publicatie

Spanning, februari 2005 :: Lula in het offensief: Weg met de honger in de wereld!

Spanning • februari 2005

Lula in het offensief:

Weg met de honger in de wereld!

We gaan binnen twintig jaar het aantal mensen dat honger lijdt met minstens de helft terugbrengen. Dat spraken de 176 landen van de FAO (de VN-organisatie voor landbouw en voeding) af in 1996. Vier jaar later werd deze doelstelling opgenomen in de zogenaamde Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDGs) van de Verenigde Naties. En weer vier jaar later lanceerde de Braziliaanse president Lula een nieuw plan om de strijd tegen de honger nieuw leven in te blazen. Nu de resultaten nog.

Eén van de VN-Millenniumdoelstellingen is het opstellen van plannen en het meten van de voortgang. Daaraan wordt hard gewerkt – zodat we in ieder geval inzicht krijgen in de resultaten en het falen van onze regeringsleiders.

Goed nieuws is dat de gemiddelde leeftijd van mensen de afgelopen decennia beduidend hoger is komen te liggen, dat het analfabetisme wereldwijd sterk teruggedrongen is en dat het aantal mensen dat in Oost-Azië van een dollar of minder per dag rond moet zien te komen, sterk gedaald is. Het slechte nieuws is dat in 33 van de 66 ontwikkelingslanden de inkomens­ongelijkheid is toegenomen, dat 54 landen armer zijn dan in 1990 het geval is en dat 21 landen gedaald zijn op de Human Development Index. ‘Een dergelijke achteruitgang qua overlevingsperspectief kwam voordien vrijwel niet voor,’ concluderen de opstellers van het rapport van de Ontwikkelingsorganisatie van de VN eind 2003. De conclusie luidt dat de Millenniumdoelstellingen van de VN in 2015 niet gehaald gaan worden zolang het bedrag dat wereldwijd aan ontwikkelingssamenwerking besteed wordt, niet drastisch omhoog gaat. Andere conclusies: de westerse landen moeten hun beleid op een aantal terreinen drastisch herzien: ze moeten de ontwikkelingslanden toegang tot hun markten geven in plaats van die gesloten te houden via tolmuren; ze moeten stoppen met het dumpen van overtollige voedselvoorraden die de positie van agrarische producenten in ontwikkelingslanden ondermijnen; en ze moeten serieus werk maken van de herziening van de patenten-wetgeving. Tot nog toe kunnen multinationals namelijk wettelijk gelegitimeerd monopolies verwerven op alle mogelijke commerciële toepassingen van natuurlijke producten die afkomstig zijn uit ontwikkelingslanden. En tot slot: de rijke landen moeten overgaan tot een drastische sanering van de schulden van ontwikkelingslanden. Het totaalbedrag dat ontwikkelingslanden jaarlijks aan hulp ontvangen vormt maar een fractie – een zevende deel om precies te zijn – van wat ontwikkelingslanden jaarlijks kwijt zijn aan rentebetalingen en schuldaflossing. De ontwikkelingssocioloog Lou Keune duidt het fenomeen van kapitaaloverdracht van het Zuiden naar het Noorden aan met de term ‘omgekeerde ontwikkelingshulp’.

Verdubbeling aantal extreem armen in Afrika

Dat het slecht gaat met de bestrijding van armoede en honger is ook de conclusie van het in januari verschenen rapport ‘Investing in development: a practical plan to achieve the Millennium Development Goals’, van de Amerikaanse econoom Jeffrey Sachs. Hij concludeert dat veel ontwikkelingslanden in een armoedeval zitten en onvoldoende financiële middelen hebben voor noodzakelijke investeringen. Het aantal extreem armen in Afrika is verdubbeld sinds 1981. Factoren die de economische malaise versterken, zijn de geografische ligging van landen (geen toegang tot zeehavens), de uitputting van landbouwgronden, ziektes als AIDS en de relatief grote gezinnen van de armen.

