publicatie

Tribune 03/2009 :: De politiehuiskamer mag echt niet verdwijnen

Tribune, maart 2009

Reportage

Veiligheid op buurtniveau

“De politiehuiskamer mag echt niet verdwijnen”

“We moeten laten zien dat het kan!”, riep Agnes Kant toen ze afgelopen najaar de SP-plannen ontvouwde om voorzieningen menselijker te organiseren. De Tribune neemt de uitdaging aan en gaat op zoek naar inspirerende voorbeelden. Deel twee: hoe vier wijkagenten Klarendal leefbaarder maken.

Tekst Maja Haanskorf Foto’s Rob Voss

Daar staan we dan, te kleumen onder een viaduct bij station Velperpoort. In mijn ene hand een paraplu, in mijn andere een opschrijfboekje en pen. Fotograaf Rob drentelt wat rond. Om ons heen een groep aspirant-agenten, die mogen oefenen hoe een fietscontrole in de praktijk werkt. “Gestolen fietsen zijn er hier zat”, had Petra de Visser al eerder gezegd. Ze is een van de vier wijkagenten van een bijzondere post in de Arnhemse wijk Klarendal. Sinds tien jaar is daar een ‘politiehuiskamer’ gevestigd: een zeer laagdrempelig politiebureau, midden in de wijk. “Dichter bij de mensen kun je niet zitten. Dat directe contact met bewoners is precies wat je nodig hebt, in een wijk als deze”, meent De Visser.

“Gewoonlijk staan we niet te posten om fietsers aan te houden”

Er passeren maar weinig fietsers met dit slechte weer. Al helemaal geen helers, waar het om te doen is. Petra: “Een tijdje terug zijn er hier veel dure fietsen gestolen. Door de helers te pakken, haal je de afzetmarkt weg.” Ha, daar nadert een jongen op een verdacht rijwiel. Het slot ontbreekt, net als de jasbeschermer, terwijl de fiets er spic en span uitziet. Berijder Niek deelt mee dat hij de fiets van zijn oma heeft gehad. Blij is-ie niet met de controle: “Laatst zat een vriend van mij mooi een uur op het bureau, tot zijn moeder met de papieren kwam.” Nu leert het telefonisch natrekken van het framenummer snel dat er niets mis is met de fiets en Niek. Grijnzend rijdt hij de regen weer in. “Gewoonlijk staan we niet te posten om fietsers aan te houden, hoor”, vertelt Petra. “Zoiets neem je mee op je surveillances in de wijk. Dat levert als bij-effect nog wel eens een drugsvangst op. Dan heeft de dealer de fiets gekregen in ruil voor een bolletje coke.” Drugsoverlast is een van de belangrijkste problemen in deze zogenaamde Vogelaarwijk.

Ter illustratie passeert een man die behoorlijk stoned uit zijn ogen kijkt. Vrolijk zwaait hij ons toe. “Verslaafd en psychische problemen”, meldt Petra, terwijl ze lachend terugzwaait. “Zoals hij zijn er veel in de wijk. Mensen die op de rand van criminaliteit leven. We kennen ze wel, weten wie waar woont. En zij kennen ons.” Een man op een scootmobiel wenkt Petra. Of er iets kan worden gedaan aan al die auto’s op de stoep. Hij kan zijn voordeur niet meer bereiken. “Er zijn gewoon te veel auto´s en te weinig parkeerplekken, bij de gemeente hebben we het probleem al aangekaart”, legt Petra uit. “Iedereen verbaliseren heeft geen zin. Alleen bij echt gevaarlijke blokkades bekeuren we.”

“Ook een crimineel komt naar de politie als hém iets gebeurt”

Signaleren, problemen neerleggen waar ze horen, bewoners helpen maar ook oppakken als dat moet, hen vertrouwen, maar ook in de gaten houden, een luisterend oor bieden, maar ook zeggen waar het op staat. Hoe doe je dat allemaal tegelijk?

