publicatie

Spanning, februari 2005 :: Is ontwikkelingshulp uit de tijd? - de visie van Tuur Elzinga

Spanning • februari 2005

Is ontwikkelingshulp uit de tijd?

De visie van Tuur Elzinga, coördinator van XminY solidariteitsfonds

‘Ontwikkelingshulp inzetten voor aanpakken machtsstructuren’

In 1972 publiceerde XminY het boekje ‘Helpt Hollands Hulp?’ dat zorgde voor nogal wat opschudding. Het was zeer kritisch en dat was men in het wereldje van de ontwikkelingshulp niet gewend. Ontwikkelingshulp was toch goed, dat stelde je toch niet ter discussie? Toch werd nadien de kritiek vrij algemeen gedeeld door de toenmalige derde-wereldbeweging.

Inmiddels is het wederom gemeengoed om ontwikkelingshulp ter discussie te stellen, vooral sinds Ayaan Hirsi Ali vorig jaar de vergelijking maakte met een ‘uitkering aan een drankverslaafde vader met tien kinderen’.

Er zit een wereld van verschil tussen onze kritiek toen en de meest gangbare kritiek nu. Dertig jaar geleden vond XminY dat de ontwikkelingshulp toen te zeer symptoombestrijding was. Het ‘systeem’ en de (economische) machtsverschillen werden er niet mee aan­gepakt en de hulp hield intussen wel een afhankelijkheidsrelatie in stand.

Ontwikkelingshulp is sindsdien wel veranderd: het heet nu ontwikkelingssamenwerking, er is – althans in Nederland – geen ‘gebonden hulp’ meer en er wordt geen hulp meer verstrekt als lening. Gebonden hulp betekent dat het ontvangende land de hulp moet besteden bij de industrie in het land van de gever, en leningen zijn een deel van de oorzaak van de schuldencrisis. Toch is er nog steeds veel van de oude en ook weer nieuwe kritiek mogelijk op de huidige ontwikkelings­samenwerking.

De meest gehoorde kritiek komt nu echter van rechts. De liberalen willen ook op het ontwikkelingssamenwerkingbudget bezuinigen. En de neoliberale doctrine leert dat vrijhandel de beste remedie tegen armoede is. Terwijl de voorbeelden van een snelle ontwikkeling zich juist bijna allemaal achter hoge tariefmuren hebben afgespeeld. Dat geldt voor de VS, Europa en recenter ook voor de Aziatische ‘tijgers’.

Bovendien is de ‘vrije markt’ juist deel van het probleem. Op een volkomen ‘eerlijke’ vrije markt zijn de sterkste (multinationale) bedrijven altijd het beste af. Op de markt geldt immers: één euro, één stem. En de grote multinationals zitten vrijwel zonder uitzondering in de VS, Europa en Oost- Azië.

Als je vijftig jaar ontwikkelingssamenwerking afzet tegen de resultaten, dan moet je wel enigszins sceptisch zijn. De verschillen zijn alleen maar groter geworden. De laatste tien jaar is de armoede in vooral Azië weliswaar een stuk verminderd, maar in sub-Sahara-Afrika zijn een hoop landen niet alleen relatief, maar ook in absolute zin verarmd. En dat terwijl de wereldeconomie stevig is gegroeid. En in Azië profiteert wel een nieuwe middenklasse van de groei, maar de afname van de armoede heeft nog niet geleid tot een afname van de ondervoeding. Die is in verscheidene Zuid-Aziatische landen nog ernstiger dan in Afrika.

Ontwikkelingshulp kan natuurlijk niet de schuld krijgen van die groeiende ongelijkheid. Maar de hulp heeft ook niets gedaan aan de oorzaken ervan.

De ongelijkheid is sinds begin jaren ’70 versterkt door de schuldencrisis. Tegenover elke euro ontwikkelingshulp die van de rijke landen naar het zuiden gaat, stromen er zeven terug aan rentebetalingen en aflossingen. Voor zover de hulp gebruikt wordt om gaten te dichten bij arme overheden, is het dus nogal wiedes dat ze relatief weinig zoden aan de dijk zet.

Tegenwoordig wordt er gelukkig veel over een aanpak van de schuldencrisis gesproken, maar dat gaat dan wel alleen om de allerarmste staten met de zwaarste schulden. Een totale schuldkwijtschelding zonder bedenkelijke voorwaarden als verplichte marktopening voor westerse bedrijven zit er voorlopig echt niet in.

Er blijft dus nog wel even een grote behoefte aan financiële solidariteit, maar die kan het best worden aangewend aan de bestrijding van de structuren en de grote multinationals die verantwoordelijk gehouden moeten worden voor de groeiende kloof in de wereld. Het geld dat naar het zuiden gaat, kan het best door de mensen daar voor dat doel worden aangewend, dus om van hun afhankelijkheid af te raken. Voor ons ligt er een taak om die strijd hier te ondersteunen. XminY doet allebei – helpen daar en ondersteunen hier – zij het helaas op zeer beperkte schaal. We vragen hier aandacht voor de structurele oorzaken van de ongelijkheid en de onrechtvaardigheid in de wereld en we steunen kleinschalige initiatieven van basisorganisaties die zich verzetten tegen sociaal onrecht. Zo kunnen we met kleine bedragen aan ‘echte’ ontwikkelingshulp vaak toch nog wat bereiken.

Inhoud