publicatie

Spanning december 2011 :: De gemiste kans van Griekenland

Spanning, december 2011

Energie en klimaat

Twee handen op één buik

‘Ieder Nederlands huishouden heeft tien slaven in dienst om zijn stroom op te wekken’, is een mooie uitspraak van de Leidse natuurkundige Jo Hermans, ter illustratie van de enorme revolutie die de mensheid heeft doorgemaakt na de uitvinding van de wind- en watermolen, maar vooral van de stoommachine.

Als je door middel van je eigen arbeid elektriciteit zou moeten maken, dan kunnen de meeste mensen in een werkdag iets minder dan 1 kilowattuur (kWh) produceren.

Tekst: Paulus Jansen, woordvoerder Energie/klimaat, SP-Tweede Kamerfractie

Op 1 kilowattuur kun je in de gemiddelde woning net de tv en computer(s) laten draaien. Het gemiddelde huishouden verbruikt ongeveer 3.500 kWh per jaar. Je zou dus tien mensen in dienst moeten hebben die voor je werken, als er geen elektriciteitscentrales bestonden. Die centrales gebruiken voor het merendeel fossiele brandstoffen. Het huishoudelijke elektriciteitsverbruik bedraagt slechts ongeveer 5 procent van de Nederlandse energieconsumptie. Daarnaast verwarmen we onze woningen en kantoren met aardgas, een fossiele brandstof. Ook voor onze reizen en het maken van economische producten is energie nodig. In de vergelijking van Hermans1 hebben we 200 slaven per huishouden nodig om in onze totale energiebehoefte te voorzien. Daar komt nog dat deel van de producten bij dat zelf ook wordt gemaakt uit fossiele grondstoffen: de plastics.

En we zijn niet de enigen. De wereldbevolking telt op dit moment bijna zeven miljard mensen. De meesten daarvan zijn minder rijk dan de Nederlandse huishoudens, dus ze kunnen zich een stuk minder ‘slaven’ veroorloven. Maar de Chinezen, de Indiërs, de Brazilianen halen hun achterstand snel in en willen ook hun stukje van de mondiale welvaart. Dus stijgt het energieverbruik – het lijkt wel een natuurwet – al twee eeuwen met 2 procent per jaar. Slechts 2 procent? Dat is toch hartstikke weinig? Nou nee: als je jaar in, jaar uit 2 procent groeit, gaat dat in het begin niet zo hard. Maar na twee eeuwen wordt de grafiek steeds hellender en nog eens honderd jaar later nog meer. In cijfers uitgedrukt is een gebruik van 100 in jaar 1 gegroeid tot 710 in jaar 100. Tot ruim 5.100 in jaar 200 en ruim 37.000 in jaar 300. Dat betekent dus dat ons nog een forse groei van de energiebehoefte te wachten staat, als de ontwikkeling onverminderd doorgaat.

Grafiek 1. Groeicurve na tweehonderd jaar bij een jaarlijkse toename

van 2 procent.

Gebruik hoger dan voorraad

Op dit moment wordt in meer dan 90 procent van de mondiale energiebehoefte voorzien door het opstoken van fossiele brandstoffen en hout uit bossen. De rest komt uit kernenergie en duurzame bronnen, op dit moment vooral waterkracht. Doordat we jaarlijks ongeveer de voorraad verbruiken die in een miljoen jaar gevormd is, beginnen de gemakkelijk – dus goedkoop – winbare voorraden op te raken. In sommige regio’s is het einde van de winbare fossiele voorraden al helemaal in zicht. Helaas hoort Nederland daarbij. Als we in het huidige tempo doorpompen, is het Nederlandse aardgas over dertig jaar op. Zowel Slochteren als de kleinere gasvelden zijn dan leeg. Olie hebben we nu al nauwelijks meer. Blijven over: wat peperdure kolenvoorraden onder Limburg en ‘onconventioneel gas’ in leisteenlagen, waarvan nog moet blijken dat dit op een veilige – maar waarschijnlijk in ieder geval dure – manier naar het oppervlak te halen is.

Op dit moment is ongeveer 10 procent van de inkomsten op de Rijksbegroting afkomstig uit de aardgasbaten. Als die baten over enkele decennia wegvallen dan hebben we een giga-probleem, tenzij we tegen die tijd een alternatief voor onze toekomstige energievoorziening ontwikkeld hebben.

De econoom Herman Wijffels stelde bij het afscheidssymposium van Jan Marijnissen dat de aarde op dit moment een ecologische ‘overshoot’ van 40 procent heeft: we verbruiken 40 procent meer grondstoffen dan het ecosysteem van de aarde kan verdragen. Hij doelde daarbij niet alleen op kolen en olie, maar ook op het gebruik van water, het kappen van bossen en de grondstoffenwinning in brede zin. De fossiele energiecrisis is een bijzondere verschijningsvorm van dit algemene probleem2.

