publicatie

SP :: Tribune 12/2005 :: Interview met Elma Verhey

Tribune 16 december 2005

Elma Verhey

Ze komt van Vrij Nederland en ze is de nieuwe hoofdredacteur van de Tribune. Volgens Elma Verhey hobbelen journalisten veel te veel achter de politiek aan. ‘Mijn motto is: Kom nou eens achter die computer vandaan en praat eens met gewone mensen!' Die insteek werd haar niet altijd in dank afgenomen. Een kennismakingsgesprek over Cuijk, humor en ‘het oppervlakkige mediageweld'.

Tekst: Rob Janssen

Foto's: Suzanne van de Kerk

‘Er is te veel aandacht voor het Haagse steekspel. Maar over wat daar onder zit schrijft bijna niemand meer’

Ze komt van Vrij Nederland en ze is de nieuwe hoofdredacteur van de Tribune. Volgens Elma Verhey hobbelen journalisten veel te veel achter de politiek aan. ‘Mijn motto is: Kom nou eens achter die computer vandaan en praat eens met gewone mensen!' Die insteek werd haar niet altijd in dank afgenomen. Een kennismakingsgesprek over Cuijk, humor en ‘het oppervlakkige mediageweld'.

‘Vrij Nederland is natuurlijk ook een links blad, maar ik wilde meer doen met de politiek. Vandaar mijn overstap naar de Tribune. En laat ik eerlijk zijn: het gaat natuurlijk heel slecht met de opinieweekbladen. Bijna allemaal hebben ze te maken met afkalving van lezers. Het leuke van de Tribune is dat je schrijft voor een publiek dat echt wil lezen wat je schrijft. Een blad als Vrij Nederland is veel algemener en dus is het veel lastiger daar een doelgroep bij te bedenken.'

Je bedoelt dat de impact van de Tribune groter is dan die van Vrij Nederland?

‘Ja. Kijk, mijn journalistieke hart ligt bij de reportages over het leven van gewone mensen. Vrachtwagenchauffeurs, vluchtelingen, bouwvakkers, WAO'ers, mensen die in de zorg werken enzovoorts. Ik denk dat de Tribunelezers daar in elk geval in geïnteresseerd zijn. Terwijl ik niet weet of de lezers van Vrij Nederland dat nog wel willen.'

Hebben ze daar dan geen beeld van de lezer?

‘Nee. De journalistiek van Vrij Nederland is de laatste jaren heel zwalkend geworden. Er is veel aandacht voor essays, waarin op hoog niveau wordt gediscussieerd over hoe het in Nederland zit. Ik zeg: Kom nou toch eens achter je computer vandaan! Loop rond in de wijken en praat met gewone mensen. En beschrijf dat voor je lezers die in die buurten misschien niet meer komen. Maar voor die werkwijze is geen aandacht en geen geld meer. En misschien hebben veel journalisten ook zoiets van: Ach, dat weten we nu allemaal wel. Wat mij betreft is er veel te veel aandacht voor het politieke steekspel in Den Haag en veel te weinig voor wat daar onder zit.'

Geef ‘ns een voorbeeld…

‘De nieuwe zorgwet. Iedereen zag aankomen dat het een enorme chaos zou worden. Van alle kanten werd gewaarschuwd en geprotesteerd. Maar wat zie je? Als zo'n proces eenmaal op de rails is gezet, gaat het gewoon door. Kamerleden laten zich door de werkelijkheid niet tot andere gedachten brengen. En in bepaalde opzichten werkt dat ook zo in de journalistiek. Okay, je ziet dat NOVA of Netwerk er nu aandacht aan besteden, maar het is te laat. Over het algemeen laten journalisten veel te veel hun oren hangen naar politici.'

Hoe word er door collega's eigenlijk aangekeken tegen jouw overstap naar de Tribune?

‘Het persbericht over mijn aanstelling was amper de deur uit toen ik al gebeld werd door een oud-collega. Die zei: Goh Elma, wat leuk, hartelijk gefeliciteerd. En schrijver Geert Mak liet me weten dat hij het ook erg goed vind dat ik het gedaan heb. Maar er zijn ook collega's die vinden dat het niet kan. Die zeggen: ‘Elma, je verliest je geloofwaardigheid als journalist.'

En wat was jouw antwoord daarop?

‘Dat het onzin is. De criteria waaraan ik Tribune-artikelen ga toetsen zullen niet anders zijn dan de criteria waaraan ik artikelen in Vrij Nederland altijd heb beoordeeld. Dan heb ik het bijvoorbeeld over hoor en wederhoor, feiten die moeten kloppen en alle andere journalistieke regels. Bovendien geloof ik niet dat de Tribune een dom propagandablaadje moet zijn. Dat is het niet en dat zal het ook nooit worden. De lezer wil dat ook niet. Die wil goed geschreven en uitgezochte verhalen die ze elders niet kunnen lezen. Natuurlijk: de SP-standpunten worden erin verwoord, maar ook uitgelegd en onderbouwd.'

