publicatie

Spanning, maart 2008 :: Internationale samenwerking: een socialistisch kroonjuweel

Spanning, maart 2008

Internationale samenwerking: een socialistisch kroonjuweel

In 1848 verscheen het Communistisch Manifest, dat begon met de gevleugelde woorden:

“Een spook waart door Europa – het spook van het Communisme.

Alle machten van het oude Europa hebben zich tot een heilige drijfjacht tegen dit spook verbonden” en eindigde met: “Dat de heersende klassen sidderen voor een communistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen. Proletariërs aller landen, verenigt u!” [1]

Tekst:Sjaak van der Velden

De toon was gezet. De heersers moesten uitkijken, want de machtelozen en rechtelozen, zij die niets te verliezen hadden, rammelden aan de poorten van de macht en eisten hun recht op. Deze opvatting, dat de arbeiders in internationaal verband een nieuwe samenleving zullen laten ontstaan, kreeg twintig jaar na de verschijning van het Communistisch Manifest ook in ons land enige aanhang.

De Eerste Internationale

Groepjes werklieden die ontevreden waren over de bestaande maatschappij hadden aansluiting gezocht bij mensen uit de vrijdenkersbeweging. Daar werd veel gepraat en ook veel gelezen. Op andere plaatsen werd daarnaast actie gevoerd. Zoals in Amsterdam waar in april 1869 de scheepstimmerlieden het werk neerlegden. Enkele maanden later besloten enkele werklieden tot oprichting van het Nederlandsch Werklieden Verbond, Afdeeling der Internationale Arbeidersvereeniging (NWV).

Tegenwoordig kennen wij de Internationale Arbeidersvereeniging (International Workingmen Association) beter onder de naam Eerste Internationale. Deze organisatie was in 1864 in Londen gesticht onder het motto: ‘de bevrijding van de arbeidersklasse is het werk van de arbeiders zelf.’ Doel was om de arbeiders tot actie en organisatie te brengen. Die actie bestond uit vakbondsstrijd en politieke strijd. Organisatie zocht men onder andere in het oprichten van vakverenigingen, maar in ons land lukte het niet om veel invloed uit te oefenen op de ontwikkeling van de vakbeweging.

Na de Commune van Parijs en het vijfde congres verloor De Internationale het minieme beetje invloed dat ze wel had. De Commune was een volksopstand die uitbrak na de nederlaag van de Fransen in de Frans-Duitse oorlog van 1871. Arbeiders veroverden de stad, maar werden uiteindelijk door het Franse leger op gruwelijke wijze verslagen. De Commune joeg alle behoudende krachten schrik aan en werd synoniem aan de zo gevreesde, goddeloze arbeidersmacht. Op het vijfde congres van de Internationale, dat in 1872 ondanks dat ze in ons land nauwelijks leden had in Den Haag plaatsvond, kwam het tot een heftige uitbarsting en scheuring tussen ‘anarchisten’ en ‘sociaal-democraten’. Zoals zo vaak bij een strijd om beginselen, trokken de kemphanen Karl Marx en Michail Bakoenin alle registers, inclusief persoonlijke aantijgingen, open. Het NWV had zijn laatste kruit verschoten tijdens een actie van sigarenmakers in 1873 en verdween van het toneel. De Eerste Internationale hield in 1876 ook op te bestaan vanwege de voortdurende tegenstellingen binnen de organisatie.

De Tweede Internationale

Dertien jaar later vormden socialisten weer een internationale club: de Socialistische Arbeiders-Internationale, waarvan in Nederland achtereenvolgens de Sociaal-Democratische Bond (SDB) en de van de SDB afgesplitste Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP) lid waren. Aanleiding tot de oprichting waren de feestelijkheden in 1889 ter gelegenheid van de eeuwviering van de Franse Revolutie. Deze internationale kennen we als de Tweede Internationale en ontstond niet voor niets in een periode dat de arbeidersstrijd overal weer toenam. Deze groei van de strijdwil kunnen we illustreren met cijfers uit Nederland: in de jaren 1887 en 1888 vonden totaal 30 stakingen plaats, in de jaren 1889-90 waren dat er 94.