Duurzaam is noodzaak

De ontwikkeling van een duurzame energievoorziening is een urgent vraagstuk met het oog op de energievoorziening. Maar het is om nog een reden een urgent probleem. Het opstoken van al die fossiele grondstoffen heeft er in twee eeuwen voor gezorgd dat de mens voor het eerst in de historie het klimaat ingrijpend heeft veranderd. Helaas beschikt de auto van het klimaatbeleid op dit moment alleen nog maar over een gaspedaal, waarmee we de opwarming van de aarde kunnen versnellen. Voor het inbouwen van een koppeling- en rempedaal zijn al wat voorbereidingen getroffen, maar de aanleg moet nog beginnen. De Engelse econoom Isaac Stern heeft onderzocht wat de kosten zijn van de verschillende strategieën voor klimaat-/energiebeleid3. Zijn conclusie: nu beginnen met een ambitieuze transformatie van onze economie is de goedkoopste aanpak, die ongeveer 0,7 procent van het bruto binnenlands product extra kost. ‘Goedkoop’ is in dit verband een relatief begrip, want voor Nederland zou het dan nog steeds om 4 miljard euro per jaar extra gaan. Met een laissez faire-strategie lopen de kosten op tot 12 miljard euro per jaar.

Wat de SP betreft zetten we in op een aanpak waarbij energie- en klimaatbeleid hand in hand gaan, in een bredere strategie om onze economie op een sociale manier te verduurzamen. De hoekstenen voor die strategie zijn de volgende.

  • Een internationale aanpak bevorderen. Veel transformatiestrategieën zijn goedkoper als je ze in breder verband uitvoert.
  • Tegelijkertijd gewoon zelf beginnen. Nederland behoort wereldwijd tot de koplopers voor wat betreft energieverbruik per hoofd van de bevolking; onze economie is zeer kwetsbaar als onze eigen fossiele voorraden op zijn.
  • Een actieve rol van de overheid is de sleutel voor effectief energie- en klimaatbeleid; de belangrijkste sturingsmogelijkheden zijn wetgeving, financiële prikkels (belastingen/vrijstelling, subsidies) en het eigendom van sleutelbedrijven in de energiesector.
  • Bij het gebruik van grondstoffen geldt het principe ‘de vervuiler betaalt’. Omdat een deel van het energieverbruik een basisbehoefte betreft, moet daarbij de betaalbaarheid goed in de gaten gehouden worden.
  • Wij willen het draagvlak voor energie- en klimaatbeleid versterken, onder meer door mensen zelf meer te betrekken bij de uitvoering. De Duitse aanpak (feed-intarief) is daarbij een goed voorbeeld, maar ook energiecoöperaties lijken een interessant middel om de bevolking een actieve rol te geven bij de verduur-zaming.

Onze aanpak verschilt op veel punten van het kabinetsbeleid. Het kabinet-Balkenende IV leunde bij de elektriciteitsvoorziening bijvoorbeeld op extra kolencentrales, waarvan de CO2-uitstoot in de toekomst afgevangen en ondergronds opgeslagen moet worden (CCS)4. Het kabinet-Rutte zet zijn kaarten vooral op een groter aandeel kernenergie. Ook dat vinden we onverstandig5. De tsunami in Japan heeft geleerd dat ook in een hoogontwikkeld land de gevolgen van een incident met een kerncentrale enorm zijn, waarbij de rekening grotendeels terechtkomt bij de bevolking.

In dit artikel ga ik verder in op de klimaatdiscussie en op de vraag hoe de publieke belangen het beste kunnen worden gewaarborgd in de energiesector.

Klimaatverandering voor dummies

Mens en dier gebruiken voor hun stofwisseling zuurstof uit de atmosfeer. Bij dit proces wordt zuurstof omgezet in koolstofdioxide (CO2). Planten doen precies het omgekeerde: ze groeien op CO2, waarvan ze de koolstof vastleggen in hun vaste massa en de zuurstof teruggeven aan de atmosfeer. Dit principe heet de koolstofcyclus. Het lijkt op het eerste gezicht een gesloten kringloop.

Bij nadere beschouwing blijkt die kringloop echter nog allerlei zijwegen en voorraadkelders te hebben. Planten zijn zo’n voorraadkelder: als de hoeveelheid planten op aarde toeneemt, wordt er koolstof aan de kringloop onttrokken. Ook voormalige planten, zoals hout in gebouwen en fossiele brandstoffen (turf, bruinkool, steenkool, aardolie en aardgas), houden hun koolstof vast. Tenminste: zolang ze niet verbrand worden of als gas uit de bodem vrijkomen. Ook water kan, onder bepaalde condities, veel CO2 absorberen. Vooral de diepe delen van de oceanen zijn een enorme buffer van in het verleden geabsorbeerde koolstof.

