publicatie

Spanning, juni 2006 :: Europa kan slanker, democratischer en goedkoper

Spanning • juni 2006

Europa kan slanker, democratischer en goedkoper

Het Nederlandse ‘nee’ tijdens het referendum over de Europese Grondwet dreunt één jaar na dato nog steeds na. Het heeft een groot gebrek aan draagvlak voor de huidige Europese Unie (EU) blootgelegd. Ondanks de steun voor Europese samenwerking vindt een meerderheid van de kiezers dat de EU zich met teveel zaken bemoeit, te bureaucratisch is en dat de Unie teveel geld kost. In deze periode van reflectie ligt de vraag voor wat voor Europa er dan wél zou moeten komen. Harry van Bommel en Niels de Heij schetsen de problemen van het huidige Europa en doen voorstellen om van de EU alsnog een succesvol samenwerkingsverband te maken.

Tekst: Harry van Bommel en Niels de Heij

Harry van Bommel

Regeringen van lidstaten vragen zich hardop af hoe het verder moet met de Europese Unie. Het enthousiasme voor het Europese project, ooit bedoeld om vrede en welvaart te brengen op het continent, is bij de inwoners van veel lidstaten fors getemperd. Volgens velen is Europese samenwerking verworden tot Europese bemoeizucht. Er is vooral ergernis over Europese bureaucratie en over de neoliberale concurrentieregels die delen van de publieke sector bedreigen. De Europese Grondwet was een poging om de bestuurlijke problemen aan te pakken, zonder de politieke koers van Europa te wijzigen. Gelukkig is door het Nederlandse en Franse ‘nee’ een Europese Unie met méér bevoegdheden, méér macht en minder soevereiniteit voor de lidstaten niet langer de gedoodverfde bestemming. Het ‘nee’ van de Nederlandse bevolking was echter geen ‘nee’ tegen Europese samenwerking. Samenwerking is goed op gebieden waar samenwerken een toegevoegde waarde heeft. Europa moet problemen aanpakken waarvan de burger wil dat ze Europees worden opgelost.

Een slanker Europa

De afgelopen twintig jaar heeft een steeds snellere overdracht plaatsgevonden van bevoegdheden door nationale overheden aan Europa. Nu al is de meerderheid van de Nederlandse wetten gebaseerd op Europese richtlijnen. Dat pakt soms goed uit, maar soms ook helemaal fout. Europese samenwerking is nodig, maar dat is iets anders dan een Europese Unie die de lidstaten de wet voorschrijft en regels oplegt die tegen de wens van een meerderheid van de burgers ingaan. Het huidige proces van uitbreiding en verdieping van de Europese samenwerking is teveel omvattend.

De samenwerking op enkele logische, grensoverschrijdende beleidsterreinen zoals terrorismebestrijding, milieu, de interne markt en asielbeleid ligt voor de hand. Op deze gebieden moet de Europese Unie slagvaardig kunnen handelen.

Interne markt

De interne markt voor goederen is een feit. Niet alleen voor bedrijven maar ook voor consumenten levert dat soms ook voordelen op. Wat de markt voor diensten betreft zijn wij van mening dat publieke diensten moeten worden uitgesloten van alle Europese regels op het gebied van concurrentie en vrije toegang. Welke diensten precies publiek zijn moet elke lidstaat voor zichzelf kunnen beslissen. Voor de overige diensten moet in elk geval gelden dat te allen tijde het zogenoemde ‘gastlandprincipe’ van toepassing is. Buitenlandse dienstverleners moeten onder alle omstandigheden aan de regels en sociale normen van het land waar ze de dienst aanbieden voldoen.

Milieu

Milieuvraagstukken, zoals klimaatverandering, luchtverontreiniging en biodiversiteit, zijn grensoverschrijdende zaken waar een Europese aanpak vruchten af kan werpen. Toch geldt ook op milieugebied dat bepaalde zaken aan de lidstaten moeten worden overgelaten. De beslissing om al dan niet door te gaan met de opwekking van kernenergie is een daar een voorbeeld van.

