publicatie

Tribune 12/2000 Euthanasiewet

Tribune 15 december 2000

Agnes Kant:

‘De vraag naar euthanasie kan niet los gezien worden van de kwaliteit van de samenleving’

Hoe ver moeten we gaan bij verzoeken tot levensbeëindiging en hulp bij zelfdoding? Een uitspraak van de rechtbank in Haarlem en de discussies rond de Euthanasiewet hebben de ‘zachte dood’ wekenlang in het brandpunt van de belangstelling gehouden. Inzet van de SP-fractie in het debat was vooral een vasthoudend pleidooi om verder te kijken dan de juridische kanten. Een gesprek met Kamerlid Agnes Kant.

Tekst Peter Verschuren Foto Caroline Schröder

‘Makkelijke antwoorden bestaan niet in de euthanasiediscussie,’ waarschuwt Kant onmiddellijk. ‘Verzoeken tot levensbeëindiging behoren tot de moeilijkste onderdelen van een artsenpraktijk, en ook voor de politiek is de kwestie heel lastig. Natuurlijk vind ik dat mensen moeten kunnen kiezen voor een menswaardige dood op het moment dat hun leven wordt gedomineerd door pijn en er geen enkel uitzicht meer is op genezing. Zo’n keuze in de stervensfase moeten we respecteren. Mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat ze ook daarbij professionele hulp krijgen. Ik heb dan ook geen enkele moeite met de uitgangspunten van het euthanasiebeleid van de afgelopen decennia, dat artsen een beroep kunnen doen op de noodsituatie bij uitzichtloos en ondraaglijk lijden en dat ze niet vervolgd worden als ze zorgvuldig hebben gehandeld. Maar ik heb er wel moeite mee dat de criteria langzaam maar zeker opgerekt worden. Tot 1994 werd euthanasie alleen toelaatbaar geacht als er volgens deskundigen sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lichamelijk lijden. In ’94 oordeelde de Hoge Raad in het Chabot-arrest dat ook uitzichtloos psychisch lijden een grond voor euthanasie kon zijn. De koppeling met de stervensfase werd dus losgelaten. En onlangs, met de uitspraak in de zaak-Brongersma, is de rechter nog verder gegaan. Brongersma leed aan het leven en snakte naar het einde. Hij had het gevoel dat de dood hem vergeten had en hij vond verder leven ondraaglijk. De Haarlemse rechtbank vond hulp bij zelfdoding gerechtvaardigd, omdat de vraag wat ondraaglijk lijden is, een subjectieve ervaring is. De aanwezigheid van psychische of lichamelijk aandoeningen is volgens deze rechter dus geen voorwaarde meer voor euthanasie. Een dergelijke verruiming is niet zonder maatschappelijk gevaar.

Waarom?

‘Omdat dit een ontwikkeling markeert waarbij het professioneel oordeel van artsen naar de achtergrond schuift, en plaatsmaakt voor het volledige zelfbeschikkingrecht van mensen om het moment van levensbeëindiging te bepalen. En natuurlijk kun je alleen zelf beslissen of je dood wilt. Maar we hebben het over euthanasie, hulp bij zelfdoding. Dat betekent dat er meer mensen bij betrokken zijn en dan vind ik dat je ook breder moet kijken dan alleen naar de wens van een persoon op een bepaald moment. In wat voor omstandigheden maakt iemand die keuze? Wat is de leefomgeving waarin die keuze wordt gemaakt? Kunnen en moeten we geen andere hulp bieden?’

Dat moet je even uitleggen...

‘Wel, iedereen zal bevestigen dat we alles op alles moeten zetten om mensen die lijden aan het leven, een uitweg te bieden uit dit lijden in plaats van een uitweg uit het leven. Maar als we heel eerlijk in de spiegel van onze maatschappij kijken, zetten we dan wel alles op alles voor de mensen die lijden? De vraag naar euthanasie kan naar mijn mening niet los gezien worden van de kwaliteit van de samenleving, van de zorg, de woon- en leefsituatie van ouderen. Is het vreemd dat ouderen met de huidige verpleeghuiszorg, waar velen onvoldoende zorg krijgen en als enige privacy een bed en een nachtkastje hebben, angst hebben voor de oude dag? Is het vreemd dat men in een maatschappij waar jong en productief als het hoogste goed wordt gezien, aan de ouderdom negatieve aspecten toekent en afhankelijkheid en teruggang in verstandelijke vermogens beleeft als ontluistering?