Het broeikaseffect

Het klimaat op aarde wordt globaal bepaald door het verschil tussen de hoeveelheid energie door instralend zonlicht en de hoeveelheid energie die teruggestraald wordt naar het heelal. De hoeveelheid ontvangen zonne-energie varieert vooral door de afstand tot de zon, die niet altijd hetzelfde is. Tijdens de ijstijden stond de zon wat verder weg dan op dit moment. Je moet je wel realiseren dat deze variatie een proces is met een zeer lange doorlooptijd.

Het invallende zonlicht wordt geabsorbeerd door de aarde en vervolgens als infrarood licht weer uitgestraald. De dampkring, die grotendeels bestaat uit een mengsel van zuurstof, stikstof, CO2 en waterdamp, reflecteert een deel van die infraroodstraling weer terug naar de aarde, waardoor het hier gelukkig een stuk warmer is dan elders in het heelal. Dat heet het broeikaseffect.

De precieze hoeveelheid geabsorbeerde warmte is afhankelijk van de samenstelling van de dampkring.

CO2 en methaan reflecteren naar verhouding meer infraroodlicht dan zuurstof en stikstof en worden daarom broeikasgassen genoemd. Als het aandeel broeikasgassen in de dampkring toeneemt, wordt het warmer.

En dat is precies wat er gebeurt sinds de industriële revolutie. De stoommachine en later de verbrandingsmotor en de turbine ontketenden een explosieve ontwikkeling van de wetenschap en welvaart, waardoor de wereldbevolking pijlsnel begon te groeien. Door deze combinatie van meer mensen die meer brandstoffen verbruiken, worden de fossiele brandstoffen uit onze koolstof-voorraadkelder in steeds hoger tempo opgestookt, waardoor een groter deel van de totale koolstofvoorraad in de dampkring terechtkomt. Op dit moment wordt ieder jaar ongeveer de voorraad verbrand die in een miljoen jaar tijd gevormd is.

Terugkoppeleffecten

Waarom merken we nu pas het broeikaseffect door het opstoken van de fossiele brandstoffen, terwijl we daar al ruim twee eeuwen druk mee bezig zijn? Dat heeft te maken met de eerder genoemde buffers, die zorgen voor terugkoppeleffecten.

Zo hebben de oceanen de afgelopen eeuwen extra CO2 geabsorbeerd, waardoor de stijging van de temperatuur op aarde langzamer ging dan je op grond van de verbruikte brandstoffen zou verwachten. Dat heet een negatief (afremmend) terugkoppeleffect. Er zijn echter ook positieve (versnellende) terugkoppeleffecten, al is op dit moment niet precies duidelijk wanneer en in welke mate deze kunnen optreden.

Een voorbeeld daarvan is het vrijkomen van methaangas uit de nu nog bevroren moerassen in het noorden van Rusland en Siberië. Methaan is een nog veel krachtiger broeikasgas dan CO2. Als die toendra’s ontdooien zou dat tot een versnelling van de temperatuurstijging kunnen leiden.

Een ander versnellend effect is het smelten van permanente ijskappen. Witte vlakken reflecteren meer zonlicht dan grijze, bruine of groene vlakken. Als een kleiner deel van de aarde bedekt is met ijs (wit) dan wordt er dus een groter deel van het zonlicht geabsorbeerd, dus wordt het nog warmer.

Een laatste belangrijk positief terugkoppeleffect ligt in het mogelijk vrijkomen van een deel van de CO2 in de oceanen, als deze warmer worden, golfstromen veranderen en diepe waterlagen getransporteerd zouden worden naar het zeeoppervlak.

Klimaatonderzoek

Sinds 25 jaar coördineert het International Panel on Climate Change (IPCC)6, een instelling van de Verenigde Naties, de bundeling en weging van de wereldwijde resultaten van klimaatonderzoek. Het IPCC heeft geen eigen wetenschappers in dienst, maar faciliteert slechts wetenschappelijke werkgroepen waarbij tientallen onderzoekers uit vrijwel alle landen betrokken zijn. De werkgroepen selecteren relevante wetenschappelijke publicaties. Om het wetenschappelijke gewicht mee te wegen zijn voor de belangrijkste werkgroep, die zich bezighield met het opstellen van klimaatscenario’s, alleen publicaties meegewogen die gepubliceerd waren in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften, dan wel op een andere manier ‘peer-reviewed’ waren. De resterende verschillen in onderzoeksresultaten zijn vertaald naar onzekerheidsmarges/bandbreedtes in conclusies en aanbevelingen.

