publicatie

Spanning december 2011 :: Nieuwe ontwikkelingen in Griekenland en de eurozone

Spanning, december 2011

Nieuwe ontwikkelingen in Griekenland en de eurozone

Het is al te makkelijk om de protesten in Griekenland af te doen met stereotiepe vooroordelen en zwartmakerij. Het heftige verzet van de meerderheid van de bevolking legt het democratisch tekort van Europa bloot en tilt de discussie over de crisis naar het politieke niveau. De Grieken keren zich niet tégen Europa, ze willen een ánder Europa.

Tekst: Vangelis Chorafas

De geschiedenis van Griekenland staat bol van politieke conflicten, van de burgeroorlog tot het kolonelsregime en de vaak turbulente overgangsjaren. In dat licht bezien is de heftige reactie op de reddingsplannen en de straffe bezuinigingsmaatregelen die daar deel van uitmaakten niet verrassend. De eerste algemene staking tegen de bezuinigingen die het IMF, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank verlangen in ruil voor noodsteun, uitgeroepen op 5 mei 2010, werd afgebroken nadat drie bankmedewerkers omkwamen omdat hun bank in de fik ging: een tragedie die de reacties op de reddingsovereenkomst deed verstommen.

We maken een sprong in de tijd, naar juni 2011. De regering-Papandreou kondigde nieuwe overheidsbezuinigingen en een omvangrijk privatiseringsprogramma aan als onderdeel van een nieuwe overeenkomst met de troika. Het was een wanhopige laatste poging om een faillissement te voorkomen. Het lijkt erop dat de regering geen benul had van de groeiende wanhoop en woede over het eerste pakket. Solidariteitsdemonstraties bij de Spaanse ambassade verplaatsten zich al snel naar Syntagma, het grote plein aan de voet van het parlementsgebouw. Plotseling was het zover, het deksel ging van de doos van Pandora en de onvrede zocht een uitweg: een Griekse versie van de ‘indignados’, de Spaanse betogers met hun massale demonstraties en protestkampen. In de daaropvolgende dagen en weken werden pleinen van steden in heel Griekenland bezet door grote groepen Grieken uit alle lagen van de bevolking. Zo gaven ze uiting aan hun woede over de achteruitgang van de levensomstandigheden, waar ze zich niet verantwoordelijk voor voelden en waar ze niets tegen konden doen.

Nadat de voorwaarden van de nieuwe troika-overeenkomst bekend werden, kondigden de erkende vakbonden een algemene staking aan voor 15 juni, de dag waarop het parlement zou vergaderen over de overeenkomst. Eind juli, na felle demonstraties en gevechten met de politie, kwam de beweging van de ontevredenen ten einde.

In september ging de bevolking opnieuw en nog vastberadener de straat op, onder leiding van vakbonden die hun banden met de regeringspartij hadden verbroken. Gemeentewerkers lieten het vuil in de steden op straat liggen. Werknemers van het nationale elektriciteitsbedrijf verklaarden dat ze zouden weigeren om mee te werken aan het regeringsplan om voortaan vermogensbelasting te innen via de elektriciteitsrekening. Ambtenaren gingen ministeries en andere instellingen bezetten, en wisten zo het vermogen van de Griekse staat om belastingen te innen en te snijden in de uitgaven ernstig te frustreren.

Dit ‘andere’ Griekenland, dat in de media niet vaak gehoord wordt, omvat de overgrote meerderheid van de bevolking. Dat werd duidelijk tijdens de demonstraties van 20 en 21 oktober, toen volgens de Griekse vakcentrale bijna 500.000 mensen de straat opgingen in Athene en alle andere steden, en de meeste winkels hun deuren gesloten hielden. Het was de grootste demonstratie sinds mensenheugenis. Triest genoeg eindigde de demonstratie op tragische wijze, met de dood van een vakbondslid.

Opkomend nationalisme

Het lijkt erop dat de gebeurtenissen zonder weerga van 28 oktober als een katalysator hebben gewerkt. Op die dag kwam nagenoeg het hele land tegen de bezuinigingspolitiek in opstand en maakte de jaarlijkse Dag van het Verzet tegen het Fascisme van de Tweede Wereldoorlog (‘Ochi-dag’) tot een dag van protesten tegen de regering. In meer dan dertig steden werden de traditionele optochten afgezegd of geïnfiltreerd door boze mensen, studenten en maatschappelijke organisaties.