Maar puur journalistiek gezien zou je dus ook hoofdredacteur van het VVD-blad kunnen zijn?

‘Ha, ha. Nee, natuurlijk niet. De onderwerpen waarover de Tribune schrijft, hebben te maken met de SP en het gedachtegoed van de partij. En dus schrijven wij over vluchtelingen, het milieu, de WAO, het uitkleden van de sociale zekerheid of de gevolgen van de privatisering. In die zin kan ik natuurlijk helemaal geen hoofdredacteur van het VVD-blad zijn. Never nooit! Wat ik bedoelde te zeggen is, dat bínnen het kader van die onderwerpen waar we over schrijven, de journalistieke criteria hetzelfde zijn als bij andere bladen en kranten.'

Waar komt jouw voorliefde voor reportages eigenlijk vandaan?

‘Ik denk dat het te maken heeft met waar ik vandaan kom. Ik ben opgegroeid in Cuijk; een Oost-Brabants stadje. Daar had je alle verschijnselen van de grote stad, maar dan in het klein. Cuyk heeft veel Turken, Marokkanen en Joegoslaven. Het verschil met Amsterdam of Rotterdam was vooral dat je in Cuijk overzicht had. Vandaar dat ik bijvoorbeeld wist, dat veel mensen een camping hadden om de wijken te ontvluchten waar ze woonden. Toen ik in 1977 bij Vrij Nederland werd aangenomen, was het eerste verhaal dat ik voorstelde een reportage over een camping. Het leven van die mensen wilde ik beschrijven tegen de achtergrond van de maatschappelijke onrust destijds. Gewoon door op te schrijven wat die mensen zeiden en vonden. Maar ja… die manier van werken was men toen nog niet zo gewend.'

Waar bleek dat uit?

‘Uit mijn campingartikel kwam naar voren dat er toen al grote onrust onder de mensen heerste. In die tijd kwam de gezinshereniging op. Economisch ging het bovendien berg-afwaarts. Er begonnen zich Fortuyn-achtige verschijnselen voor te doen. Mensen hadden het gevoel: het zijn onze wijken niet meer. Als jij in een straat woont met honderd huizen en er komt één Turkse familie tussen, dan zeg je: geen punt. Met twee of drie ook. Maar naarmate dat opschuift en zestig procent van de mensen in jouw straat bestaat uit Turken en Marokkanen, dan zijn het de autochtonen die zich bedreigd gaan voelen. Dat waren destijds dingen waar je niet over mocht praten. Na dat campingverhaal heb ik portretten gemaakt van achterstandswijken in Rotterdam en Den Haag. Toen al leefde daar heel sterk een ‘wij' en ‘zij'-gevoel. Hunnie maken misbruik van de sociale zekerheid, hunnie krijgen wél huizen. Ik schreef die geluiden op en werd prompt beschuldigd van het verspreiden van racistische propaganda. Nota bene door mijn eigen vakbond, de Nederlandse Vakbond voor Journalisten, de NVJ. Opschrijven wat mensen vonden, kon niet in die tijd. Grappig om te zien dat de SP destijds ongeveer hetzelfde overkwam. De SP zag het probleem namelijk ook.'

Maar hoe ging je met die beschuldiging van de NVJ om? Ik bedoel; die moet er toch ingehakt hebben bij je…?

‘Ik heb meteen mijn lidmaatschap opgezegd. En ja; het was inderdaad een zware beschuldiging. Aan de andere kant vond ik dat die vakbond zo ontzettend ver van de werkelijkheid af stond. In mijn ogen bestond de NVJ uit mensen die toch niet begrepen waar het om ging. Ik heb me nooit geraakt gevoeld door het feit dat ze me beschuldigden. Omdat ik zeker wist dat ik niet bezig was met het verspreiden van racistische propaganda. Ik was bezig te laten zien wat er in de maatschappij speelde.'

Gelukkig mag tegenwoordig iedereen alles zeggen…

‘Het idee dat je gewone mensen aan het woord laat, is nu inderdaad aan de orde van de dag. Iedereen mag tegenwoordig zijn mening geven over whatever. Of dat winst is weet ik niet. Ik heb altijd gevonden dat je mensen aan het woord moet laten over datgene waar ze iets van weten. Maar nee. De media sturen een journalist de stad in en die gaat aan een voorbijganger vragen: Meneer, wat vindt u van de politiek van Bush?'

Wat krijgen we nou? De mening van het volk mag toch wel gehoord worden?