De laatste integrale analyse van het IPCC stamt uit 2007. In dat jaar zijn drie samenhangende rapporten gepubliceerd.

  • Werkgroep I: Physical science basis behandelde de feitelijke klimaatverandering in de afgelopen eeuwen, de invloed van mens en natuur op het klimaat, fysische mechanismen rond klimaatverandering en gaf een prognose van de klimaatverandering in de nabije toekomst op basis van een aantal scenario’s.
  • Werkgroep II: Impacts, Adaptation and Vulnerability beschreef de effecten van de klimaatverandering op de kustgebieden, het ecosysteem, land- en bosbouw, industrie, wonen en gezondheid.
  • Werkgroep III: Mitigation of climate change verkende de mogelijkheden om de klimaatverandering te beïnvloeden door beleidswijzigingen, in de vorm van zes scenario’s.

    Het cruciale ‘alarmistische’ element in de analyse van de laatste IPCC-rapporten is de stelling dat de emissie van broeikasgassen zodanig verminderd moet worden dat de temperatuurstijging in de komende eeuw minder dan twee graden bedraagt, anders zou er door positieve terugkoppeling een grote extra temperatuurstijging kunnen volgen met rampzalige gevolgen voor het klimaat in grote delen van de wereld.

Klimaatverandering: wat kun je er aan doen?

De strategieën voor klimaatbeleid vallen uiteen in het bestrijden van de waarschijnlijke oorzaak van het probleem (mitigatie) en de aanpassing van de economie aan de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie).

Voorbeelden van mitigatiebeleid zijn: energiebesparing, omschakeling naar duurzame energie, vermindering van het energieverbruik door het vergroenen van belastingen. Voorbeelden van adaptatiebeleid zijn: de voorstellen voor de toekomstige waterveiligheid en watervoorziening in Nederland van de Deltacommissie, ontwikkeling van gewassen en landbouwmethoden die toe kunnen met minder water, aanpassing van de bouwvoorschriften aan warmere en drogere zomers.

Het is overigens een misverstand om te denken dat als we maximaal inzetten op het aanpakken van de oorzaak, we verder niets hoeven te doen. De gevolgen van het broeikaseffect door de fossiele economie zullen ook bij een spoedige trendbreuk nog lang doorwerken in het klimaat. Dus ook dan zal geïnvesteerd moeten worden om ons voor te bereiden op de nieuwe omstandigheden.

Klimaatsceptici

Na kritiek van klimaatsceptici op de analyses van de IPCC-werkgroepen en beschuldigingen van manipulatie van gegevens hebben de Verenigde Naties onlangs een wetenschappelijk comité onder leiding van KNAW-voorzitter Robbert Dijkgraaf de werkwijze van het IPCC laten onderzoeken. Conclusie van dit comité was dat de werkwijze van het IPCC op een aantal punten verbeterd kan worden, maar dat de belangrijkste conclusies en de opgestelde scenario’s de huidige kennis over het klimaat goed samenvatten.

Desondanks is niet uit te sluiten dat klimaatsceptici op onderdelen van hun kritiek in de toekomst gelijk zullen krijgen. Het ecosysteem is namelijk een complex geheel, er worden nog maar enkele decennia intensieve en diepgravende metingen verricht en voor veel terugkoppelmechanismen is het begrip nog onvolledig. Naarmate de tijd voortschrijdt, zal het inzicht groeien, waarbij de kans bestaat dat een deel van de huidige analyse bij het oud papier kan.

Juist om die reden kiest de SP voor een klimaatbeleid dat is gebaseerd op ‘no regret- maatregelen’. Energiebesparing en meer duurzame energieproductie verminderen onze afhankelijkheid van fossiele energie. Dat is ook nuttig als het klimaat zich anders ontwikkelt dan we nu denken.

De borging van publieke belangen in de energiesector

In het eerste deel van dit artikel heb ik onze uitgangspunten voor het formuleren van energie- en klimaatstandpunten geformuleerd. In het vervolg geef ik aan hoe dit is uitgewerkt in onze standpunten met betrekking tot de taken van de overheid, in Nederland en Europa. De leveringszekerheid, veiligheid, duurzaamheid en betaalbaarheid van de energievoorziening zijn publieke belangen die de overheid niet aan de markt kan overlaten7.