De reactie van de menigte legde een ontwikkeling bloot die al een tijd in het verschiet lag. Door keiharde bezuinigingen, privatisering en liberalisering op te leggen is de EU er uiteindelijk in geslaagd om het nationalistische sentiment van de Grieken te doen ontwaken. Het verwerpen van de laatste reddingsoperatie heeft een nationalistisch tintje gekregen, veelal gericht tegen een vermeende Duitse overheersing.

Laat er geen misverstand over bestaan: het gaat nog niet om kwaadaardig nationalisme. Het is meer een reactie op het verlies van de nationale soevereiniteit en onafhankelijkheid als de Griekse financiën permanent onder toezicht zouden komen van Brusselse bureaucraten. Het is ook een weerwoord op het voornemen om een groot deel van het publieke bezit te verkopen om de schuld af te lossen.

Verder is het een reactie op de duidelijke afkalving van het democratische proces gedurende de crisis. Papandreou was zich er volledig van bewust dat hij ervan zou worden beschuldigd een verrader te zijn, of dat nu terecht was of niet. Hij was zich ook bewust van de naderende val van zijn regering. Maar hij wilde geen nieuwe verkiezingen uitschrijven, omdat hij wist dat zijn partij dan een grote nederlaag zou lijden. Daarom waagde hij de wanhopige gok om een referendum aan te kondigen, in de hoop tijd te winnen en het volk bang te maken met de keuze tussen ‘euro of drachme’.

Het besluit van Papandreou om de laatste overeenkomst te onderwerpen aan een referendum, en de daaropvolgende negatieve reacties van de markt en de Europese leiders maken duidelijk dat er een kloof gaapt tussen Athene aan de ene en Berlijn en Parijs aan de andere kant – maar ook tussen de markten en democratie.

De Griekse regering probeerde te balanceren tussen enerzijds het gebrek aan vertrouwen dat de markten in de euro stelden en de onpopulaire besluitvorming die daar het gevolg van was, en anderzijds het gebrek aan vertrouwen dat de Griekse bevolking had in dit beleid. Democratische maatregelen worden gezien als een bedreiging voor de financiële stabiliteit en de groeivooruitzichten, maar kunnen markten echt functioneren zonder democratische besluitvorming?

Griekenland is op een punt aangeland waar het niet anders kan doen dan de problemen langs politieke weg aan te pakken. Door de acties van sociale bewegingen in Europa en de rest van de wereld begint er politieke speelruimte te ontstaan. Als Griekenland over de drempel gaat om de crisis naar het politieke domein te tillen, zouden er meer kunnen volgen.

Europa is tijd aan het rekken om dat wat onvermijdelijk lijkt af te wenden. Maar door de tegenstellingen tussen de heersende elites en wat de Griekse bevolking meemaakt lijken de gebeurtenissen in een stroomversnelling te komen. In een van de meest Eurofiele landen van Europa wordt de EU nu gezien als een autoritaire macht die ondemocratische besluiten oplegt. Zelfs twee jaar na het eerste noodpakket, en terwijl 60 procent van de bevolking de huidige overeenkomst over de Griekse schuld afwijst, gelooft volgens recente peilingen 70 procent van de bevolking dat de toekomst van het land in de euro ligt.

chantage

Het dilemma dat Papandreou wilde voorleggen in het referendum was eigenlijk chantage, met als doel dat de bevolking het onpopulaire, neoliberale beleid zou steunen. Hij trad op als vertegenwoordiger van dit beleid, niet als tegenstander. Als de Grieken zeggen dat ze de euro willen maar niet dat beleid, dan zeggen ze eigenlijk: ‘We willen een ander Europa.’

Het opperen van een referendum was een wanhoopsdaad van een regime dat het contact met de bevolking was verloren en probeerde zijn huid te redden. Papandreous gok leek op een verhuld dreigement aan de heersers van de eurozone en werd door hen ook als zodanig opgevat. Ze waren immers al stevig teruggefloten in hun aspiraties voor een op neoliberale beginselen gebaseerde Europese superstaat toen de bevolking van Frankrijk en Nederland, twee Europese kernlanden, in referenda de Europese grondwet verwierpen. ‘Referendum’, een vies woord in de Brusselse wandelgangen, riep de angst op die elites voelen als het volk het politieke toneel betreedt. Recente peilingen laten zien dat tijdens een referendum het Nee tegen het nieuwe noodpakket 55 procent van de stemmen zou halen en dat op de vraag of Griekenland in de Eurozone moet blijven 65 procent Ja zou stemmen. Veel linkse analytici denken dat een referendum het volk de mogelijkheid zou hebben gegeven om zich uit te spreken en voor het land een wapen in de onderhandelingen had kunnen zijn.