Los van het terugdringen van de armoede in de wereld – wat vooral te danken is aan de snelle economisch groei in landen als China en India – dreigen de Millenniumdoelstellingen bij ongewijzigd beleid niet gehaald te worden, waarschuwt Sachs. Verschillende zaken moeten gebeuren om de doelstellingen alsnog te halen. In de eerste plaats zouden de ontwikkelde landen hun ontwikkelingsbudget tot minimaal 0,44 en in 2015 tot 0,54 procent van hun BBP moeten verhogen. Vooral de VS, Japan, Duitsland en Italië blijven op dit vlak ernstig in gebreke en zijn verantwoordelijk voor 85 procent van het tekort aan fondsen voor ontwikkeling. Een andere dringende aan­beveling betreft het beleid van IMF en Wereldbank ten aanzien van ontwikkelingslanden. Die instellingen zouden hun zogenaamde Poverty Reduction Strategy Papers – beleidsdocumenten die ze tamelijk dwingend opleggen aan regeringen van ontwikkelingslanden – meer in lijn moeten brengen met de Millenniumdoelstelllingen.

Aanvalsplan van 60 miljard dollar per jaar

Dat er te weinig schot zit in de bestrijding van de honger, concludeerde ook de Braziliaanse president Lula. Op zijn initiatief vond er op 30 januari 2004 in Genève een anti-hongerbijeenkomst plaats, waaraan onder andere VN-voorzitter Kofi Annan, president Chirac van Frankrijk en president Lagos van Chili deelnamen. Op de conferentie is een werkgroep ingesteld die inmiddels met een voorstel gekomen is om de strijd tegen honger en armoede nieuw leven in te blazen. Uitgangspunt van dit plan is op jaarbasis ongeveer 60 miljard dollar aan extra fondsen te mobiliseren voor de uitvoering van de millenniumdoelstellingen. Concreet komen de opstellers van het rapport met de volgende aanbevelingen: invoering van een minimale belasting op valutatransacties (de zogenaamde Tobin-tax); invoering van een belasting op wapenhandel; extra hulpinspanningen van het IMF en andere internationale financiële instellingen vanuit hun omvangrijke reserves; het opdoeken van belastingparadijzen; het stimuleren van eerlijke handel en het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en beleggen.

Hoewel de voorstellen van het Plan Lula eerder een stapje-voor-stapje karakter hebben dan dat zij de internationale orde op zijn kop zetten, is er wel degelijk iets nieuws onder de zon. De afgelopen jaren hebben vooral de grotere ontwikkelingslanden zich aaneen gesloten om de VS en de EU effectief weerwerk te geven. Het mislukken van de WTO-onderhandelingen in Cancún, eind 2003, maakte het ontstaan duidelijk van nieuwe internationale verhoudingen waarin de westerse landen niet langer in staat zijn om hun handels- en investeringsbeleid er simpelweg door te drukken. De vorming van de G-20 waarvan regionale grootmachten als Brazilië, Mexico, Venezuela, India, Maleisië, Iran, Nigeria en Zuid-Afrika deel uitmaken, markeert in die zin een belangrijke verandering binnen de internationale verhoudingen.

Nederland gaat het debat zorgvuldig uit de weg

Inmiddels hebben de regeringsleiders van Brazilië, Chili, Frankrijk en Spanje het Plan Lula omarmd en toegezegd daar internationaal steun voor te zullen organiseren. De Nederlandse regering, die graag benadrukt dat zij in tegenstelling tot veel andere westerse landen wel voldoet aan de 0,7 procent BBP-norm voor ontwikkelingssamenwerking, gaat het debat over dit plan het liefst uit de weg. Onze grote banken en verzekeringsbedrijven zien volstrekt niets in bijvoorbeeld de invoering van een kleine belastingheffing op valutatransacties of het aanpakken van belastingparadijzen. Sterker nog, Nederland is weliswaar een klein land, maar speelt vooral achter de schermen een rol van betekenis binnen internationale instellingen die ijveren voor de liberalisering van het beleid betreffende handel en investeringen. Daarbij komt dat Nederland, dat enkele decennia geleden een gidsland was op het vlak van ontwikkelingssamenwerking en milieu, inmiddels tot de grauwe middenmoot van aspiratieloze landen is gaan behoren. In plaats van een voorhoedepositie op het vlak van ontwikkelingssamenwerking te bevechten, houdt de huidige minister van Ontwikkelingssamenwerking zich vooral bezig met het bevorderen van marktwerking binnen de sector, het verruimen van de participatie van het bedrijfsleven en het vervuilen van haar eigen begroting onder het motto van ‘integraal beleid’ (alles heeft met alles te maken). Dat maakt dat er flink uit de kas voor ontwikkelingssamenwerking gegraaid wordt: bedrijven worden schadeloos gesteld voor niet nader aangeduide niet-betaalde leveringen aan ontwikkelingslanden, de eerstejaars asielopvang wordt eruit betaald, evenals veiligheidsinspanningen die Nederland in ontwikkelingslanden verricht. Het weinig inspirerende ontwikkelingsbeleid van onze regering maakt het extra belangrijk dat het deel van de Nederlandse bevolking en van de politiek dat verder kijkt dan onze dijken hoog zijn, het Plan Lula agenderen en er steun voor mobiliseren. Een schone taak voor de SP.