Private partijen zullen niet investeren in voorzieningen die essentieel zijn voor de leveringszekerheid als ze een lager rendement hebben dan hun aandeelhouders nodig vinden. Zonder wetgeving die dat afdwingt of financiële prikkels die dat aantrekkelijk maken, geldt hetzelfde voor duurzame energie. Een ander voorbeeld is de bescherming van consumenten in een geliberaliseerde markt: energie-

bedrijven proberen klanten te trekken met contracten die voor niet-professionals niet te doorgronden zijn, waardoor die pas achteraf ontdekken dat goedkoop duurkoop is. Dankzij de SP komt er een standaardcontract dat aan-

geboden moet worden door alle energiebedrijven en dat vooraf goed-gekeurd is door de consumentenorganisaties.

Wetten in plaats van convenanten

Wij zijn groot voorstander van het vastleggen van beleid in wetten, in plaats van convenanten (vrijwillige afspraken). De belangrijkste reden daarvoor is de vrijblijvendheid van convenanten. De Rotterdamse hoogleraar empirische economie Elbert Dijkgraaf – inmiddels Tweede Kamerlid voor de SGP – onderzocht de effectiviteit van 200 milieu- en energieconvenanten in 24 geïndustrialiseerde landen. Zijn team bekeek de uitkomst van de convenanten en berekende de situatie zonder convenant en het effect als de overheid haar ambities in wetgeving had vastgelegd. Volgens Dijkgraaf kan de overheid beter haar toevlucht nemen tot wetgeving of belasting heffen. ‘Er is geen bewijs dat convenanten een positief effect hebben gehad’8. Een voorbeeld daarvan is het convenant ‘benchmarking energie-efficiency’ uit 1999, waarin de grote bedrijven met toenmalig VVD-minister Annemarie Jorritsma overeenkwamen dat ze geen energiebelasting hoefden te betalen als ze per jaar gemiddeld 1,3 procent minder energie per eenheid product zouden gebruiken. In werkelijkheid9 was de besparing over de periode 1999-2007 slechts 0,5 procent per jaar.

Energiebedrijven in handen van overheid

Veel energie wordt getransporteerd door netwerken die een natuurlijk monopolie vormen. Bij privaat eigendom zou dreigend misbruik van dit monopolie complexe wetgeving en intensieve controle op de handhaving noodzakelijk maken. Om die reden vindt de SP dat elektriciteits-, gas- en warmtenetwerken (voor zover ze zijn bestemd voor de levering aan derden) eigendom moeten zijn van de overheid. Hetzelfde geldt voor strategische voorzieningen die samenhangen met netwerken, zoals ondergrondse gasopslag ten behoeve van piekverbruik in de winter. De regering-Rutte is juist van plan om de landelijke netbeheerders TenneT (elektriciteit) en GTS/Gasunie deels te privatiseren. De SP was overigens als enige partij tegen de overname van twee grote Duitse netwerken door respectievelijk Gasunie en TenneT. Dat is te vergelijken met de Duitse overheid die de Nederlandse autowegen zou exploiteren: onlogisch uit het oogpunt van het bundelen van baten en lasten in één hand.

Met de privatisering10 van NUON en Essent is het grootste deel van de Nederlandse productie- en distributiebedrijven weggegeven aan de markt (zie pagina 15 in deze Spanning). De twee laatste publieke bedrijven Eneco (Zuid-Holland, Utrecht) en Delta (Zeeland, West-Brabant) bedienen nog slechts regionale markten. Wij zijn voorstander van bundeling van deze bedrijven tot één sterk, landelijk opererend publiek alternatief voor de commerciële energiebedrijven.

Vergroening belastingstelsel

De SP is voorstander van de vergroening van ons belastingstelsel: de vervuiler betaalt. Bij een goede uitwerking van dit beginsel voor de energiesector zou het ook relatief gunstig uitwerken voor huishoudens met lagere inkomens. Dat bleek bijvoorbeeld bij de doorrekening van het energie- en klimaatscenario Green4Sure11, ontwikkeld door de milieubeweging en de vakbonden. De verklaring is simpel: rijke mensen verbruiken (veel) meer energie dan arme mensen. Die zijn gewend om het zuinig aan te doen. De Nederlandse fiscale praktijk staat – in tegenstelling tot wat vaak gesuggereerd wordt – op gespannen voet met het uitgangspunt ‘de vervuiler betaalt’. Zo betalen grootverbruikers van elektriciteit 200 keer minder energiebelasting per kWh elektriciteit dan een huishouden, terwijl zij door hun schaalgrootte juist efficiënter aan energiebesparing zouden kunnen doen.

De opbrengst van onze bodemschatten hoort toe aan de bevolking

Als de exploitatie van bodemschatten wordt overgelaten aan de markt, dient het rendement op deze activiteiten begrensd te worden. Dat is op dit moment niet het geval. De Slochteren-deal waarbij Shell en Esso 50 procent in handen kregen van de Gasunie (inmiddels afgesplitst) was een goudmijn voor deze bedrijven. En twee jaar geleden weigerde minister Maria van der Hoeven nog om de maximale winst van de exploitanten van kleine gasvelden op de Noordzee te beperken in ruil voor een hogere fiscale investeringsaftrek.