Maar de gok is mislukt. De socialistische Kamerleden spraken hun vertrouwen uit in de plannen om de verkiezingen uit te stellen en zo de partij te behoeden voor de totale ondergang, op voorwaarde dat Papandreou zou aftreden en er een regering van nationale eenheid zou komen. De paniekerige onderhandelingen die daarop volgden tussen Papandreous PASOK, de rechtse partij Nieuwe Democratie en de extreemrechtse partij LAOS bracht de politieke elites ten slotte samen in een bezuinigingscoalitie in plaats van een regering van nationale eenheid. De verkiezingen, waarvoor de datum van 23 februari 2012 is geprikt, zullen alleen worden uitgesteld als de onderhandelingen met de EU voortduren. De onderhandelingspartners, gehoorzaam aan het Europese dictaat, zijn bereid een volk te trotseren dat hun politieke machinaties grotendeels heeft afgewezen.

Het uiteindelijke vertrek van Papandreou is misschien voorlopig wel het beste resultaat van de lange strijd van de meerderheid van het volk. In navolging van de Arabische lente, een waarschuwing aan de westerse regeringen dat ook zij kunnen vallen als ze de grondbeginselen van democratie, sociale rechtvaardigheid en onafhankelijkheid aan hun laars lappen.

Heel Europa onderworpen aan het IMF

Maar de Europese betrokkenheid in dit eindspel is niet zonder problemen. Het beeld van Papandreou die op het matje moest komen bij Angela Merkel, Nicolas Sarkozy en de eurocraten belooft niet veel goeds voor de toekomst van de EU. De verklaring van de eurotop maakt duidelijk dat Spanje en Italië nu feitelijk onderworpen zijn aan een ‘IMF-miniprogramma’. De voorwaarden omvatten de gebruikelijke neoliberale ingrediënten, zoals hervorming van de arbeidsmarkt, aanpassing van het pensioenstelsel en het grondwettelijk vastleggen van de regels van het stabiliteits- en groeipact voor begrotingsevenwicht; iets waaraan alle lidstaten van de eurozone voor eind 2012 zullen moeten voldoen. De politieke volgzaamheid van Spanje is groot en zal dat, gezien de verkiezingsuitslag van november, ongetwijfeld blijven.

Toch laat het aftreden van Berlusconi vermoeden dat de EU nu de institutionele macht heeft om zelfs de grotere lidstaten te dwingen zich te houden aan de ‘hervormingsagenda’. Dit markeert een ingrijpende en belangrijke stap richting de institutionalisering van de eurozone en een grote stap voorwaarts in een antidemocratische ontwikkeling.

De gebeurtenissen in Griekenland en Italië maken duidelijk dat de EU, en in het bijzonder de eurozone, zich ontwikkelt in de richting van een ‘reactieve’ fiscale eenheid. Dat is niet hetzelfde als een gecentraliseerde fiscale eenheid, zoals we die kennen van de VS waar een centrale regering de samenstellende delen haar wil dwingend kan opleggen. Het is echter wel een eenheid waarin het centrum door een langdurig proces van overlappende politieke, economische en financiële druk en chantage recalcitrante lidstaten als Italië uiteindelijk op de knieën kan krijgen om te voldoen aan de fiscale hervormingseisen.

Volgens de leidende landen van de EU kan een dergelijke economische en financiële druk alleen worden opgebouwd tijdens een noodsituatie. Dat maakt de eurozone, tot de uiteindelijke voltooiing van het veel langduriger proces van fiscale integratie en eenheid volgens de regels van de Frans-Duitse as, tot een inherent instabiele en wispelturige economische en politieke eenheid.

Om deze langetermijndoelen te halen en er zeker van te zijn dat een leider als Berlusconi zijn beloften eindelijk waarmaakt, is de Europese Centrale Bank duidelijk van zins om door te gaan met het uitoefenen van economische druk op de verschillende Europese regeringen. Iedere andere aanpak zou vanuit Frankfurt worden gezien als ‘bailout’, het redden van zulke leiders waardoor landen die van het rechte pad af zijn geraakt geen harde maatregelen hoeven te nemen, hetgeen vanwege de ‘no bailout’-clausule uit het Europees Verdrag niet is toegestaan.

Sommige analysten zullen de ECB-strategie om de financiële markten in het ongewisse te laten over haar bedoelingen zien als een gevolg van de gehanteerde beperkte definitie als ‘conditional lender of last resort’ en zeggen dat het een terughoudende strategie is, die voorkomt dat er weer vertrouwen komt in de markten en waardoor Europa weer op een kleine recessie afkoerst. Het lijkt wel aannemelijk dat in de eurozone opnieuw een neergang inzet en mogelijk tracht de ECB het tij te keren. Maar de ECB gelooft duidelijk niet in scenario’s die de dreigende ineenstorting van de Europese economie voorspellen. En de eurocraten weten niet wat de politieke gevolgen van een recessie zouden zijn.

