Westen medeplichtig aan immense leed in Jemen

Alweer vier jaar lang is er in Jemen een bijna vergeten, maar verwoestende oorlog gaande. Een verbond onder leiding van Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten (de coalitie) neemt het op tegen Houthi-rebellen, die grote delen van het land hebben veroverd en de regering van president Hadi in ballingschap hebben gedreven. De laatste maanden zijn er op het diplomatieke vlak eindelijk wat positieve ontwikkelingen te melden, maar er is nog een heel lange weg te gaan naar duurzame vrede.

Tekst: Jip van Dort (SP-fractiemedewerker Buitenlandse Zaken)

Saudi-Arabië presenteert het conflict in Jemen als een strijd tegen regionale grootmacht Iran. Dat land zou de Houthi’s op grote schaal steunen, onder andere met wapens. In de praktijk is daar maar weinig bewijs voor. Het is vooral propaganda voor het eigen belang om te verhullen wat er werkelijk gaande is: een bijna totale vernietiging van Jemen door Saudi-Arabië en andere landen van de coalitie, met grootschalige westerse steun.    

85.000 kinderen gestorven van de honger

Van begin af aan was duidelijk dat de grenzen die het recht stelt aan oorlogvoering in het geheel niet worden gerespecteerd. Amnesty International rapporteerde bijvoorbeeld, in augustus 2015, over talloze misdaden door alle partijen in het conflict, waarbij veel burgers omkwamen. Human Rights Watch publiceerde in november 2015 een overzicht van schendingen van het internationaal recht in Jemen, waarin voorbeelden worden genoemd van lucht­aanvallen waarbij tientallen burgerslachtoffers vielen. In beide rapporten worden veel mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden genoemd, zeker ook door de coalitie, die teruggaan tot de eerste weken van het conflict.  

Een recenter onderzoek naar schendingen van het internationale recht in het conflict in Jemen, uitgevoerd in opdracht van de Mensenrechtenraad van de VN, werd in augustus 2018 afgerond. Hieruit blijkt eveneens duidelijk dat op grote schaal misdaden zijn begaan door alle partijen in het conflict, maar vooral door de coalitie. In het rapport worden allerlei voorbeelden genoemd van mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden door luchtaanvallen waarbij burgerdoden zijn gevallen. Er wordt ook gewezen op het verwoestende effect op Jemenitische burgers van de blokkade van de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië. Door die blokkade komt humanitaire hulp het land nauwelijks in, wat volgens het rapport ‘disproportioneel’ en ‘in strijd met het oorlogsrecht’ is.

Twee maanden later, in oktober 2018, werd een rapport gepubliceerd van hoogleraar Martha Mundy, die verbonden is aan de London School of Economics. Daarin wordt gedetailleerd ingegaan op de mate waarin de luchtaanvallen van de coalitie een ‘food war’ zijn. Vele honderden aanvallen op boerderijen, landbouwgrond, vee, markten, distributiecentra, waterinfrastructuur, enzovoort, zijn in het rapport gedocumenteerd.

Illustratie: Cartoon movement/Hollandse Hoogte©

Dergelijke rapporten maken inzichtelijk waarom in Jemen de grootste humanitaire crisis van dit moment plaatsvindt. Twintig miljoen mensen hebben te maken met (ernstige) voedselonzekerheid en meer dan 85.000 kinderen onder de vijf jaar zijn inmiddels gestorven van de honger. En dan zijn er nog eens vele tien­duizenden mensen overleden aan de directe gevolgen van de oorlog in Jemen. Ook zijn er miljoenen ontheemden.

55 keer meer aan wapens dan aan humanitaire hulp

Als een gewapend conflict uitbreekt, zoals in Jemen in maart 2015, is het aan de Veiligheidsraad van de VN om op te treden. Dat gebeurde ook, maar slechts voor de helft. In april 2015 stelde de Veiligheidsraad, die als doel heeft het handhaven van de inter­nationale veiligheid en vrede, een wapenembargo in tegen de Houthi-rebellen. Tegen landen van de coalitie zoals Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, die toen al ernstige oorlogsmisdaden hadden begaan, werden geen maatregelen genomen. Deze landen konden daardoor (en kunnen nog steeds) voor vele miljarden aan westerse wapens importeren, waardoor zij de strijd in Jemen kunnen voortzetten.

Het gerenommeerde Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) berekende, voor de periode 2013 – 2017, dus deels vóór aanvang van de militaire operatie, dat Saudi-Arabië voor ongeveer 15 miljard dollar aan wapens importeerde. De Verenigde Arabische Emiraten importeerden in dezelfde periode voor iets minder dan de helft aan wapens. In beide gevallen kwam zo’n 60 procent van het militair materieel, waaronder gevechtsvliegtuigen en tanks, uit de VS en de rest grotendeels uit EU-landen, het Verenigd Koninkrijk voorop.

