Hoe bespeel je de publieke opinie?

Precies 26 dagen na de aanslagen van 11 september 2001 startten de Amerikaanse en Britse luchtmacht hun bombardementen op Afghaanse doelwitten: ‘the war on terror’ was begonnen. De SP was de enige partij in het parlement die zowel de aanslagen op het World Trade Center en het Pentagon als de aanval op Afghanistan veroordeelde. Ook in de Nederlandse media was vrijwel unanieme steun voor de bombardementen. Vanwaar deze eens­gezindheid?­

Tekst: Ruud Kuin

“Amerika en de Amerikanen hebben andere landen in tijden van nood keer op keer geholpen. Ook dat verplicht anderen, naast morele overwegingen, tot saamhorigheid. [...] Amerika moet kunnen rekenen op onbeperkte coöperatie van zijn vrienden, en dus van de NAVO-landen inclusief Nederland. Dan passen geen opge­heven vingertjes of ongevraagde adviezen waarop Europese landen patent hebben als het om de VS gaat.”
 
Aldus het hoofdredactioneel commentaar van De Telegraaf van 13 september 2001. De krant vertegenwoordigt het overheersende gevoel na ‘9/11’: Amerika en de Amerikanen verdienen onze onvoorwaardelijke steun.

Premier Kok zegt in de Tweede Kamer: ‘Nederland en de Verenigde Staten delen dezelfde fundamentele waarden. In deze moeilijke dagen en in de tijd die komen gaat, zijn wij één met onze Amerikaanse vrienden.’ Alle dagbladen nemen dit standpunt zonder wijziging over, en laten zich in hun commentaren in soortgelijke bewoordingen uit. In diverse redactionele toelichtingen wordt gewezen op het feit dat deze aanval een aanval op ‘ons’ is, en dat het te hopen is dat de wereld zich als één man zal scharen achter het streven van Amerika om de democratische waarden van vrijheid en rechtvaardigheid te beschermen. 

Illustratie: Randall Munroe / Wikipedia

Recht op vergelding

Bush gebruikt de dagen na de aanslagen steeds stevigere taal. Hij wijst Osama bin Laden als hoofdverdachte aan, en eist van de Taliban (destijds de regering in Afghanistan) zijn uitlevering. Anders volgt vergelding. Na diplomatiek contact tussen premier Kok en Washington verhardt het aanvankelijk genuanceerde standpunt van de Nederlandse regering. Kok beschouwt de aanslagen dan als “een oorlogsverklaring aan onze democratie, en aan het hele vrije Westen” (NRC, 17-9-01). De publieke opinie is 26 dagen na 9/11 ook eensgezind over de bombardementen van de VS en Groot-Brittannië op Afghanistan. De Telegraaf steunt de aanval en verwoordt wederom de heersende mening in het volgende commentaar: “Er restte geen andere keus, nadat niet gereageerd was op hun terechte verlangens om Osama bin Laden uitgeleverd te krijgen.”
 
Het debat raakt nu snel gepolariseerd: men is vóór Amerika of vóór Bin Laden. Wie de bommen op Afghanistan afwijst, is tegen Amerika. Dat is de heersende opvatting, die een middenpositie onmogelijk maakt. Het afkeuren van de aanslagen op de VS, het recht op vergelding van de VS en de doeltreffendheid van de aanval op Afghanistan zijn drie totaal verschillende dingen, maar lopen in het publieke debat al snel door elkaar. Zelfs wie twijfelt of de bommen wel terrorisme zullen bestrijden, verdedigt het recht van de VS om op de aanval te antwoorden. “De bombardementen zijn onvermijdelijk en gerechtvaardigd als vergelding”, schrijft columnist Heldring in het NRC Handelsblad: “Maar zijn ze ook een doeltreffend antwoord op het verschijnsel terrorisme? Of is dit een hydra, waaraan bij elke kop die haar afgeslagen wordt, twee nieuwe koppen ontspruiten? De voedingsbodem van het terrorisme is niet zozeer armoede, maar vernedering” (NRC 11-10-01). Ondanks de twijfel over de effectiviteit van de bombardementen, wijst hij de Amerikaanse aanval op Afghanistan niet af – in overeenstemming met nagenoeg de hele publieke opinie.

Grimmige sfeer

‘Of wraak het juiste politieke antwoord is, betwijfelt mijn fractie.’ Aan het woord is Jan Marijnissen, fractievoorzitter van de SP in het Tweede Kamerdebat van 9 oktober 2001, drie dagen na de bombardementen van de VS en Groot-Brittannië op Afghanistan. ‘Politici moeten zich vooral richten op de toekomst, met de vraag: hoe kan er op korte termijn worden gereageerd op een wijze die niet een ‘oog om oog, tand om tand’-cyclus van wraak en vergelding inzet, maar juist probeert de wereld veiliger te maken. Het bombarderen van een van de armste landen ter wereld veroorzaakt alleen maar meer ellende voor de plaatselijke bevolking, en zal niet leiden tot het oprollen van het terroristische netwerk van Bin Laden. Alle ervaringen uit het verleden tonen aan dat bij dit soort massieve aanvallen met bommen en kruisraketten altijd onschuldige mensen het leven laten, nieuwe vluchtelingenstromen op gang komen en armoede en ziekte onder de bevolking zal toenemen. De SP is van mening dat de verantwoordelijken voor de aanslagen opgespoord, gepakt, berecht en gestraft moeten worden. Maar de strijd tegen het terrorisme zal vooral gericht moeten zijn op het isoleren van de terroristen door het wegnemen van de voedingsbodems voor fanatisme en haat.’

