publicatie

Spanning, februari 2005 :: De EU en globalisering - Steeds meer grondstoffen voor steeds minder geld

De EU en globalisering

Steeds meer grondstoffen voor steeds minder geld

Als de vos de passie preekt… een beetje boer weet dat hij dan op z’n kippen moet letten. Geen wonder dat met name boeren uit de hele wereld niet zo staan te juichen bij de verhalen die de Europese Unie vertelt over de kansen die globalisering zoal te bieden heeft. Want ondanks alle mooie woorden over het openen van de Europese markten zien boeren in het zuiden dat zij steeds meer moeten produceren voor steeds minder geld.

De EU koopt zo’n 85 procent van alle agrarische exportartikelen van Afrika en bijna de helft van alle landbouwproducten die vanuit Latijns-Amerika worden geëxporteerd. Hoewel de handel in deze producten slechts 6 procent uitmaakt van het totale Europese handelsvolume, is het belang ervan in ontwikkelingslanden vele malen groter. In ruim tweederde van de ontwikkelingslanden draagt landbouw voor 60 procent bij aan de totale productie van het land en in veruit de meeste derde-wereldlanden is meer dan 90 procent van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw. Elke verandering in de hoeveelheid handel of de opbrengst daarvan is dan ook voor ontwikkelingslanden van fundamenteel belang.

De laatste tien jaar verminderde de EU-import uit de Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s) van landbouwproducten 25 tot slechts 11 procent. Althans, uitgedrukt in geld. De prijs die de EU betaalt voor landbouwproducten uit de derde wereld daalt jaarlijks, een trend die al sinds de jaren zestig leidt tot steeds méér landbouwexport voor steeds mínder geld. Kortom, ontwikkelings­landen verbouwen en exporteren steeds meer producten maar krijgen daar steeds minder geld voor. Volgens de VN-organisatie voor Landbouw en Voedsel (FAO) heeft deze verslechterde ‘terms of trade’ alleen al in sub-sahara Afrika in de afgelopen dertig jaar geleid tot een financieel verlies dat groter is dan het totale bruto binnenlands product van deze landen. Het is alsof je een steeds meer lekkende emmer met steeds kleinere bekertjes water moet blijven vullen.

Aan de andere kant stijgen juist de prijzen van bewerkte landbouwproducten, het spul dat Europa uitvoert naar de derde wereld: de gebrande en gemalen koffie in plaats van de koffiebonen, de chocolade in plaats van de cacao. De waarde van de uitvoer van bewerkt voedsel van de EU naar ontwikkelingslanden steeg de laatste tien jaar van 1,4 naar ruim 2 miljard euro. Tegelijkertijd daalde het aandeel van ontwikkelingslanden in de totale handel van bewerkt voedsel: het aandeel van de MOL’s in deze handel halveerde tussen 1991 en 2000. De tien landen die 85 procent van de wereldproductie cacaobonen verzorgen, hebben slechts een aandeel van 2 procent in de wereldhandel in chocolade.

Een tractor kostte vroeger vijf ton cacao; nu twintig

Deze twee trends samen (dalende prijzen voor ruwe producten, stijgende prijzen voor bewerkte producten) én het verschuiven van de handel van de meest waardevolle (bewerkte) producten van ontwikkelingslanden naar het Westen, zorgen voor enorme zogenaamde ruilvoetverliezen voor de derde wereld. Ter illustratie: kon men twintig jaar geleden nog een tractor kopen voor 5 ton cacaobonen, inmiddels betaalt een ontwikkelingsland daar 20 ton voor, omdat de prijs voor cacao is gehalveerd en die voor tractoren is verdubbeld.