Volgens onderzoek van het in Londen gebaseerde Middle East Eye hebben Europese landen zelfs voor maar liefst 86,7 miljard dollar aan export van militair materieel goedgekeurd in 2015 en 2016, aan Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. Een reden waarom dit bedrag hoger is dan de cijfers van het SIPRI, is omdat het hier gaat om afgegeven vergunningen, dus niet per se om geleverde goederen. Middle East Eye berekende overigens ook dat dit bedrag, de
86,7 miljard dollar, zo’n 55 keer meer is dan de EU heeft uitgegeven aan humanitaire hulp aan Jemen.

Nederland heeft ook wapens geleverd aan de coalitielanden sinds het uitbreken van de oorlog in Jemen. Op relatief kleine schaal, zeker in vergelijking met de hierboven genoemde landen, is bijvoorbeeld militair materieel verschaft aan en door­gevoerd naar Saudi-Arabië. Daarnaast is geleverd aan de marine van Egypte, die actief is voor de kust van Jemen. Ook zijn overtollige F-16’s verkocht aan Jordanië, dat gevechtsvliegtuigen inzet boven Jemen.  Naarmate de oorlog in Jemen vorderde, ­
heeft Nederland het exportbeleid, dat al snel relatief restrictief was, verder aangescherpt.

Het staat buiten kijf dat westerse landen in deze handel des doods massaal wapenexportcriteria hebben geschonden. EU-regels schrijven bijvoorbeeld voor dat een uitvoer­vergunning voor wapens geweigerd moet worden als er een duidelijk risico bestaat dat het militair materieel gebruikt kan worden bij het begaan van ernstige oorlogsmisdaden. Het VN-Wapenhandelsverdrag stelt vergelijkbare grenzen aan wapen­handel.

Waarom voert Saudi-Arabië oorlog in Jemen?

Saudi-Arabië beschouwt Jemen als deel van het eigen territorium, en heeft zich dan ook sinds jaar en dag met dat land bemoeid. Jemen valt zelfs onder de verantwoordelijkheid van het Saudische ministerie van Binnenlandse Zaken. De bemoeienis bestaat uit het geven van royale subsidies aan diverse stamhoofden, sponsoring van salafistische instituties – juist in die gebieden waar de shi’ieten in Jemen de meerderheid vormen – en zo nu en dan een directe militaire interventie. Het doel is steeds de controle over de Jemenitische regering in Sanaa. Dat lukte over het algemeen goed, totdat president Hadi begin 2015 in ballingschap gedreven werd door de oprukkende shi’itische Houthi-rebellen (Saudi-Arabië zelf is soenitisch). Saudi-Arabië zag hier de hand van aartsvijand Iran in en besloot daarop om samen met Arabische en westerse bondgenoten een oorlog in Jemen te beginnen. Een oorlog die het land naar schatting 200 miljoen dollar per dag kost en Jemen in een humanitair rampgebied heeft veranderd.

Bron: P. Aarts en C. Roelants (2013/2016), Saudi-Arabië. De revolutie die nog moet komen, 144-147.

Smerige oliedollars

Westerse hulp aan oorlogsmisdadigers in Jemen gaat overigens veel verder dan enkel wapenhandel. De VS hebben bijvoorbeeld lange tijd gevechtsvliegtuigen van coalitielanden in de lucht bijgetankt, zodat die meer aanvallen konden uitvoeren. Ook worden piloten getraind in het gebruik van geavanceerd westers wapentuig. Daarnaast is er westerse politieke steun, wat onder andere verklaart waarom de Veiligheidsraad nooit verder is gekomen dan maatregelen tegen de Houthi-­rebellen.

Ondanks regels die dat nadrukkelijk verbieden, zijn voor vele miljarden dollars aan wapens geëxporteerd naar landen die massaal oorlogs­misdaden begaan in Jemen en verantwoordelijk zijn voor honderdduizenden doden en de grootste humanitaire crisis van dit moment. Het Westen is daarmee in belangrijke mate medeplichtig aan het immense leed in Jemen.

Andere belangen dan die van Jemenitische burgers hebben voorrang gekregen. Dat erkende zelfs minister Blok van Buitenlandse Zaken met zoveel woorden. In een debat in april 2018, waarin over wapenhandel en de oorlog in Jemen werd gesproken, wees de minister op geopolitieke, commerciële en werkgelegenheidsbelangen die in sommige landen prevaleren in de relatie met een land als Saudi-Arabië. 

Vaak wordt gezegd dat oorlog slechts verliezers kent. In algemene zin klopt dat, zeker in Jemen zelf, waar burgers ongekend lijden. Maar het conflict in Jemen kent ook heel duidelijke winnaars. Dat zijn de grote wapenproducenten, die soms ook gevestigd zijn in Nederland, die honderden miljoenen smerige oliedollars verdiend hebben aan deze handel des doods.