publicatie

Tribune 03/2009 :: Column Jan Marijnissen - Pooierboy

Tribune, maart 2009

Column

Jan Marijnissen:

Pooierboy

Waarom hebben wij vaak de neiging om woorden te kiezen die de werkelijke aard van een persoon, ding of situatie verbloemen?

ARNHEM - Het gerechtshof in Arnhem heeft donderdag in hoger beroep zes jaar en elf maanden cel opgelegd aan een 28-jarige loverboy uit Utrecht.

Het hof houdt de man verantwoordelijk voor poging tot doodslag, voortdurende ernstige mishandelingen en het dwingen van zijn vriendin tot prostitutie gedurende bijna vijf jaar. De vriendin werd onder meer met een verhitte spies mishandeld en gedwongen tot abortus. Een weggelopen meisje van 16 mishandelde en verkrachtte hij. Het is niet gelukt dit meisje ook te dwingen tot seks voor geld. (Bron: NU.nl)

In dit bericht (van 5 februari 2009) klopt iets niet. Hoezo, loverboy? Noemen we iemand met een dergelijk staat van dienst een loverboy? We hebben het hier over een pooierboy! Maar waarom noemen we dat dan niet zo? Vinden we de werkelijkheid iets om te verdoezelen of iets om als uitgangspunt te nemen?

‘Arbeiders’ heten al lang geen arbeiders meer. Eerst werden het werknemers en tegenwoordig zijn het medewerkers die soms ‘je’ en ‘jij’ mogen zeggen tegen de baas. O nee, ‘baas’ kan ook niet meer, hij is de coach geworden die opereert als ‘de eerste onder gelijken’. Een schoonmaakster is een interieurverzorgster geworden en iemand aan een machine een operator, die niet langer werkt op een fabriek, maar op een plant. Werken in ploegendienst wordt: ‘vrij zijn als anderen moeten werken’. En als de mensen massaal op de keien worden gezet, heet dat ‘reorganiseren’.

‘Ouden van dagen’ werden eerst ‘bejaarden’, vervolgens ‘ouderen’ en heten tegenwoordig ‘senioren’. De onderwijzers van toen zijn nu leerkrachten geworden. Gehandicapten zijn ‘mensen met een vlekje’ geworden, armen zijn ‘minima’, de mensen die uitgebuit worden zijn ‘de mensen aan de onderkant’, of lid van een ‘kwetsbare groep’, en zij allen samen zijn ‘de zwakken in de samenleving’. Aan de mensen die deze term gebruiken vraag ik steevast of ze weleens een bouwvakker een hand hebben gegeven.

Het meest stuitende eufemisme wat ik ken is het woord ‘troostmeisje’, voor de vrouwen die in de jappenkampen van Indonesië tijdens de Tweede Wereldoorlog op een vreselijke manier zijn onderdrukt, uitgehongerd en misbruikt. Zij strijden nog steeds voor erkenning en excuses.

Zou het niet beter zijn wanneer we afspreken de dingen voortaan bij de naam te noemen?

(Deze column is deels ontleend aan een passage uit het boek ‘Effe dimmen’.)

Jan Marijnissen

Inhoud