Asiel

De controles aan de grenzen tussen de EU-landen zijn al grotendeels verdwenen. Hierdoor heeft de Europese Unie één gezamenlijke buitengrens gekregen. Wij steunen het principe om tot één Europees asielbeleid te komen, waarin iedere lidstaat dezelfde procedure zal hanteren voor toelating van asielzoekers in de lidstaten. Het is echter van het grootste belang dat deze asielprocedure ten volle voldoet aan de verdragen die daarover zijn gesloten. Voor politieke vluchtelingen die met reden vrezen voor vervolging in eigen land moet altijd plaats zijn in Europa.

Terrorisme

Het moet voor politie, justitie en de inlichtingendiensten uit verschillende landen gemakkelijker worden om samen te werken en gegevens uit te wisselen in de strijd tegen terrorisme. Daarmee is internationale criminaliteit en terrorisme effectiever te bestrijden. Terrorisme stopt echter niet bij de grenzen van de EU. Aanpak van terrorisme via de VN heeft dus prioriteit. Daarnaast moet er veel meer oog zijn voor het aanpakken van de voedingsbodem van terrorisme: armoede, uitsluiting en onderdrukking.

Naast deze beleidsgebieden zijn er bevoegdheden die door de jaren heen naar Brussel overgeheveld zijn, maar waarvoor de noodzaak voor een Europese aanpak ontbreekt. Deze moeten worden terug gegeven aan de lidstaten. Zaken zoals onderwijs, gezondheidszorg, sociaal beleid, openbaar vervoer en volkshuisvesting zijn primair nationale aangelegenheden. Door een heldere afbakening van de bevoegdheden van de EU en van de lidstaten kan een slagvaardiger Europa ontstaan dat het vertrouwen van de Europese burgers verdient.

Democratisch Europa

De snelle uitbreiding van bevoegdheden van de EU is ten koste gegaan van de zeggenschap van nationale parlementen en regeringen van de lidstaten. Voor een belangrijk deel zijn die overgedragen bevoegdheden terechtgekomen bij niet of nauwelijks controleerbare instanties als de Europese Commissie (EC), de Europese Centrale Bank en de Europese Raad. De bevoegdheden van het Europees Parlement (EP) zijn daarbij zeer beperkt gebleven, zodat in dit verband terecht van een ‘democratisch tekort’ wordt gesproken. Ook is het Europees Parlement te ver af komen te staan van de Nederlandse politiek én van de Nederlandse burgers.

Een democratischer EU kan naar onze mening het beste worden bereikt door de nationale parlementen meer verantwoordelijkheid te geven voor de Europese samenwerking. Nationale parlementen zouden via de debatten met de eigen vakministers meer grip moeten krijgen op het Europese proces. Tegelijkertijd moet het EP worden versterkt, om meer tegenwicht te bieden tegen de Commissie. Het parlement dient dus op meer onderwerpen volledig medebeslissingsrecht te hebben. Ook zou het EP een actievere rol moeten krijgen in de controle van EU-beleid. Dit kan door het invoeren van het recht om parlementaire enquêtes te houden. Ten slotte zouden ook de bestaande Europese controleorganisaties, zoals Europese Rekenkamer, het Europese anti-fraudebureau OLAF en de Europese autoriteit voor Voedselveiligheid, onder verantwoordelijkheid van het parlement moeten worden geplaatst. Dat maakt de bestuurlijke verhoudingen niet alleen democratischer, maar ook transparanter. Herinvoering van een dubbelmandaat - Eerste en Tweede Kamerleden die ook lid zijn van het Europees Parlement - kan de afstand van Brussel tot Nederland verkleinen.