De Europese Unie klopt zich op de borst als kampioen vrijhandel. Sinds het afsluiten van de zogenaamde Uruguay-ronde, de handelsbesprekingen van de WTO over het liberaliseren van de wereldhandel, heeft de EU haar markt steeds verder opengesteld voor landbouwproducten uit de derde wereld. Voor de 47 MOL’s geldt zelfs het zogenaamde alles-behalve-wapens (EBA) reglement: er zijn geen tarieven of quota voor de exportproducten uit deze landen, met de uitzondering van wapens en munitie. Dat klinkt mooi, maar kent wel een aantal haken en ogen. Zo moeten deze vrije producten bijvoorbeeld voldoen aan het oorsprongsland-principe: er mogen niet te veel bestanddelen in verwerkt zijn die níet uit het eigen land afkomstig zijn. Als Guatemala koffiebonen wil exporteren naar de EU is dat geen probleem, maar een pak gebrande en gemalen koffie waar te veel ‘toegevoegde waarde’ (bewerking, verpakking, marketing) uit een ander land in zit, valt buiten het EBA reglement. Verder kent het EBA tal van regels over de productie, het transport en de administratie van dat alles, die voor kleine producenten in ontwikkelingslanden lastige barrières vormen. Dat blijkt ook uit de resultaten. De laatste vijftien jaar daalt de waarde van de landbouwimport in Europa uit de MOL’s met jaarlijks ruim vier procent, terwijl de export van de EU naar die minst-ontwikkelde landen met 4,6 procent groeit. Bij bewerkte landbouwproducten ligt de verhouding nog scherper: de EU exporteert jaarlijks voor 759 miljoen euro naar de MOL-landen, de omgekeerde weg echter heeft een waarde van een kleine 7 miljoen.

Europa in de WTO: promoten neo-liberalisme

De handel in landbouwproducten is ook in de WTO een belangrijk thema. En de EU is een belangrijke spelers binnen die WTO: de EU-handelscommissaris vertegenwoordigt het grootste handelsblok ter wereld. In de EU-brochure ‘Globalisering, een kans voor iedereen’ (2002) wordt uitvoerig beschreven hoe de WTO formeel functioneert, maar met geen woord gerept over de echte belangen die de EU via de onderhandelingen wil veiligstellen. De propaganda is ronkend: ‘Ons belangrijkste doel van de onderhandelingen over wereldhandel is om ontwikkelingslanden te helpen aan de armoede te ontsnappen’. Toen in 2001 in Doha de WTO een nieuwe onderhandelingsronde opende, beloofde de EU een grondige herziening van haar landbouwsubsidiebeleid en haar export (zeg maar: dumping) van landbouwproducten naar de derde wereld. Dat zou inderdaad iets betekend hebben voor ontwikkelingslanden. Maar toen de EU op de volgende WTO-top in het Mexicaanse Cancún (2003) boter bij de vis moest leveren, maakte ze haar mooie beloften niet waar. De top mislukte grandioos, mede dankzij de weigering van de grotere ontwikkelingslanden onder leiding van Brazilië om zich te schikken in de neoliberale agenda. Op straat demonstreerden tienduizenden boeren uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika om Europa te herinneren aan haar ‘Doha-beloftes’. Vooralsnog blijft de EU ook in de WTO gewoon de grote promotor van het neoliberale gedachtegoed.

EU en GATS: veiligstellen belangen eigen dienstenindustrie

Niet alleen landbouwproducten worden wereldwijd verhandeld,

ook diensten zijn onderdeel van de markt. Toen de EU in 2000 in Lissabon besloot dat Europa binnen tien jaar de best concurrerende kenniseconomie zou moeten worden, kwam de handel in diensten al snel in de schijnwerpers te staan. GATS is een verdrag van de WTO dat de spelregels voorschrijft voor een wereldwijde liberalisering van de handel in diensten. Te denken valt dan aan water, elektriciteit, cultuur, onderwijs, gezondheidszorg en andere basisvoorzieningen. Om daarin een beetje behoorlijk in te kunnen handelen moeten deze diensten wel eerst worden geprivatiseerd. Binnen Europa stuit dat al op enorm verzet, getuige de protesten tegen de dienstenrichtlijn van Bolkestein – zeg maar de EU-variant van de GATS. Maar in ontwikkelingslanden zijn de gevolgen van GATS nog drastischer. Privatiseringen van met name water en elektriciteit hebben er al voor gezorgd dat deze basisbehoeften voor grote groepen onbetaalbaar zijn geworden.

Europa stelt zich in het kader van de GATS op als pleitbezorger van de Europese dienstenindustrie, met als doel zo veel mogelijk overheidsregie in deze sector af te breken. In januari van dit jaar diende de EU bij 103 WTO-lidstaten verzoeken in voor vrije toegang tot de handel in tal van diensten. Hoewel de Unie in haar reclamemateriaal de mond vol heeft van ‘transparantie’, weigert zij de verzoeken openbaar te maken. Achter gesloten deuren onderhandelen de individuele ontwikkelingslanden tussen nu en mei met het machtige Europa…

Inhoud