Pleidooi voor radicale redelijkheid

Een ploeg die verdedigt brengt z’n achterban slechts zelden in vervoering. Daarom pleit SP-voorzitter Ron Meyer voor strijd, om een aantal alleszins redelijke doelen te bereiken. Zoals hogere lonen en echte zeggenschap.

“Winst gaat voor werk bij grote bedrijven: arbeidskracht krijgt minder en belegger steeds meer”, schreef de Volkskrant begin 2019 aan de hand van jaarverslagen van beursgenoteerde bedrijven. Thomas Piketty liet jaren eerder al zien dat de rijkste 0,1 procent van de wereldbevolking een even groot deel van de groei van de mondiale economie sinds 1980 naar zich toe heeft weten te trekken als de armste 50 procent. Vooral een kleine groep plukt de vruchten. Het zorgwekkendst is de situatie in de Verenigde Staten. Sinds de krediet-crisis ging daar 95 procent van de inkomensgroei naar de rijkste 1 procent. En dan spreken we niet eens over bezit. Nederland is een van de kampioenen vermogensongelijkheid. De rijkste 1 procent van Nederland bezit nu een kwart van het totale vermogen, voor de kredietcrisis was dat een vijfde. De rijkste tien procent bezit nu twee derde van het totale vermogen. Oxfam berekende dat de 26 rijkste mensen ter wereld meer bezitten dan de armste 3,5 miljard wereldburgers. Het is het gevolg van wat de voormalige Duitse Bondskanselier Helmut Schmidt ‘roofdierkapitalisme’ noemde.

Foto: Matthew McDermott / HollandseHoogte ©

Het machtige roofdier Kapitaal chanteert en domineert al decennialang de parlementaire democratie. Als regering en parlement niet doen wat de economische elite van CEO’s en grootaandeelhouders wil, dan dreigt het met repercussies. Bij discussies over belastingen of arbeidsrechten laat het met veel graagte het spookbeeld van vertrek en bijbehorende werkloosheid oproepen. De ideologische boodschap is helder. De parlementaire democratie moet zich niet alleen verre houden van het op enigerlei wijze belemmeren van de zogenaamde vrijheid van het geglobaliseerde kapitaal, ze moet die vrijheid zelfs aanbidden. En dat deed en doet ze met enige regelmaat. Het afbreken van zekerheden van werkenden werd ‘flexibel’ genoemd en als onvermijdelijk gepresenteerd: ‘There is no alternative.’ Ook kreeg de econo­mische elite miljarden aan fiscale kortingen. Over de hele wereld daalden de belastingen op de hoogste inkomens, op vermogens en op winst. Ook in Nederland. Vijftig jaar geleden betaalden bedrijven 45 procent belasting over winsten tot 40 duizend gulden en daarboven 48 procent. Nu zijn die tarieven 20­ procent tot 200 duizend euro en daarboven 25 procent. In 2021 worden die tarieven verlaagd naar 15 procent tot 200 duizend en 20,5 procent daarboven. De arbeidsinkomensquote (het aandeel van arbeid in het nationaal inkomen) is gedaald van 92 procent in 1977 tot 73 procent in 2018. Het gemiddelde tarief voor de winstbelasting wereldwijd daalde van 38 procent in 2003 naar 24 procent in 2018. ‘De totale vrijheid voor de wolf, betekent de dood voor de lammeren’, sprak Jan Marijnissen ooit treffend. Niet alleen socialisten maar ook klassieke liberalen als voormalig vicepremier Jan Terlouw spreken klare taal: ‘de macht van het kapitaal verwoest de samenleving’ en vergt een tegenmacht van jong en oud.

Als democratie neerkomt op invloed op alles behalve een groot deel van de economie, dan is de vraag hoe democratisch die democratie precies is. De samenleving als een brood, waarvan eerst een groot deel afgesneden wordt, daarover hebben we weinig tot niets te zeggen. En vervolgens mogen we eindeloos bakkeleien over de overgebleven sneetjes. Als politiek iets moet zijn, dan is het wel de redelijke ambitie tot het veroveren van invloed op het hele brood, niet slechts op de overgebleven sneetjes. 

Heel de Mens, het basisprogramma van de SP, spreekt niet over roofdierkapitalisme maar over “een brute en brutale jungle waarin het recht van de sterkste geldt” en beschouwt daarom als zijn hoofdtaken: 

'We zetten ons in om de klemmende overheersing van de factor ‘kapitaal’ in de samenleving te doorbreken. We weigeren de inrichting van de samenleving over te laten aan het vrije spel der maatschappelijke krachten. We accepteren niet dat de economische wetten van het kapitalisme de marges bepalen waarbinnen de politiek mag opereren. Daarom zullen we strijd voeren om de huidige neoliberale trend te doorbreken. Dat betekent zowel inzet binnen, als activiteiten buiten het parlement om de vertegenwoordiging van, en het contact met de mensen te bevorderen.