Tja, gewoon eigenlijk: mens onder de mensen. Ze kijken elkaar eens aan, Henk Westerhof, René Huls, Mark Peters en Petra de Visser, het team van de politiehuiskamer. En vertellen dan bijna tegelijk waarom het ze gaat. “Problemen voorkomen”, zegt René. “Naast de mensen staan”, zegt Henk. “Iedereen moet binnen kunnen lopen”, zegt Mark. “Een luisterend oor bieden”, zegt Petra. Wat de een zegt, had ook de ander kunnen zeggen. “Ja, we zitten hier erg op één lijn”, verklaart Henk vrolijk. Voordat we de wijk ingaan, is er koffie. Mark vraagt of we de muren wel goed gezien hebben. Nou en of: vooral de achterwand, waarvoor tien jaar geleden nog de bar stond van een coffeeshop, is een staaltje ludiek schilderwerk. Het hele pandje ademt knusheid uit. Geen wonder dat buurtbewoners de weg wel weten te vinden. Voor een babbeltje, wat aandacht, maar ook voor ernstiger hulpvragen of voor het geven van informatie. “Ze kunnen hier door de zijdeur binnenkomen, niemand hoeft het te zien”, zegt Petra. “Een toplocatie is het hier”, meent René. “Dit soort accommodatie is geweldig, je krijgt hier van alles te horen. Mensen zien ons niet als boeman. Het is eerder van: met die kun je nog wel lullen. Die laagdrempeligheid is onze kracht.”

Het tekent de verhouding tussen de wijkbewoners en de wijkagenten. “Aan de ene kant moeten ze ons niet en willen ze niets aan ons kwijt”, zegt Petra. “Een Klarendaller is geen verrajer, zeggen ze hier. Maar ook een crimineel komt naar de politie als er iets met hem is gebeurd. De bewoners hebben destijds zelf gevraagd om agenten in de wijk. Ze willen ons niet kwijt hier.” Absoluut niet, meent ook Rob Klingen. We brengen een bezoekje aan de Wijkwinkel waar hij als opbouwwerker aan is verbonden. “Mensen klagen meteen als de huiskamer gesloten is. ‘De luiken zijn weer dicht’, roepen ze dan. Onze agenten worden ook ingezet bij de noodhulp en dan moet de huiskamer op slot. Dat is een slechte zaak, want de huiskamer is een voorwaarde om Klarendal leefbaar te houden. Nu zijn er vaste openingstijden, waarop Mark altijd aanwezig is. Dat geeft rust.”

Klingen is blij met de korte lijnen, ook letterlijk, want: “Ze zitten om de hoek. We informeren elkaar, geven signalen door. Het wederzijdse vertrouwen is groot.” Het Wijkplatform heeft het eerste jaar van de politiehuiskamer gefinancierd, daarna is dat door de politie overgenomen. “Bewoners hebben die oude coffeeshop staan opschilderen en schoonmaken. Zo stonden ze achter het project. Ze pikken het niet als de huiskamer weg zou moeten. Het levert immers resultaat op: de criminaliteit is gedaald en de veiligheid gestegen. Dat willen we zo houden.”

“Hunnie weten wat er speelt, hunnie kennen mij”

“Ik was nergens geweest zonder Henk”, zegt Bart stellig. Zodra hij Henk in het vizier krijgt op onze wandeling door de wijk, springt hij van zijn fiets. “Ik ga even langs de bank, geld halen”, lacht hij. “Elf weken ben ik uit de bajes en dan heb je deze agenten nodig”, zegt hij op bijna bezwerende toon. “Want hunnie weten wat er speelt, hunnie kennen mij. Ik wil laten zien dat het goed met me gaat, dat ik Henk in de ogen kan kijken. Ja toch?”, roept hij tegen een vrouw die met een plastic tasje in de hand aan komt wandelen. “Dat is ook een lekker mokkel”, knikt hij. De vrouw begint een gesprek met Petra, over van alles wat haar dwars zit. Henk weet dat Bart dertien jaar in het gevang zat. “Dat is niet om niks. We hebben goed contact met hem, hij komt ook naar ons toe met informatie.” Petra beëindigt het gesprek met de vrouw. “Je moet mensen ook bescherming bieden. Deze vrouw maakt van haar kamer een troep en de huisbaas wil haar het liefst kwijt. We geven informatie door, zodat ze de juiste hulp krijgt. Dat wil niet zeggen dat wij maatschappelijk werkers zijn. Mensen moeten weten dat we ze oppakken als ze verkeerde dingen doen. Daarover moet je duidelijk zijn. Als deze vrouw steelt, dan weet ze dat ik haar oppak. Maar ik geef haar ook aandacht.” In de woorden van Henk: “Criminelen zijn ook mensen, alleen verrichten ze handelingen die niet kunnen.”