De zwakste schakel

Het Griekse volk is door aanhoudende strijd en opofferingen uiteindelijk van de PASOK-regering af. De zwakste schakel is vooral als gevolg van verzet van de bevolking gebroken. Nu hellen de dominostenen westwaarts. Griekenland gaat een moeilijke economische toekomst tegemoet, maar de democratie heeft overwonnen. De elite zou niet alleen bang moeten zijn dat de euro besmet raakt; ze zouden ook moeten vrezen dat het Griekse verzet zich over Europa verspreidt.

De nieuwe uit drie partijen bestaande regering heeft nu te maken met de oppositie van twee linkse partijen (de communisten en SYRIZA), samen met grote delen van de maatschappij. Hele bevolkingsgroepen verarmen nu als gevolg van het dogmatische beleid dat voorschrijft dat Griekenland qua kosten ‘West-Europees’ blijft, maar snel ‘balkaniseert’ wat betreft inkomensniveau en rechten van de meerderheid van de bevolking.

Zo ziet de nieuwe politieke kaart van het land er uit: links tegenover de rest. Daarachter schuilt de verdeeldheid tussen samenleving en politiek, aangezien de regeringsleiders iedere democratische legitimiteit ontberen.

Hoewel ze mikpunt werden van systematische en voortdurende zwartmakerij door zowel hun bestuurders als de overige Europeanen en de internationale media, besloten de Grieken vanaf dag één om het ‘financiële’ probleem te politiseren. Ze herinnerden iedereen eraan dat de economie onderworpen is aan politieke en sociale zaken en als zodanig het evenwicht tussen verschillende tegenstrijdige krachten in de maatschappij weerspiegelt.

Hoe nu verder?

Griekenland was klein genoeg om te dienen als proeftuin voor een nieuwe politieke realiteit in Europa, maar kijk eens wat er op dit moment in Italië en de rest van het zuiden gebeurt. Ook Frankrijk zal over een paar maanden in beeld komen. Na het aftreden van Papandreou trad Berlusconi af, vervolgens verloor Zapatero de verkiezingen in Spanje. De socialistische rivaal van Sarkozy bedreigt de hegemonie van de Franse president en het ziet ernaar uit dat de alliantie tussen socialisten en groenen in Duitsland een einde zal maken aan het tijdperk-Merkel. Maar toch, als we kijken naar het voorbeeld van Griekenland, zouden deze wisselingen van de wacht weleens onvoldoende kunnen zijn om het continent politieke stabiliteit te brengen. Dat komt door de radicale mix van neoliberale hervormingen gecombineerd met financieel nationalisme en de neokoloniale opvattingen die in het noorden van Europa de kop opsteken.

De Europese top van 26 en 27 oktober heeft geen einde gemaakt aan de eurocrisis. Maar de heersende machten in de eurozone hebben wel de macht gekregen om eindelijk de grote lidstaten op de knieën te krijgen, wat alleen mogelijk was doordat onder aanvoering van de ECB een combinatie van politieke, economische en financiële chantage is ingezet als reactie op de crisis.

Deze crisis heeft in eerste instantie duidelijk gemaakt dat geen geloof gehecht kan worden aan het in Europese afspraken vastgelegde verbod op ‘bailout’. Landen ontvangen wel degelijk steun als ze in de problemen komen. Maar even duidelijk is nu dat er grenzen en uiterst strenge voorwaarden worden gesteld aan zulke reddingsoperaties. Als ontvangende landen de hervormingsplannen van het IMF verwerpen, dan bestaat plan B eruit ze uit de eurozone te gooien. De kracht van dit dreigement als politiek dwangmiddel kan niet overschat worden. Het feit dat deze waarschuwing zo klip en klaar werd geuit toen de euro op instorten stond, betekent dat het dreigement om landen via plan B uit de eurozone te knikkeren een blijvertje is. Er is een taboe doorbroken en dat kan niet ongedaan worden gemaakt. Of het nu wel of niet juridisch mogelijk is volgens het Europees Verdrag doet er niet toe, zoveel is nu wel duidelijk. Als een euroland keer op keer de stabiliteit van het kapitalistische systeem in de eurozone in gevaar brengt, is er politieke bereidheid om dat land eruit te gooien.