Millenniumdoelstellingen

De Millenniumdoelstellingen van de VN, te realiseren in 2015:

  1. Het halveren van het aantal mensen dat honger lijdt en in extreme armoede leeft (mensen die van 1 dollar per dag of minder moeten zien te overleven).
  2. Het bevorderen van de toegang tot basis- en voortgezet onderwijs.
  3. Het aanpakken van de achterstand en achterstelling van meisjes en vrouwen ten opzichte van mannen.
  4. Het terugdringen van de kindersterfte: concreet dient de sterfte onder kinderen van vijf jaar en jonger met twee­derde teruggebracht te worden.
  5. Het verbeteren van de gezondheid van vrouwen en moeders: in 2015 moet het aantal vrouwen dat tijdens de bevalling van een kind overlijdt, met driekwart gedaald zijn.
  6. Het stabiliseren van het aantal mensen dat aan een besmettelijke ziekte lijdt (42 miljoen HIV- en Aids geïnfecteerden en mensen die aan TBC en malaria lijden).
  7. Het verbeteren van het milieu en het versterken van de aandacht voor duurzaamheid. Concreet: halvering van het aantal mensen dat verstoken is van veilig drinkwater.
  8. Het opstellen van concrete plannen voor de mondiale ontwikkelingsagenda en het monitoren van de resultaten.

Fragmenten uit de toespraak Lula in Genève, januari 2004

Ik ben niet naar Genève gekomen om u er nogmaals aan te herinneren dat honger een massavernietigingswapen is dat dagelijks 24.000 mensen doodt, en elke minuut elf kinderen. Of dat honger een kwart van de wereldbevolking treft. Evenmin om te betogen dat honger het ontstaan van ziektes in de hand werkt, werkkracht ondermijnt en de leercapaciteit van kinderen n ad elig beïnvloedt. Ook ben ik hier niet gekomen om de economische boodschap die de afgelopen decennia uitgevent wordt, te bekritiseren. Beleid dat economische ontwikkeling boven sociale ontwikkeling gesteld heeft, dat ongelijkheid binnen maatschappijen versterkt heeft, dat werkloosheid en extreme armoede heeft voortgebracht en een groot deel van de wereldbevolking totaal kwetsbaar heeft gemaakt. Nee, ik ben naar Genève gekomen om oplossingen te zoeken.

Het bestrijden van honger en armoede is geen utopisch ideaal; het gaat in essentie om de strijd tegen uitsluiting en ongelijkheid ten gunste van sociale rechtvaardigheid en duurzame groei. Ik bepleit een andere opstelling en doe een ethisch en politiek beroep op de internationale gemeenschap om een nieuw concept van ontwikkeling uit te werken. Daarin dient inkomensdistributie geen gevolg maar eerder een voorwaarde te zijn om tot groei te komen.

De uitdaging waar we voor staan, is het combineren van economische stabiliteit met sociale participatie. Dat is geen eenvoudige taak. Het vereist een diepgaande transformatie van de structuur van maatschappijen en grote veranderingen in de organisatie van de productiestructuur. Politieke wil is een onmisbaar element in dit omslagproces…

Als we de wereld echt veiliger willen maken, moeten we strijden voor een meer rechtvaardige en meer evenwichtige wereld. Vrede, economische ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid zijn nauw met elkaar verbonden. Vrede zonder economische ontwikkeling is onmogelijk, net zomin als er zonder sociale rechtvaardigheid sprake kan zijn van vrede en economische ontwikkeling. In de huidige wereld is geen plaats voor maatschappijen die bestaan uit analfabeten, werklozen, hongerleiders en extreem armen…

Inhoud