijkt naar het minimumniveau dat gehaald moet worden. Voor sommige scholen is dat dan het doel.’

Een ander element dat de segregatie in de hand kan werken is de vroege selectie in het Nederlandse onderwijs. Al op 12-jarige leeftijd wordt bepaald of je naar het vmbo of naar havo/vwo gaat. Wat zegt onderzoek daarover?

‘We weten dat in vroeg selecterende landen, zoals Nederland, België en Duitsland, meer ongelijkheid is. Uit al het onderzoek blijkt dat achterstandsleerlingen negatieve gevolgen ondervinden van vroege selectie. Ze hebben niet de kans om zich volledig te ontwikkelen, komen op scholen terecht met veel andere achterstandsleerlingen en krijgen onvoldoende taalles. In feite sorteren we gewoon laag en hoog uit. Als kind van laagopgeleide ouders met een mavo-advies haal je hooguit mbo, terwijl een kind van hoogopgeleide ouders met hetzelfde mavo-advies met heel veel bijles de universiteit kan halen. Het boek De bijlesgeneratie van Louise Elffers legt de vinger precies op de zere plek. Zij beschrijft daarin hoe hoogopgeleide ouders er vaker in slagen om hun kind alsnog in het havo of vwo geplaatst te krijgen, terwijl kinderen van laagopgeleide ouders met eenzelfde prestatieniveau vaker naar het vmbo gaan (zie kader, –red.).’

U bent in de VS geweest, waar ze in een paar staten op scholen een quotumregeling hebben ingevoerd van 60 procent middenklasse- en 40 procent arme leerlingen. Kan deze regeling ook in Nederland werken?

‘Ja, je moet het alleen niet morgen invoeren. In grote steden zou je kunnen denken aan buurten die qua sociaaleconomische samenstelling gemengd zijn, maar toch ‘witte’ en ‘zwarte’ scholen hebben. De schoolsegregatie is immers hoger dan de buurtsegregatie, zo laat de inspectie zien. Als criterium zou je het opleidingsniveau van de ouders kunnen nemen. Scholen werken dan met twee wachtlijsten. Belangrijk daarbij is dat je kijkt naar de samenstelling van de buurt en dat je het onderzoekt. In Nijmegen hebben ze gekozen voor een verhouding van 70 procent middenklasse en 30 procent achterstandsleerlingen. Het verschil met de VS is echter dat de verdeling pas als laatste factor wordt meegenomen. In de VS krijgen eerst broertjes en zusjes voorrang, dan vindt de weging plaats en dan wordt gekeken naar de afstand tot de school. In Nijmegen kijken ze eerst naar broertjes en zusjes, dan naar de afstand tot de school en dan pas naar de verdeling. Daardoor mengt het niet genoeg. Er zijn in Nederland scholen die heel goed werk doen met achterstandsleerlingen, maar de kennis daarover is nauwelijks bij andere scholen bekend. Dat komt ook weer door de zelfstandigheid van de schoolbesturen. Daarom zou je het lokaal moeten regelen, zoals ze in Londen hebben gedaan. Door leraren, schooldirecteuren en ouders meer inspraak te geven en in te zetten op verbetering van het onderwijs en de scholen.’

In zijn boek Our Kids beschrijft de Amerikaanse socioloog Robert Putnam hoe de Verenigde Staten een klassensamenleving zijn geworden waar arm en rijk, hoog- en laagopgeleid elkaar niet of nauwelijks meer tegenkomen en letterlijk in gescheiden werelden leven. Voorziet u een dergelijk scenario voor Nederland?

‘Het laatste inspectierapport geeft aan dat het onderwijs in Nederland enorm gesegregeerd is. In Den Haag is het segregatieniveau vergelijkbaar met Chicago: de trieste koploper in de VS. Ik denk dat met de bezuinigingen op het onderwijsachterstandenbeleid en het lerarentekort de problemen op de achterstandsscholen alleen maar groter zullen worden. De middenklasse zal zoveel mogelijk proberen het onderwijs voor de eigen kinderen veilig te stellen. Als de onderwijsprestaties blijven dalen, zoals de inspectie constateert, dan gaat het particulier onderwijs groeien. Net als in de VS is gebeurd. Daar gaat tien procent van de leerlingen naar particulier onderwijs. In Nederland is dat nu nog zo’n anderhalf procent.’