publicatie

Tribune 2/2010 :: Kunstmest voor vrede

Tribune, februari 2010

Hulp die helpt

Kunstmest voor vrede

Al trekt Nederland bij een ramp massaal de portemonnee, er is veel discussie over het nut van ontwikkelingssamenwerking. Ewout Irrgang was begin januari in Congo en Rwanda. Zijn conclusie: er is meer, maar vooral bétere hulp nodig.

Tekst: Rob Janssen

Registratie voor voedselhulp in een vluchtelingenkamp in Oost-Congo

Het is moeilijk voor te stellen dat je volwassen mannen moet gaan uitleggen dat ze niet moeten verkrachten. Toch gebeurt het. SP-Tweede Kamerlid Ewout Irrgang reisde met een Kamerdelegatie naar de Democratische Republiek Congo en zag er hoe een ontwikkelingsorganisatie met behulp van een film aan honderdvijftig Congolese soldaten duidelijk probeert te maken dat ze van vrouwen moeten afblijven. Hoe kun je aan ontwikkeling en opbouw denken, als mensen dat nog niet eens snappen? “Toen ik dat zag, zonk bij mij ook heel even de moed in de schoenen”, vertelt Irrgang. “Maar let wel, die soldaten hebben geleerd dat ze mogen verkrachten. Verkrachting wordt als wapen ingezet; vernedering van de vrouwen van de tegenpartij hoort bij de oorlogstactiek. Er is onvoorstelbaar veel geweld in Oost-Congo als gevolg van de oorlog tegen de Rwandese Hutu-rebellen, verenigd in de FDLR.”

Congo, het voormalige Zaïre, is zestig keer zo groot als Nederland en telt circa vijftig miljoen inwoners. Na de onafhankelijkheid van België, in 1960, vergaarde dictator Mobutu er een privévermogen dat in de jaren tachtig even groot werd geschat als de nationale schuld van het land. Jarenlang was Congo een bondgenoot van de Verenigde Staten, maar de Amerikanen zagen het land niet meer staan toen de Koude Oorlog beëindigd was. Het straatarme en door Mobutu uitgewoonde Congo raakte vervolgens betrokken in nogal onoverzichtelijke oorlogen met diverse buurlanden, waaronder Rwanda. Irrgang: “Het land krabbelt nu weer een beetje omhoog. Maar in het oosten zitten nog steeds veel rebellen. Tot voor kort steunde Rwanda de Tutsi-rebellen en Congo de Hutu-rebellen. De FDLR heeft het op Rwanda voorzien. In de jaren negentig pleegden zij de genocide op de Tutsi’s maar ze werden verdreven door de huidige regering van Rwanda. Vorig jaar zijn Rwanda en Congo plotseling samen gaan vechten tegen de FDLR.”

Tijdens een diner met Congolese politici in de hoofdstad Kinshasha viel het Irrgang op dat de Congolezen van mening zijn dat die Rwandees-Congolese samenwerking mede tot stand is gekomen dankzij het feit dat Nederland de hulp aan de overheidsbegroting van Rwanda stopte. Daar heeft Irrgang samen met de VVD en het CDA in de Kamer voor gepleit, maar minister Koenders van Ontwikkelingssamenwerking wilde er aanvankelijk niet aan. Een VN-rapport waarin stond dat Rwanda de Tutsi-rebellen steunde, trok Koenders over de streep. Irrgang: “Bij ontwikkelingshulp via begrotingssteun moet je erop kunnen vertrouwen dat het geld goed besteed wordt. Rwanda was betrokken bij de oorlog in Oost-Congo; het risico dat het geld aan wapens zou worden uitgegeven was levensgroot. Dan moet je stoppen met die steun voor de begroting.”

“De opbrengst is zo laag dat je beter rebel kunt worden”

Volgens Irrgang komt het er dan op aan dat je op een andere manier hulp biedt: “Met meer controle en waarborgen. Allereerst is het zaak dat er noodhulp en humanitaire hulp geboden wordt in crisisgebieden zoals Oost-Congo. Verder moet er gekeken worden naar mogelijkheden voor meer structurele hulp zoals het verbeteren van scholen, ziekenhuizen en infrastructuur. Ik bezocht in het oosten van Congo een Nederlands wegenherstelproject. Door de oorlog werden bijna alle wegen in dat gebied vernield. Als je daar niks aan doet, kunnen boeren hun producten niet vervoeren en verkopen. Mocht het tot hongersnood komen in dat gebied, dan is de ramp niet te overzien. In hetzelfde gebied zag ik ook een mooi project van ontwikkelingsorganisatie ICCO om boeren betere landbouwzaden te geven. En een initiatief dat boeren helpt om kunstmest te gebruiken. De streek is zeer vruchtbaar, maar de grond raakt zonder kunstmest uitgeput. De opbrengst is zo laag dat je beter rebel kan worden. Zo leidt armoede tot oorlog. Vandaar dat de Nederlandse initiatiefnemer spreekt over ‘kunstmest voor vrede’. De opbrengst kan met kunstmest namelijk vervijfvoudigen.”