‘Zeker. Maar je moet mensen relevant aan het woord laten. Diezelfde meneer wordt bij wijze van spreken niet gevraagd wat hij ervan vindt dat zijn huis wordt gesloopt. Heb jij een kop in De Telegraaf gezien dat tachtig procent van de huurders tegen sloop is? Nee dus. Waarom niet? Omdat het niet scoort. En scoren in de journalistiek betekent dat er naar aanleiding van een artikel bijvoorbeeld Kamervragen worden gesteld. Kennelijk is het zo, dat als je als journalist weet dat de politiek de sloop toch doorzet, je daar geen grote ophef meer over maakt. Mijn conclusie luidt: de journalistiek zit veel te dicht op Den Haag en de gevestigde orde. Er wordt te weinig zelf uitgezocht hoe iets zit en wat er precies aan de hand is. Kijk naar de affaire rondom landbouwminister Veerman deze zomer. Die is tot ons gekomen vanuit het buitenland. Hoe kan het dat de Nederlandse journalistiek dat nooit zelf heeft uitgezocht?'

Dus met jou als hoofdredacteur gaat de Tribune meer onthullen?

‘Je moet reëel blijven. De Tribune heeft geen redactie met een enorme staf die je een jaar op een onderwerp kunt zetten. Maar we hebben wél een 50.000 koppige achterban die midden in de maatschappij staat. Het moet tenminste ons streven zijn om tegenover al dat oppervlakkige mediageweld de diepte in te gaan.'

Wat kunnen de Tribunelezers nog meer van je verwachten?

‘Om te beginnen kunnen ze de kwaliteit verwachten die het blad nu heeft. Maar wat ik zal gaan proberen, is het blad toch nog wat journalistieker te maken Met nog meer reportages en nog meer berichten uit de provincies en gemeenten. Bovendien kan het blad wel wat meer humor gebruiken.'

Oh ja?

‘Ja. Maar ik realiseer me, dat dat best lastig is. Ook wij zitten hier weer te praten over grote en zware thema's. Het is niet zo gemakkelijk om daar enige humor in aan te brengen. Misschien dat we in de toon wat meer relativerend moeten zijn. Ik vind dat we moeten beseffen dat Nederland nou ook weer geen bananenrepubliek is, en dat we echt tevreden mogen zijn dat mensen niet hongerend langs de straten liggen.'

Vind je dan dat SP'ers gebrek aan relativeringsvermogen hebben?

‘Soms slaat de SP en ook de Tribune wel eens een toontje aan van: er deugt in dit land toch ook echt helemaal niks. Het is alleen maar kommer en kwel. Dat mag wel eens een onsje minder. Je kunt natuurlijk niet zeggen: In de Derde Wereld hebben ze helemaal niks te eten en helemaal geen dak -boven hun hoofd, dus moet je hier niet zeuren. Maar een klein beetje oog voor het feit dat we het hier helemaal niet zo slecht hebben kan wat mij betreft geen kwaad.'

Je hebt ook een aantal boeken op je naam staan.

‘Ja. Ik doe ook historisch onderzoek met als specialisatie de Tweede Wereldoorlog. Ik heb twee boeken geschreven over Joodse oorlogwezen. Het thema kinderen en oorlog fascineert me. Aan de ene kant worden ze altijd gebruikt om geld bij elkaar te krijgen – je ziet dat ook bij humanitaire rampen. Maar als je gaat kijken wat er voor die kinderen gebeurt, blijken ze maar al te vaak de dupe te worden van religieuze en politieke machinaties van volwassenen. Nu ben ik -bezig met onderzoek naar de geschiedenis van een Portugees-Joodse familie. De Tweede Wereldoorlog speelt natuurlijk een belangrijke rol.'

Maar je weet dat zulke onderwerpen niet scoren, hè…

‘Ja, weet ik. Je mag blij al zijn als van een dergelijk boek 1500 tot 2000 exemplaren worden verkocht. Maar ik vind het gewoon geweldig om te doen. Er is niets mooiers dan dingen helemaal tot op de bodem uitpluizen.’

Elma Verhey werd in 1951 geboren in ‘s-Hertogenbosch. Ze groeide op in Cuyk, Oost-Brabant. Ze begon haar journalistieke carrière op de Haagse redactie van de Volkskrant, daarna werkte ze ruim 25 jaar voor Vrij Nederland. Als een van de eerste jour--na-listen maakte zij een groot portret over de achtergrond van de afkomst van de SP. Vanaf die tijd (eind jaren tachtig) dateren haar banden met de SP. Vanaf de oprichting van de Rooie Reus-prijs in 1996 maakt ze deel uit van de jury, de laatste jaren als voorzitter. Elma Verhey woont in Amsterdam en heeft geen kinderen. Ze woont samen met David Barnouw, onderzoeker en voorlichter van het NIOD, het Nederlandse Instituut voor Oorlogsdocumentatie.

Inhoud