Ik zal even voorlezen wat oud-minister Sorgdrager, die nu voorzitter is een euthanasietoetsingscommissie, vorig jaar zei in Trouw: Soms zien we een dossier waarbij het vermoeden rijst dat er om euthanasie is gevraagd omdat er niets anders is, omdat het ziekenhuis de pati‘nt naar huis stuurt met de mededeling dat er niets meer gedaan kan worden en er vervolgens op korte termijn geen thuiszorg en geen bed in een verpleeghuis is. Ik weet ook niet zeker of er geen euthanasiegevallen zijn waarbij om euthanasie wordt gevraagd omdat de pati‘nt het gevoel heeft dat hij de omgeving tot last is. Dáár moet de discussie ook over gaan. Euthanasie wordt te veel gezien als een juridische kwestie. Ik wil breder kijken. En dan zie ik dat verschillende maatschappelijke ontwikkelingen in ongelijke snelheden gaan, en dat is niet zonder gevaar. De stijging van de algemene levensstandaard en de vergroting van de individualisering gaan snel. Wij zijn welvarender dan ooit, maar de standaard van de zorg en de aandacht voor leefomstandigheden van veel ouderen blijven hier vér bij achter. Sterker nog, de zorg is behoorlijk achterop geraakt en vaak verre van menswaardig. En terwijl de zorg achterblijft bij de maatschappelijke ontwikkeling, loopt de euthanasiediscussie er juist op vóór. Wat er dreigt te gebeuren, is dat we in de richting gaan van een maatschappij waarin wél sprake is van een recht op levensbeëindiging, maar géén recht bestaat op een menswaardige zorg. Vandaar mijn ongerustheid. Ik vind dat we niet moeten accepteren dat een verzoek tot euthanasie grotendeels of geheel, onbewust, wordt ingegeven door een gevoel van overbodigheid of eenzaamheid.’

Hoe moet het wél volgens jou?

‘Ik bepleit terughoudendheid bij de verdere verruiming van de mogelijkheden van de toepassing van euthanasie. Er kan natuurlijk altijd alle begrip zijn voor bepaalde individuele situaties en beslissingen. Dat heb ik ook. Maar het gaat erom dat de wetgever zich moet realiseren dat begrip voor die ene situatie al snel leidt tot algemeen beleid en mogelijk een ontwikkeling op gang brengt die ongewenst is. De overheid moet in samenspraak met de samenleving de norm stellen waarbinnen euthanasie aanvaardbaar is. Wat mij betreft moet daarbij de vraag of sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, uitgangspunt blijven. En anderzijds moeten wij de morele plicht erkennen dat we de samenleving zoacute; moeten inrichten dat voor iedereen een menswaardig leven mogelijk wordt en euthanasie geen normale optie is.’

In de Kamerdebatten ging het ook over de vraag welke waarde een wilsbeschikking moet hebben die je maakt als je gezond bent, en waarin je om euthanasie vraagt als je bijvoorbeeld dement wordt. Hoe kijk je daar tegenaan?

‘In de Euthanasiewet is nu vastgelegd dat een eerder opgetekende wilsverklaring dezelfde status heeft als een concreet verzoek om euthanasie. Dat zal moeilijke vragen opwerpen. Wanneer is de noodsituatie bereikt die iemand bedoelde op het moment waarop deze persoon de wilsbeschikking schreef? En is als gevolg van dementie iemand niet een andere persoon dan voorheen, dan de persoon die de wilsverklaring heeft opgesteld? Bovendien wordt bij veel mensen die wilsbekwaam blijven een oorspronkelijke wilsverklaring uiteindelijk niet doorgezet. Mensen die wilsonbekwaam zijn geworden kunnen zo’n verzoek niet meer intrekken. Of er sprake is van een vrijwillig en weloverwogen verzoek kan je niet meer vaststellen. Op de artsen rust dan ook de zware taak vast te stellen of er wel sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Veel verpleeghuisartsen maken zich grote zorgen over de gevolgen van het feit dat deze wilsverklaringen nu in de wet zijn opgenomen. Ze wijzen erop dat niet vastgesteld kan worden dat dementie lijden betekent. ‘Als de familie euthanasie aan de orde stelt,’ merkte een verpleeghuisarts op, ‘is dat meestal omdat hun beeld van hoe vader of moeder vroeger was, beschadigd is geraakt. Zij kunnen daar geen vrede mee hebben. Van de betrokkene zelf hoor ik nooit uitspraken als van mij hoeft het niet meer of maak er een eind aan.’ Ik zag laatst in een tv-reportage een echtpaar dat vijf jaar geleden een wilsverklaring had opgesteld. Als één van beiden dement zou worden, moest de ander voor euthanasie zorgen. Nu is de vrouw dement. ‘Ik heb geen contact met haar. Ik kan niet voelen hoe mijn vrouw zich voelt. Ik kan moeilijk vragen: Ans, wil je dood of wil je nog verder?’ zei haar man. De arts deed nog een poging: ‘Mevrouw, u krijgt nog een kopje koffie en als ik daar een tabletje in doe, gaat u slapen en dan wordt u nooit meer wakker.’ Zij keek hem met grote ogen aan. ‘Dan ga ik dood?’ vroeg ze. ‘Ja,’ zei de arts, ‘dat wilt u toch?’ ‘Nee,’ antwoordde de demente vrouw. En haar man zei: ‘Einde verhaal, daar zit je dan.’