Het eerste congres van de nieuwe Inter- nationale riep 1 mei uit tot internationale dag van de arbeid. Dat gebeurde in het kader van de strijd voor de achturige werkdag. Die strijd werd dus internationaal gevoerd. De oude tegenstellingen tussen marxisten en anarchisten staken ook nu weer de kop op. De strijd werd op een organisatorische manier beslecht. Op het congres van Londen werden de anarchisten namelijk uitgesloten. Vanaf dat jaar bestond er binnen de Internationale geen twijfel meer: socialisten zouden in de parlementen werken en via vak- bonden proberen verbeteringen in de omstandigheden van de arbeiders te bewerkstelligen.

Dit betekende niet dat er geen tegenstellingen meer bestonden. Er waren socialisten die als uiteindelijk doel nog steeds revolutie wilden, maar er waren er ook die daar niet meer in geloofden. Volgens de laatsten kon ook via het parlementaire werk het socialisme worden bereikt, zonder revolutie en het bloedvergieten dat daar nou eenmaal bij hoort.

Het breekpunt werd uiteindelijk de steun die socialisten gaven aan de oorlogvoering in 1914. Jaren hadden socialisten geroepen ‘Broeders. Laat ons de kazernes slopen’. Jaar na jaar hadden de partijen van de Tweede Internationale resoluties aangenomen tegen de oorlog en er waren zelfs plannen geopperd om in geval van oorlog een algemene werkstaking uit te roepen. Nu het zover was en de oorlog die velen al lang aan zagen komen, eindelijk uitbrak, wat kon men toen doen? Een grote teleurstelling voor veel socialisten was het feit dat de Duitse zusterpartij van de SDAP voor de oorlogsbegroting stemde. Daarmee werden met één enkele pennenstreek alle illusies, dat zij de oorlog tegen zouden kunnen houden, bij socialisten over de hele wereld weggevaagd. De Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) heeft hiermee een enorme schuldenlast op haar schouders gelegd, die echter ook drukte op de schouders van socialisten in andere landen. De socialistische voorman Troelstra sprak zich in ons land aanvankelijk fel uit tegen deze houding van de oosterburen. Toch ging de SDAP feitelijk mee in de internationale tendens om de eigen, nationale regering te steunen. In de woorden van dezelfde Troelstra, in de Tweede Kamer: “Ik acht het ogenblik van kritiek niet gekomen omdat in deze ernstige omstandigheden de nationale gedachte de nationale geschillen overheerst.”

Marx en engels twee grondleggers van de Eerste Internationale / standbeelden in Berlijn. Foto: Flickr.com

De Derde Internationale

Slechts enkele partijen, zoals de Russische bolsjewieken, hielden vast aan de anti-oorlogsresoluties. De revolutionairen vormden op aandringen van Lenin in maart 1919 de Communistische of Derde Internationale, ook wel bekend als de Comintern. Deze Internationale, waar in Nederland de van de SDAP afgesplitste CPH/CPN lid van was, ontwikkelde zich tamelijk snel tot een soort mantelorganisatie van de Sovjet-Unie. De aangesloten partijen lieten dit gebeuren omdat zij deze nieuw gevormde staat zagen als het vaderland der arbeiders. Hier hadden de arbeiders na de Commune van Parijs immers voor het eerst de macht gegrepen en tegenkrachten moesten worden bestreden. In deze strijd die zeker in het begin gewapenderhand gevoerd werd, was volgens communisten geen ruimte voor twijfel, want twijfel zou de vijanden van de Sovjet-Unie maar in de kaart spelen.

Gedurende de jaren twintig en dertig wisselden de standpunten van de aangesloten partijen al naar gelang de belangen van het vermeende socialistische vaderland. Toen de Sovjet-Unie in 1939 een niet-aanvalsverdrag sloot met Hitler-Duitsland waren veel communistische partijen dan ook flink in verwarring. Hoe begrijpelijk dat verdrag ook was vanuit machtspolitieke overwegingen. Om de geallieerde bondgenoten tijdens de Tweede Wereldoorlog niet voor het hoofd te stoten met een organisatie die de wereld wilde veroveren, hief Stalin in 1943 de Comintern op.

In 1947 werd het (Communistisch Informatiebureau) Cominform opgericht, dat als een Europese opvolger van de Comintern kan worden beschouwd. Na de destalinisatie in de Sovjet-Unie en de tegenstellingen tussen Rusland en China viel het Cominform echter al weer uit elkaar.