Een solidair Europa

Niels de Heij

De Europese Unie moet er in de eerste plaats zijn voor de Europese burgers. Tot nu toe werd vooral de nadruk gelegd op het belang van de Europese bedrijven. Dit is ten koste gegaan van vooruitgang op democratisch en sociaal terrein. De uitverkoop van nutsbedrijven voor gas en elektriciteit worden door Brussel gedicteerd. Ook wordt het aantrekken van particuliere investeringen binnen de gezondheidszorg, het onderwijs en de wetenschappen en het openbaar vervoer gelegitimeerd door te wijzen op de noodzaak om de internationale concurrentiepositie van Europa te versterken. Voor ons is een sociaal Europa in de eerste plaats een Europa waarin lidstaten niet met elkaar concurreren op arbeidsvoorwaarden en publieke en sociale voorzieningen. Wij willen een Europa waarin sociale verworvenheden niet worden ondermijnd, maar worden uitgebreid. Grootschalige harmonisering van sociale wetgeving is niet wenselijk, al is het maar vanwege de enorme verschillen in levensstandaard tussen de verschillende lidstaten. Voor het sociale beleid moeten de lidstaten dus verantwoordelijk blijven. Voorwaarde is echter wel dat de EU de uitvoering van dit beleid in de lidstaten niet onmogelijk maakt.

Uitbreiding en vrij verkeer van werknemers

De uitbreiding van de EU in 2004 van vijftien naar 25 lidstaten heeft de Unie zowel op het gebied van beleid als van interne organisatie voor grote problemen geplaatst. Daarbij gaat het onder andere om de vraag hoe de relatief zwakke economieën van de tien nieuwe lidstaten binnen de grootste interne vrije markt ter wereld geïntegreerd moeten worden. Het vrije verkeer van werknemers is daarbij één van de grootste uitdagingen. Ondanks de beperkende maatregelen werken momenteel ongeveer 100.000 werknemers uit Midden- en Oost-Europa, vooral uit Polen, legaal en illegaal in Nederland. Als in 2006 of 2009 alle beperkingen worden opgeheven en Bulgarije en Roemenië toetreden tot de EU, zal het aantal goedkope Oost-Europese arbeidskracht enorm toenemen. Werknemers uit de nieuwe EU-landen zijn welkom, maar we moeten hen beschermen tegen uitbuiting en er voor zorgen dat de Nederlandse arbeidsmarkt en het ondernemersklimaat niet worden verstoord.

Deze verantwoordelijkheid van lidstaten voor hun eigen sociaal beleid sluit natuurlijk niet uit dat er samengewerkt kan worden. Ook sluit het niet uit dat armere lidstaten, zoals de 10 Midden en Oost Europese landen die in 2004 toetraden tot de EU, actief geholpen worden met het verhogen van hun sociale peil. Het perspectief van lidmaatschap was voor veel van deze landen een stimulans voor democratische en economische hervormingen, respect voor mensenrechten en rechtsstaat. Nu zij lid zijn van de EU houdt deze verantwoordelijkheid niet op. Deze lidstaten moeten nu vooral geholpen worden om het sociale en economische niveau van West-Europa te bereiken. Voorkomen moet worden dat West-Europese lidstaten de krenten uit de Oost-Europese pap halen, bijvoorbeeld door op grote schaal hoogopgeleiden of vakmensen naar West-Europa te halen.

Met betrekking tot verder uitbreiding is de ‘absorptiecapaciteit’ van de EU van groot belang. De beperkte publieke steun voor verdere uitbreiding versterkt de noodzaak om uitbreiding van de Unie kritisch onder de loep te nemen. Ratificatie van het toetredingsverdrag van Bulgarije en Roemenië heeft inmiddels in de Tweede en Eerste Kamer plaatsgevonden. Zodra dit verdrag door alle lidstaten is geratificeerd, zullen Bulgarije en Roemenië per 1 januari 2007 óf 2008 toetreden en zal de EU bestaan uit 27 lidstaten.