“Je komt hier echt alles op politievlak tegen”

“Hier woont trouwens een SP’er”, wijst Petra naar een flat op éénhoog. “Zonder ons had hij hier niet meer gewoond. Zijn woning was overgenomen door drugsdealers en verslaafden. Die kon hij niet weg krijgen.” Binnen zit Duco, zoals iedereen hem noemt, onderuit op de bank, een fles wijn onder handbereik. Op de televisie Pauw en Witteman. “Lidnummer 29.484”, lacht hij. “Weten jullie dat Agnes Kant hier ook is geweest? Stond de voorvrouw bij mij, bij Duco, in de kamer!” Het gaat goed met hem, zegt-ie. Dankzij de agenten, die hem hielpen toen hij zo veel last had met al die drugsgebruikers. “Ik heb aan Henk gevraagd om mij te helpen. Die heeft ervoor gezorgd dat ik mijn huis niet ben kwijtgeraakt. Ik zou willen dat de agenten nog meer aanwezig waren en de huiskamer moet zeker niet verdwijnen. Er zijn nog veel junkies op straat en ze bieden je zo een bolletje aan.” Op de foto wil hij wel, samen met Petra. Die vertelt dat ze destijds in zijn woning een vrij grote dealer hebben opgepakt. “In deze wijk speelt zo veel, je komt hier echt alles op politievlak tegen. Ik denk niet dat ik ergens anders als wijkagent zou kunnen werken. Dat zou altijd tegenvallen.”

“Bewoners gaan niet naar het hoofdbureau om hun agent te spreken”

We staan nog niet buiten, of ene Kees, keurig in pak met koffertje en paraplu onder de arm, begroet ons enthousiast. “Ik kom net terug van de sociale dienst. Al jaren ben ik bezig mijn recht te krijgen. Dat is niet makkelijk. In Nederland gaat het niet om Jan met de pet, schrijft u dat maar op”, zegt hij tegen mij. “Weet u, dit zijn fijne mensen, dit zijn ‘andere’ agenten. Ze leven er hier voor, maar straks moeten ze hun pand uit. Wordt gesloopt. Terwijl zij van alle instanties in de wijk het meeste succes hebben. Ach, zo gaat dat, naar de grootste puinhopen gaat het meeste geld. Begrijpt u het?” Nee, dat doen we niet. Is het trouwens waar dat de huiskamer onder vuur ligt? Van die sloop, dat klopt, vertelt Petra. Het hele blok daar gaat verdwijnen. En ja, het hele politiebeleid in de regio is gericht op centralisatie. Dat staat haaks op kleinschaligheid. “Ik maak me zorgen hoe de politie zich in de samenleving ontwikkelt. Er is een nieuwe generatie die alleen gewend is aan bureaucratie, aan afstand.” “Het kennen en gekend worden is juist het belangrijkste in deze wijken”, stelt René. “Bewoners gaan niet naar het hoofdbureau om hun agent te spreken. Daar zitten te veel stappen tussen. Hier voorkom je veel ellende, maar preventie is lastig meetbaar.”

Terug in de huiskamer rinkelt de telefoon. Een bewoonster die dagelijks belt voor een praatje. Daarna een man uit een naburige gemeente. “Ons kan-ie meteen bellen, we staan gewoon in het telefoonboek”, zegt Henk. Dan stappen we op. Er is een vergadering op het hoofdbureau. “Ons spreekuur straks komt dan wel in het gedrang”, vreest Petra. Maar ja, er komt wel vaker iets tussen. Ze zijn het gewend. Het liefst zijn ze weer op hun stek, in de huiskamer en op straat, dicht bij de mensen uit hun wijk.

Een overzicht van SP-voorstellen om belangrijke maatschappelijke voorzieningen op menselijke maat te organiseren, staat in de brochure De buurt: de schaal van de toekomst’

Inhoud