De SP is de enige partij die de aanval op Afghanistan afwijst. De sfeer in de Kamer is grimmig. Minister Herfkens (PvdA) bijt Marijnissen toe: ‘Ik begrijp dat de heer Marijnissen bij voorkeur de Amerikanen van alles de schuld geeft.’ Balkenende, dan nog Kamerlid, interrumpeert Jan Marijnissen en stelt dat het niet meewerken van Afghanistan aan de uitlevering van Bin Laden toch niet zonder gevolgen kan blijven. Marijnissen reageert rustig: ‘Uw vraag is volledig terecht. Ik wijs u er echter op dat er in de internationale politiek heel veel voorbeelden zijn waarbij de internationale gemeenschap een bepaalde uitspraak doet en het desbetreffende land zich daar toch niet aan houdt. Als in al die gevallen de internationale gemeenschap, laten we hier zeggen Amerika en Engeland, zo een land vervolgens de oorlog verklaarde en ging bombarderen, zou de wereldvrede echt in gevaar worden gebracht.’ Balkenende geeft niet op en werpt Marijnissen voor de voeten dat met zijn benadering terrorisme een vrijbrief krijgt. Marijnissen kan zich ook bij die stelling wel iets voorstellen. ‘De vraag is echter niet of wij iets of niets moeten doen. Ook wij vinden dat we iets moeten doen. De vraag is echter wat, wanneer en wie het moet doen. Waarom is de VN niet in beeld?’
 
Steeds een nieuwe vijand

De politieke consensus in Nederland staat niet op zichzelf. Ook in andere westerse landen steunen nagenoeg alle politici de aanval op Afghanistan. Hetzelfde geldt voor de media. Noam Chomsky (zie pagina 12-13) beschrijft in zijn boek Media Control hoe in het Amerika van de jaren dertig al een pr-industrie ontstaat om de “geesten te beheersen” van de “verwarde kudde” (de bevolking). De elite speelt daarin een belangrijke rol. Er moet steeds een nieuwe vijand worden gecreëerd voor de verwarde kudde. Tijdens de Koude Oorlog waren dat de communisten. Na de val van de Muur de drugs, en daarna de internationale terroristen. Zo’n vijand maakt de massa vatbaar voor zaken die ze anders onacceptabel zou vinden. In de ogen van de elite is er “een ziekelijke afkeer” van het volk tegen het gebruik van militaire druk en geweld. Er is echter wel een manier om deze afkeer te overwinnen: “Laat het lijken alsof we onszelf verdedigen tegen een belangrijke agressor of monster, als we anderen aanvallen en vernietigen.”

Chomsky verklaart in zijn boek Manufacturing Consent aan de hand van het door hem ontwikkelde propagandamodel hoe het mogelijk is dat in westerse landen, waar journalisten een grote mate van vrijheid hebben om de feiten boven tafel te krijgen, de media toch voornamelijk fungeren als spreekbuis voor de gevestigde orde.
 
Aanval op een van ons, is aanval op ons allen

Politiek en media in de VS duidden de aanslagen van 11 september als een aanval op hun land. Zij verdedigden de aanval op Afghanistan met artikel 5 van het NAVO-handvest: “Een aanval op een van ons, is een aanval op ons allen.” Hoewel Afghanistan de aanslagen niet had gepleegd, werd het land toch aangevallen omdat het onderdak had geboden aan Osama bin Laden. Hij en de andere daders van Al Qaida werden afgeschilderd als monsters, die een grote bedreiging voor de VS vormden. Al Qaida zou in 52 landen opereren en onder een hoedje spelen met de Taliban. Daardoor kreeg Afghanistan de status van schurkenstaat. 

De top van de Taliban gaf zich begin december 2001 al over, maar Amerika negeerde dat nieuws. Sterker nog, de in Afghanistan begonnen ‘oorlog tegen het terrorisme’ zou zich kort daarna verplaatsen naar Irak, een oorlog zonder VN-mandaat, waar Nederland opnieuw morele goed­keuring aan gaf. De belofte van de regering-Bush – terrorisme verslaan – bleek onmogelijk. In plaats daarvan groeide het terrorisme juist.

Inmiddels zijn we bijna 18 jaar verder. Een hele generatie Afghanen is in de oorlog opgegroeid. Ironisch genoeg onderhandelen de VS op dit moment over ‘vrede’ met diezelfde Taliban die ze al die tijd hebben proberen te verslaan. De oorlog in Afghanistan viel niet te winnen. Als ze dat inzicht in 2001 hadden gehad, had dat meer dan honderdduizend doden gescheeld.