Hulp helpt wél

Met een diverse groep betrokkenen heeft Ewout Irrgang het initiatief genomen tot een manifest met als titel ‘Hulp helpt wel’. Het is een pleidooi voor internationale solidariteit en tegen de westerse dominantie bij internationale instellingen. ‘Grootschalige belastingvrijstelling, –ontduiking en–ontwijking door multinationals kosten ontwikkelingslanden veel meer geld dan wat ze aan hulp krijgen. Minstens zo belangrijk als ontwikkelingssamenwerking is dat deze

oneerlijke machtsverhoudingen en structurele problemen in de wereld worden veranderd’, schrijven de initiatiefnemers onder andere. ‘Er is een onevenredig grote nadruk op wat er misgaat bij ontwikkelingssamenwerking.

Dit doet geen recht aan de noodzaak voor blijvende internationale solidariteit om miljoenen mensen in de wereld te ondersteunen in de strijd tegen extreme armoede, ongelijkheid en onrecht.’

Het zijn lichtpuntjes die de burger weer moed geven. Ook in Rwanda trof Irrgang hoopgevende ontwikkelingen aan. Het land zit economisch gezien aardig in de lift, maar de genocide van 1994 (waarbij bijna een miljoen Tutsi’s werden afgeslacht) hangt volgens Irrgang nog steeds als een donkere wolk boven het land. Ook de situatie rondom vrijheid en mensenrechten is zorgelijk. Tel daarbij de bloedige, zich voortslepende conflicten in Oost-Congo en de gigantische corruptie in datzelfde land en het is duidelijk dat ontwikkelingshulp alleen niet genoeg is om de problemen op te lossen. Irrgang: “Waar het om gaat is dat je hulp biedt bij projecten; uiteindelijk moeten die landen het zelf gaan doen. Ontwikkelingshulp gaat immers over hulp om te ontwikkelen. Je kunt die landen niet zo maar aan hun lot overlaten.”

“Ontwikkelingsbudget niet langer bevuilen met militaire operaties”

En dus gaat het niet om de vraag óf hulp moet worden gegeven, maar hoé.

Eind vorige maand bracht de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie’ uit. Belangrijkste conclusie: ontwikkelingshulp moet anders. Het moet professioneler georganiseerd worden, waarbij kennis en specialisatie verbeterd moeten worden. Er is bovendien nog te veel sprake van versplintering van de Nederlandse hulp, aldus de WRR. Ewout Irrgang spreek van een goed, kritisch rapport: “Hopelijk kan het een aanleiding zijn voor een discussie over hoe het beter kan.”

Het rapport komt op een moment dat het thema ontwikkelingshulp steeds meer ter discussie komt te staan. Met name vanuit rechts wordt de roep steeds luider om flink te snijden in het budget voor ontwikkelingshulp en de 0,7 procent BNP-norm los te laten. Ewout Irrgang kan dat cynisme wel plaatsen. “Twintig, dertig jaar lang stond het thema ontwikkelingshulp niet ter discussie, dat was een soort taboe. Terwijl er ook dingen verkeerd zijn gegaan. Met andere woorden: het kan inderdaad beter. Maar je moet geen wonderen verwachten als je niks doet aan eerlijke handel en de democratisering van bijvoorbeeld de Wereldbank en het IMF.” Irrgang stelt om te beginnen voor om het ontwikkelingsbudget niet meer te vervuilen met zaken die geen echte hulp zijn. Onder meer door de ontwikkelingsbegroting niet langer te laten belasten met een deel van de uitgaven voor militaire (vredes)operaties.