Verdere uitbreiding van de Unie is hierna op korte termijn niet wenselijk. Omdat de besluitvormingsprocedure in het bestaande verdrag is berekend op een Unie met maximaal 27 lidstaten kan er pas gesproken worden over mogelijke uitbreiding als de Unie afgeslankt en hervormd is. Landen die in de toekomst willen toetreden, moeten strikt voldoen aan de politieke criteria met betrekking tot democratie, rechtstaat en markt. In het verleden is veel te lichtzinnig met de toetredingseisen omgesprongen. Mede daardoor is er nu weinig enthousiasme over recente en toekomstige uitbreidingen. Ook op het gebied van de uitbreiding kan de bestaande EU zich geen verder verlies aan draagvlak van de bevolking veroorloven. Landen die nog geen lid zijn van de EU kunnen zich beter, zonder dat zij nog worden overgeleverd aan de Europese concurrentieregels, met behulp van EU-gelden ontwikkelen totdat ze écht klaar zijn voor de Europese Unie, en de Unie voor hen.

Een betaalbare Europese Unie

De totale uitgaven van de EU zijn de laatste jaren toegenomen tot bijna 100 miljard euro. Nederland is al enige tijd de grootste nettobetaler in de EU. De bijdrage uitgedrukt in euro per hoofd van de bevolking steeg van 180 euro in 2003 naar 194 in 2004, terwijl voor 2006 een stijging wordt verwacht tot 250 of zelfs 300 euro. Het is een dringende noodzaak de uitgaven van de EU te beperken en de Nederlandse nettobijdrage aan banden te leggen. Een EU met minder pretenties kan met minder middelen een sluitende begroting houden. Repatriëring van bevoegdheden van Europa terug naar de lidstaten zal de kosten van de Europese samenwerking drukken. Daarnaast kan er fors gesneden worden in de landbouwsubsidies, die bijna de helft van het Europese budget vormen. Het Europese landbouwbeleid, dat al sinds 1957 gevoerd wordt, heeft tot een geweldige explosie van de productie geleid. Maar tegelijkertijd ook tot handelsbelemmeringen en dierenmishandeling. Bovendien is landbouw een geweldige kostenpost geworden op de Europese begroting. Dit beleid is anno 2006 hopeloos achterhaald en ineffectief. Er is geen enkele rechtvaardiging voor landbouwsubsidies aan grote winstgevende multinationals en puissant rijke ‘boeren’ zoals Prins Albert van Monaco. Landbouwhervormingen op Europees niveau zijn meer dan noodzakelijk. Om verarming van de boerenstand en verval van het platteland te voorkomen dient met spoed te worden gewerkt aan omzetting van een deel van de landbouwsubsidies naar vergoedingen voor het verlenen van diensten, zoals het beheer van landschap, natuur en water en bescherming van cultureel erfgoed.

Naast te veel uitgaven is er ook sprake van ondoorzichtigheid van de Europese bestedingen. Voor de elfde keer op een rij is de Europese Rekenkamer in 2006 tot de conclusie gekomen dat het volstrekt onduidelijk is waar de EU haar geld aan uitgeeft. Op verzoek van SP-fractie in de Tweede Kamer heeft minister Zalm beloofd zijn Europese collega’s nadrukkelijker aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Ook zal Nederland het voortouw nemen door als eerste EU-lidstaat verantwoording af te leggen over de EU-subsidies die hier worden besteed. Indien de Europese jaarrekening in de toekomst opnieuw door de Europese Rekenkamer wordt afgekeurd, zal Nederland moeten korten in haar bijdrage aan de EU. In het uiterste geval moet de bijdrage zelfs worden opgeschort. Ook lidstaten die geen verantwoording kunnen of willen afgeven over de besteding van EU-subsidies, zullen gekort moeten worden op hun ontvangsten uit de EU-begroting.

Het Nederlandse en Franse ‘nee’ heeft nogal wat Europese en nationale bestuurders in verwarring gebracht. Wij zien echter weinig redenen om pessimistisch te zijn. Burgers zien de noodzaak tot Europese samenwerking en pleidooien voor het verlaten van de EU hebben we dan ook niet gehoord. Minder pretenties en aangepaste ambities in de vorm van meer democratie, transparantie en solidariteit zullen zonder twijfel bijdragen aan een meer solide draagvlak voor de EU.

Inhoud