Drie lange dagen debatteerde de Tweede Kamer over de ‘Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding’. Uiteindelijk stemde de fractie van de SP tegen het wetsvoorstel. In haar stemverklaring vatte Agnes Kant de redenen samen: ‘De SP-fractie vindt dat mensen moeten kunnen kiezen voor een menswaardige dood op het moment dat hun leven wordt gedomineerd door pijn en er geen enkel uitzicht meer is op genezing. Wij hebben dan ook geen enkel principieel bezwaar tegen de huidige euthanasiepraktijk. Toch zullen we niet voor het voorliggende wetsvoorstel stemmen, omdat met dit wetsvoorstel euthanasie dan wel strafbaar blijft, maar het openbaar ministerie op afstand wordt gezet. Er zijn dan nu toetsingscommissies ingesteld die gaan toetsen of wordt voldaan aan de zorgvuldigheidscriteria, maar met die toetsingscommissies is op dit moment nog te weinig ervaring opgedaan. Ons tweede bezwaar tegen het wetsvoorstel betreft de in de wet opgenomen wilsverklaring, waaraan een status wordt gegeven die naar ons idee nooit zou kunnen. Een wilsverklaring kan nooit het mondeling verzoek vervangen. Het feit dat dit punt is opgenomen in de wet is voor ons een extra reden om niet voor de wet te stemmen.’

Inhoud

  • Nieuws: Het Binnenhof / Aktie / Bulletin Board
  • Column Jan Marijnissen: Een Dubbeltje...
  • Harry van Bommel: ‘De Sancties tegen Irak moeten nú stoppen!’
  • ‘Stop de uitverkoop van de beschaving’ roept de SP in een landelijke campagne die in oktober van start ging. In een vijfdelige serie brengt de Tribun het waarheidsgehalte van die slogan in kaart. Als eerste: De zorg is ziek.
  • ‘Niks oer-hollands’ vindt schrijver Said El Haji van de roman De dagen van Sjaitan. ‘Rebelleren tegen de gevestigde orde, tegen ouders en de kerk is iets van alle culturen en alle tijden.’
  • Wat hebben George W. Bush, Helmut Kohl en Els Borst gemeen? De warme belangstelling van de lobbyisten van de tabaksindustrie. Tegenover het belang van de volksgezondheid staan enorme financiële belangen. Een kijkje achter de rookgordijnen.
  • Bloedige geweldadigheden teisteren de Molukken. Ruim vierduizend doden zijn al gevallen en een half miljoen mensen raakten ontheemd. Gesprek met enkele Nederlandse Molukkers over de oorzaken én de mogelijke oplossingen van het conflict.
  • Een jaar geleden vond de Battle of Seattle plaats. Tienduizenden demonstranten keerden zich tegen de ‘milleniumronde’ van de World Trade Organization. Het vierde en laatste deel van onze serie over globalisering vat de kritiek op de WTO samen.
  • Drie lange dagen debatteerde de Tweede Kamer over de Euthanasiewet. Uiteindelijk stemde de fractie van de SP tegen. Een interview met Kamerlid Agnest Kant over haar dillemma’s in het moeilijke vraagstuk van levensbeëindiging op verzoek.