Onderzoek publiek gefinancierd

De SP vindt dat de overheid publiek gefinancierd onderzoekmoet aanjagen, waarmee een basis gelegd wordt voor innovatie en Research & Development (R&D) bij de bedrijven. De universiteiten, TNO en de NWO-organisaties hebben een veel ruimere horizon dan het bedrijfsleven, waar R&D binnen enkele jaren rendement moet opleveren. Ook kunnen (semi)publieke onderzoeksinstellingen maatschappelijke thema’s meenemen, die voor bedrijven commercieel niet interessant zijn.

Het kabinet-Rutte wil juist bezuinigen op publiek gefinancierd onderzoek. In plaats daarvan krijgen bedrijven die zelf R&D (laten) uitvoeren meer belastingaftrek.

Duitsland is een voorbeeld van een succesvol innovatie-beleid voor de energiesector. Een stevig publiek onderzoeksprogramma in combinatie met een eenduidig, wettelijk verankerd beleid voor de levering van duurzame energie zorgde ervoor dat er in Duitsland aan het eind van 2009 bijna 350.000 mensen werkten in de duurzame energiesector12. In Nederland waren dat er toen ruim 10.000; gecorrigeerd naar grootte zes keer zo weinig.

Overheid dient voorbeeld te geven

Ten slotte vinden wij dat de overheid op het gebied van energie/klimaat een belangrijke voorbeeldfunctie heeft. Je kunt moeilijk verwachten dat de inwoners van ons land massaal geld steken in energiebesparing en zonnepanelen op hun dak, als het kabinet vooral druk is met vergunningen voor kerncentrales en de minister-president tijdens zijn verkiezingscampagne rondbazuint dat windmolens op subsidie draaien. Dat staat overigens haaks op de werkelijkheid: juist het fossiele energiegebruik van industrie en landbouw wordt zwaar gesubsidieerd door de overheid13.

Internationale aanpak

Energie en klimaat zijn bij uitstek internationale thema’s. De prijzen van energie worden op de wereldmarkt bepaald. Grote industrieën produceren ook voor de wereldmarkt. Nationaal beleid zonder afstemming met de omgeving zal al snel leiden tot allerlei ongewenste grenseffecten. Ook zijn de kosten van verduurzamingsmaatregelen lager naarmate meer landen dezelfde strategie volgen. De SP is er daarom voor om, waar mogelijk, duurzaamheidsbeleid op een hoger schaalniveau te regelen.

De Europese Unie is verantwoordelijk voor het stellen van eisen aan de energiezuinigheid van motorvoertuigen, huishoudelijke en professionele apparaten. Dat is logisch, omdat auto’s en tv’s in veel verschillende landen verkocht worden. Helaas is het tempo waarmee de strengere eisen ingevoerd worden als gevolg van bureaucratie en de tegenlobby van fabrikanten te langzaam. De SP is er daarom voor dat EU-lidstaten in hun nationale wetgeving strengere eisen mogen stellen.

Voor de grote energieverbruikers (industrie, elektriciteitsproducenten, grote glastuinbouwbedrijven) heeft de Europese Unie tien jaar geleden een systeem van emissiehandel (ETS) ingevoerd. De essentie van het systeem is dat er een – jaarlijks te verlagen – emissieplafond voor de sector als geheel wordt vastgesteld, maar dat bedrijven onderling emissierechten kunnen verhandelen. Een bedrijf dat investeert in energie-efficiency of duurzame energieproductie en daardoor rechten overhoudt, kan deze verkopen aan een bedrijf dat dit niet doet en daardoor rechten tekort komt. De SP onderschrijft de ratio van het emissiehandelsysteem, maar wij ageren wel tegen een aantal gebreken in de uitwerking, die ervoor zorgen dat het systeem nog niet optimaal functioneert. Allereerst zouden de emissierechten niet weggegeven, maar geveild moeten worden. De opbrengst van de veiling zou voor het grootste deel teruggegeven moeten worden aan de bedrijven die binnen het ETS vallen, in de vorm van subsidies voor investeringen in energiebesparing en duurzame energie. Zo wordt een vliegwieleffect bereikt, waarmee de transformatie van de grootverbruikers in duurzame richting versneld wordt. Ook hun concurrentiekracht is daarmee gediend, want Europa is een netto energie-importeur, wat de positie van deze bedrijven ondermijnt.