Irrgang: “Wereldwijd wordt per jaar zo’n honderd miljard euro aan hulp uitgegeven, tegenover duizend miljard euro aan militaire doeleinden. Militaire missies kunnen beter uit die pot van duizend miljard betaald worden, zodat het ontwikkelingsbudget minder belast wordt. Er zijn de nodige vredesmissies te noemen waar het woordje ‘vrede’ bij nader inzien toch niet zo erg centraal is gebleken. Ik bedoel: er is een stevige lobby om meer militaire uitgaven als ‘hulp’ te kwalificeren. De Amerikanen willen het liefst de oorlog in Afghanistan uit het hulpbudget betalen. Ook in Nederland willen CDA en VVD graag via de achterdeur het defensiebudget verhogen.”

Bukavu, Oost-Congo: Ewout Irrgang met een VN-politieagent

Zelf publiceerde Irrgang in 2007 vijfen-zestig voorstellen voor een beter ontwikkelingsbeleid, in het rapport ‘Een betere wereld begint nu’. Een van de punten om te komen tot versterking van de internationale solidariteit is concentratie op de allerarmste landen waar de nood het hoogst is. Irrgang: “Zuid-Afrika – nota bene organisator van de wereldkampioenschappen voetbal – is 54 keer rijker dan Sierra Leone. Maar Sierra Leone geven we geen directe hulp en Zuid-Afrika wel. Landen als Zuid-Afrika, Egypte en Colombia, die niet tot de allerarmste landen behoren, krijgen wel directe Nederlandse hulp. Veel armere landen in Afrika ontvangen niets. Zeventien van de drieëndertig ‘partnerlanden’ van Nederland behoren zelfs niet tot de groep van vijftig allerarmste landen in de wereld.” Andere voorstellen behelzen onder meer democratisering van internationale instituties zoals het IMF en de Wereldbank, betere en eerlijke handel en betere financiering.”

Het SP-Kamerlid onderkent dat ontwikkelingssamenwerking geen toverformule is. “Het gaat vaak maar om een paar procenten van de economie van het land dat je hulp biedt. Het is naïef om te denken dat dat heel erg veel effect heeft. Maar als je het niét doet, verslechtert de situatie in zo’n land nog meer. En dat is geen optie.”

Irrgang wijst er niettemin op dat er landen zijn die mede dankzij ontwikkelingshulp tot bloei zijn gekomen. “Zuid-Korea is een goed voorbeeld van een land dat zich met de nodige westerse hulp heeft kunnen ontwikkelen. Maar dat kon ook omdat dat land een eigen groeistrategie kon toepassen en de eigen industrie wist te beschermen. In de jaren tachtig en negentig werden landen met ‘hulp’ gedwongen hun economieën te privatiseren en te liberaliseren, wat vaak dramatische gevolgen had. Dan moet je je afvragen: hebben wij al die jaren werkelijk ontwikkeling nagestreefd of voornamelijk onze eigen belangen bediend?”

Haiti: nooit tot ontwikkeling gekomen

Ewout Irrgang wil dat minister Koenders zich hard maakt voor het kwijtschelden van de schulden van Haïti bij het internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank, in totaal zo’n miljard dollar. “Het zou een mooi gebaar van solidariteit zijn dit kwijt te schelden om het land er weer bovenop te helpen. De internationale gemeenschap moet dan vanzelfsprekend wel controleren of het vrijkomende geld goed wordt besteed. De aardbeving in Haïti maakt duidelijk dat nederlanders staan voor internationale solidariteit in woord en daad. De hartverwarmende initiatieven om geld in te zamelen brengen het beste in ons boven.” Al voor de aardbeving was haïti een van de armste landen ter wereld. Jarenlang was het land in de greep van de dictators Duvalier (‘Papa Doc’ en later zijn zoon ‘Baby Doc’), die door het westen gesteund werden. Onder druk van het IMF en de Wereldbank moesten in 1995 invoertarieven worden verlaagd, waardoor het land werd overspoeld met geïmporteerde amerikaanse rijst. Haïtiaanse boeren redden het daardoor niet meer, terwijl Haïti ooit zelf kon voorzien in rijst. Bovendien betaalde haïti bijna honderd jaar lang compensatiegelden aan voormalig kolonisator Frankrijk, dat een potje nodig had voor de verloren inkomsten uit de slavernij. ‘Je vraagt je af wat er met dat geld, nu zo’n 15 miljard euro, niet aan orkaan- en aardbevingresistente gebouwen en infrastructuur had kunnen worden neergezet’, schreef columnist Alex van Stipriaan Luïscius onlangs in de Volkskrant.

Lees en onderteken het manifest op www.hulphelptwel.nl

Het SP-rapport ‘Een betere wereld begint nu’ is te lezen en te downloaden