In Nederland bestaan van beide late stromingen in de communistische beweging, de Moskou-aanhangers en de volgelingen van de Chinese leider Mao, nakomelingen: de maoïstische GML-Rode Morgen en de Nieuwe Communistische Partij van Nederland (NCPN). De GML werkt met enkele tientallen zusterorganisaties samen in de Internationale Conferentie van Marxistisch-Leninistische Partijen en Organisaties. Over de NCPN kunt u elders in deze Spanning lezen.

De Socialistische Internationale

In 1923, op een congres in Hamburg, werd de eenheid tussen de gematigde socialisten van de Tweede Internationale, die door de Eerste Wereldoorlog uit elkaar was gevallen, enigszins hersteld, onder de naam Socialistische Arbeiders Internationale (S.A.I.). Ook deze internationale was een supranationaal orgaan, maar in de praktijk bepaalden de aangesloten partijen hun eigen beleid. De grote problemen van de economische crisis, het opkomende fascisme en de Spaanse Burgeroorlog veroorzaakten de ondergang van de SAI in 1940. In ons land was de SDAP lid.

Na de oorlog duurde het tot 1951 voor er weer een Socialistische Internationale tot stand kwam. Deze heeft zich tot op de dag van vandaag weten te handhaven en de PvdA is er vanaf het begin een actief lid van. De PvdA neemt ook deel aan de in 1992 opgerichte Partij van Europese Sociaal-democraten (PES). De PES is een in beginsel verregaand samenwerkingsverband tussen ruim dertig socialistische fracties in het Europees parlement. De Europese sociaal-democraten steunen vanouds het project van de Europese eenwording, maar zijn wat terughoudender geworden na de afwijzing van de Europese grondwet door de bevolkingen van Frankrijk en Nederland.

De vierde Internationale

Na de Eerste, de Tweede en de Derde Internationale ontstond er ook nog een Vierde. Deze Vierde Internationale werd door Leon Trotski gesticht in 1938 nadat hij uit de Sovjet-Unie was verbannen. Deze verbanning was het resultaat van de strijd tussen Trotski en Stalin die ongeveer 15 jaar had geduurd. Aanvankelijk hoopten de aanhangers van Trotski dat ze de Comintern konden hervormen tot een organisatie die zich weer voor de wereldrevolutie zou inzetten en niet voor de nationale belangen van Rusland. De hoop dat dit ooit zou lukken vervloog echter snel. Tegenwoordig bestaan er vele trotskistische internationale organisaties die zichzelf als opvolger van de oorspronkelijke Vierde Internationale beschouwen. In Nederland is de Socialistische Alternatieve Politiek (SAP) een sectie van de Vierde Internationale, terwijl de Internationale Socialisten (IS) behoren tot een andere stroming binnen het trotskisme. De onderlinge verschillen tussen de vele soorten trotskisten zijn voor buitenstaanders overigens vaak volslagen onbegrijpelijk.

Linkse samenwerking

Enigszins vreemd om hier te vermelden is het internationale samenwerkingsverband waarin GroenLinks zich bevindt. Vreemd omdat GL weliswaar afstamt van CPN en PSP, maar meer en meer haar socialistische gedachtegoed aan de wilgen hangt. Leidende kringen binnen die partij gaan er niet voor niets prat op de laatste sociaal-liberale partij van Nederland te zijn. Maar goed, ook GL werkt samen met andere Europese partijen – meer daarover elders in deze Spanning.

Internationale samenwerking is vanaf het allereerste begin door socialisten gezien als heel belangrijk voor de te voeren strijd. De geschiedenis van de diverse internationalen laat echter zien dat deze samenwerking op de langere termijn nooit echt succesvol is geweest. Het zoeken naar de juiste vormen en gedachten op dit terrein blijft voor socialisten echter te allen tijde een belangrijke opdracht. De geschiedenis laat ook zien dat nationale partijen beter dan een overkoepelende centrale in staat zijn om het beleid in het betreffende land vorm te geven en aan te sluiten op lokale tradities en omstandigheden.

  1. Karl Marx en Friedrich Engels,

    Het communistisch manifest,

    Amsterdam 1971 (oorspr. 1848)

Om verder te lezen:

www.marxists.org/nederlands/

novack/1972/internationale

dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/

jb-dnpp/jb96/vdboomen.pdf