De SP was – en is nog steeds – tegenstander van de liberalisering van de energiemarkt voor gas- en elektriciteit, die is afgedwongen door de Europese Unie. Deze Europese richtlijn was destijds de directe aanleiding voor de splitsing van de Nederlandse energiebedrijven, gevolgd door de privatisering van NUON en Essent. Wij vinden dat lidstaten zelf moeten kunnen beslissen of ze een geïntegreerd energiebedrijf (=netwerk + productie + levering) toestaan of niet. In een aantal lidstaten is de richtlijn overigens veel minder radicaal uitgevoerd dan in Nederland, waardoor ze hun thuismarkt afschermen, terwijl de Nederlandse energievoorziening inmiddels grotendeels in handen is van Duitse (RWE, E.on), Franse (Electrabel/GDF Suez) en Zweedse (Vattenfall) bedrijven.

Positief staan we tegenover het plan van de EU om een bodem te leggen in de energiebelasting, waardoor een race to the bottom wordt voorkomen. Tevens zou dat meer ruimte bieden om een eind te maken aan de schandalig ongelijke behandeling tussen de Nederlandse huishoudens en de grootverbruikers, die altijd gemotiveerd is met het argument dat elders in Europa de belastingen (nog) lager zijn.

De SP pleit ervoor om de bilaterale samenwerking met Duitsland en andere landen op het gebied van energiebeleid te intensiveren. Duitsland is onze grootste handelspartner, en heeft de afgelopen tien jaar spectaculaire resultaten geboekt op het gebied van groei van de duurzame energieproductie. Het Duitse parlement heeft in juni met een overweldigende meerderheid besloten tot de Atomausstieg en een ambitieus programma voor de versnelling van de duurzaamheidagenda. Wat ons betreft zou waar mogelijk wetgeving op elkaar afgestemd moeten worden. De verhoging van de accijnzen op motorbrandstoffen (in combinatie met de motorrijtuigbelasting en BPM) wordt ook een stuk eenvoudiger als we het samen met de Duitsers doen. Ten slotte zijn wij voorstander van een gemeenschappelijk Nederlands-Duits nutsbedrijf (evt. ook met de Scandinavische landen en Groot-Brittannië) dat de zware hoogspannings- en gasleidingen in de regio gaat beheren. Uitbouw van deze netwerken is een belangrijke voorwaarde voor de groei van duurzame energie, vooral de ontwikkeling van windparken op de Noordzee.

Deze maand vond in Durban de jaarlijkse klimaatconferentie plaats, onder verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties. In 2007 ben ik aanwezig geweest bij de conferentie van Bali, in 2009 bij die van Kopenhagen. Dat heeft me geleerd dat het bereiken van overeenstemming over een wereldwijde klimaataanpak uiterst lastig is. Dat komt door de grote tegenstellingen tussen een aantal blokken: de rijke landen (waaronder Nederland), met een energieverbruik per hoofd van de bevolking dat meer dan een factor 5 hoger is dan het gemiddelde van de wereld; de Aziatische tijgers als China en India, die in absolute emissies tot de top behoren maar per hoofd van de bevolking ver onder Europa en de VS liggen; en de arme ontwikkelingslanden die op dit moment vooral wingewest zijn voor de rijke landen en de Aziatische tijgers, op zoek naar steeds schaarsere grondstoffen.

Toch is het belangrijk om te blijven investeren in wereldwijde samenwerking op dit terrein, in de eerste plaats op de terreinen onderzoek, monitoring en het verspreiden van kennis over effectief beleid. Die hopelijk ook zo snel mogelijk tot tastbare resultaten leidt op het gebied van emissies en het behoud van schaarse ecosystemen.

Dit artikel is een vervolg op ‘Twee problemen voor de prijs van één’, Spanning 5/2009; dit artikel staat op sp.nl, rubriek publicaties-Spanning.

  1. Jo Hermans, Energie survival gids. Inzicht in energie en uitzicht op de toekomst, uitgeverij Betatext 2008, 192 p.
  2. Een belangrijk fundament voor de strategie met betrekking tot duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen is het rapport ‘Our common future’ van de commissie onder voorzitterschap van Gro Harlem Brundtland, Verenigde Naties, 1987, zie op un-documents.net/wced-ocf.htm.
  3. Isaac Stern, ‘The Economics of Climate Change’, in: The Stern review, Januari 2007.
  4. ‘CO2-opslag: water naar de zee dragen’, Spanning 10/2010.
  5. ‘Tweede kerncentrale Borssele, een kortzichtige investering’, Spanning 10/2010.
  6. Alle rapporten van het IPCC zijn digitaal toegankelijk via ipcc.ch.
  7. ‘Het borgen van publiek belang’, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), 2001; een overzicht van effectieve strategieën om de publieke belangen te borgen, zowel in situaties waarin taken aan de markt worden overgelaten, als wanneer die taken worden uitgevoerd door een (semi)overheid.
  8. Prof.dr. E.D. Dijkgraaf, ‘Bewijzen beleid baat’, Oratie Erasmus Universiteit, 13 oktober 2009, zie eur.nl/nieuws/detail/article/14032/.
  9. ‘Grootverbruikers energie: geen energiebelasting, nauwelijks energiebesparing’, RTL Nieuws 17 juli 2010.
  10. Recent onderzochten drie medewerkers van de TU Delft de effecten van de liberalisering/privatiseringen in de energiesector, het openbaar vervoer en de zorg: Willemijn Dicke, Wijnand Veeneman en Bauke Steenhuizen, Graaiers of redders, uitgeverij Atlas, 2011.
  11. ‘Green4Sure, het groene energieplan; achtergrondrapport’, Publicatienummer: 07.3189.15c, CE-Delft, mei 2007.
  12. Raad voor de Leefomgeving , ‘Remmen los; Advies over versnelling van de transitie naar een duurzame energiehuishouding in Nederland’, oktober 2011, p. 7, zie rli.nl/publicaties/2011/advies/remmen-los.
  13. Planbureau voor de Leefomgeving, Milieuschadelijke subsidies, Publicatienummer 500209001, 14 september 2011. Vrijstelling van energiebelasting voor grootverbruikers kost ˇ1845 miljoen/jaar, vrijstelling van accijns en lagere tarieven voor luchtvaart, landbouw en scheepvaart kost jaarlijks ˇ2600 miljoen; daar staat tegenover dat particulieren en het MKB als ze collectief duurzame energie opwekken voor eigen gebruik desondanks over hun eigen opgewekte stroom energiebelasting moeten betalen.

door Tweede Kamer aangenomen SP-voorstellen energie/klimaat

November 2011

De isolatie-eis voor dak, gevel en vloer van nieuwbouw-

woningen wordt aangescherpt. Op 60.000 nieuwe huizen per jaar betekent dat een besparing van tien miljoen kuub gas.

Februari 2011

De controle op het bijmengen van biobrandstoffen wordt verbeterd, door de samenstelling niet alleen op basis van papieren verantwoording te controleren, maar ook steekproefsgewijs te bemonsteren. Die controle is hard nodig om na te gaan of de bijgemengde biobrandstof voldoet aan de duurzaamheidscriteria en daarnaast natuurlijk om vast te stellen of bedrijven écht voldoen aan hun bijmengverplichting.

December 2010

De eisen aan de externe veiligheid van windmolens in de nabijheid van autowegen en spoorlijnen worden aangescherpt. Eerder was ook al een voorstel van de SP om een aparte nachtnorm in te voeren voor de geluidsemissie van windmolens overgenomen.

November 2010

Bij verhuizing of switchen van energieleverancier moet voortaan de meterstand eenduidig worden vastgelegd, door opname of ondertekende opgave door de klant. Aanleiding voor de motie is het groot aantal geschillen over meterstanden bij mutaties.

November 2010

Het privacy- en securityregime voor warmte- en koudemeters wordt gelijkgetrokken met dat voor elektriciteits- en gasmeters.

Oktober 2009

De Tweede Kamer krijgt meer te zeggen over de uitwerking van de Kernenergiewet. In het wetsvoorstel was de uitwerking een bevoegdheid van de minister.

Maart 2009

Een motie van de SP is de aanleiding voor het aanscherpen van de fiscale aftrekmogelijkheden bij het overnemen van bedrijven met geleend geld. Aanleiding is de overname van NUON door Vattenfall. Door het Nederlandse fiscale stelsel worden tientallen procenten van de overnamesom van € 10 miljard betaald door de belastingbetaler.

Andere recente voorstellen van de SP

November 2011

Stel de productie van duurzame energie voor eigen gebruik (ook als productie en gebruik niet op dezelfde locatie plaatsvinden) vrij van energiebelasting. Dit zou een enorme stimulans zijn voor coöperatieve verenigingen en het MKB die willen investeren in duurzame energieproductie. De fiscale kosten van de maatregel worden gedekt door het verhogen van de – zeer lage – energiebelasting voor grootverbruikers.

November 2011

Differentieer de OZB op basis van energielabel. Dit maakt het aantrekkelijker om te investeren in energiebesparing in bestaande gebouwen. De OZB wordt betaald door de eigenaar, voor huurders pakt deze maatregel zeer gunstig uit. Eigen woningbezitters met een laag inkomen krijgen een steuntje in de rug door middel van een laagrentende lening. Ook wordt het collectief aanpakken van woningcomplexen bevorderd, wat de

kosten met minstens 25 procent verlaagt.