Foto: Spaarnestad Photo / HollandseHoogte ©

Onredelijk en onrechtvaardig

Niet veel mensen zullen de resultaten en trends van veertig jaar roofdierkapitalisme redelijk en verstandig vinden. Het probleem is dat dat niet genoeg is. Maatschappelijke ontwikkelingen zijn immers niet per definitie redelijk, verstandig of democratisch, maar een gevolg van bestaande economische machtsverhoudingen. Per slot van rekening bezit de 10 procent rijkste Nederlanders twee derde van alle rijkdom in Nederland. Omdat kapitaal als een magneet werkt, zal niet alleen die verhouding niet vanzelf veranderen, maar zal zelfs het niet nog schever groeien van die verhouding collectieve reparatie vergen. En dus is kiezen voor echte democratie per definitie kiezen voor het organiseren van de ongeorganiseerden en het in beweging brengen van mensen met lage en middeninkomens. Daarvoor kan de Nederlandse vakbeweging uit een rijk verleden en hoopvol heden inspiratie putten.

‘De macht is ongelijk verdeeld, maar de misdeelden zijn niet weerloos. Zoals de Nederlandse samenleving zich heeft ontwikkeld is dat voor een flink stuk het resultaat van socialistische activiteit, in gemeenteraden, in besturen van grote organisaties, in vakbonden en stichtingen. Het is dwaas en laf om daarvoor de verantwoordelijkheid te ontkennen.’

Toen Joop den Uyl in 1978 in Inzicht en Uitzicht de onvolmaakte invloed van socialistische strijd op het systeem beschreef, kende Nederland nog relatief machtige vakbonden en een ideologisch meer uitgesproken PvdA.

Het was de tijd van vakbondsleiders als Arie Groenevelt (‘Geen kilo verantwoordelijkheid voor een ons medezeggenschap’) en Herman Bode (‘Willen we naar de Dam? Dan gaan we naar de Dam’), maar ook van directe actie, revolutionaire ideeën en indrukwekkende stakingen. In de Rotterdamse haven legden 30.000 mensen het werk neer onder leiding van Arbeidersmacht, in 1973 vindt de langste metaalstaking in ons land plaats en wordt door stakers bij onder andere Hoogovens ronduit gesproken over ‘een rechtvaardige inkomensverdeling in Nederland.’ De documentaire Radikaal en rechtlijnig  over Arie Groenevelt geeft een machtig tijdsbeeld van het Nederland in die jaren. 

Fijn is anders

Het geruchtmakende vakbondspamflet Fijn is anders wees in niet mis te verstane bewoordingen de kapitalistische samenleving af. Het deed dat omdat “niet de gelijkwaardigheid van arbeid de basis en rechtvaardiging is voor het uitoefenen van invloed, maar bezit” en “het najagen van eigen­belang, dat altijd ten koste van anderen geschiedt, wordt bevorderd, zodat uitsluitend de sterken winnen”. Arie Groenevelt en de zijnen hadden een vooruitziende blik. De ongelijkheid zou gigantisch groeien tot de eerder genoemde 10 procent die twee derde van het Nederlandse vermogen bezit. 

Groenevelt formuleerde zijn doelen destijds als volgt: ‘Wij kiezen voor een democratisch-socialistische maatschappij. Wij vinden dat er meer zeggenschap aan mensen moet worden gegeven, we vinden dat de inkomens moeten worden herverdeeld en iedereen die werken kan, moet ook in staat worden gesteld om te werken.’ Tegenwoordig formuleert de FNV het in de statuten iets minder scherp, maar nog steeds koppelt de FNV democratisering, zeggenschap en een rechtvaardige verdeling van inkomen en bezit: 

Doelen

Ter verwezenlijking van haar doelstellingen ziet de FNV-vereniging het als haar taak, het navolgende te bevorderen: 

  • democratisering van het maatschappelijk leven in al zijn onderdelen en op elk niveau, zodat iedere uitoefening van macht is gebonden aan verantwoordingsplicht tegenover de betrokkenen; 
  • zeggenschap van werknemers over de ondernemingen en instellingen waarvan zij deel uitmaken, met inachtneming van de grenzen die de samenleving moet stellen aan het doen en laten van onderne­mingen en instellingen; 
  • een rechtvaardige verdeling van inkomens en vermogens;

De FNV boekte de afgelopen tien jaar indrukwekkende overwinningen. Ze deed dat slechts zelden zonder strijd. De ongeorganiseerde schoonmakers werden georganiseerd en kwamen tot meer dan drie indrukwekkende demonstratieve stakingen, in de zorg waren grote demonstraties te zien en werden overwinningen binnengehaald. Automonteurs, metaalwerkers en Schipholmedewerkers dwongen verbeteringen af. Jongerenvakbond Young & United zorgde ervoor dat het jeugdloon niet langer tot 23 maar tot 21 wordt betaald. Een wijziging die in veertig jaar ervoor onmogelijk was genoemd. Toch staat de FNV bij veel Nederlanders bekend om de centrale akkoorden. En precies daar zit een groot risico. Als de FNV daar ‘een kilo verantwoordelijkheid voor een ons medezeggenschap’ accepteert, loopt ze het risico in de verdediging te worden gedrukt.

Een ploeg die verdedigt, brengt z’n achterban slechts zelden in verroering. Zonder ons was het slechter, is niet goed genoeg om ‘zeggenschap van werknemers’, ‘democratisering van het maatschappelijk leven in al zijn onderdelen’ en ‘een rechtvaardige verdeling van inkomens en vermogens’ af te dwingen. Wie die alleszins redelijke doelen wil bereiken, zal op uiteenlopende wijze en op alle denkbare podia de strijd moeten aangaan. Voor fundamenteel hogere lonen en voor echte zeggenschap over werk, wijk en wereld. Voor een gezonde toekomst die niet langer alleen betaald wordt door zwoegende lage en middeninkomens, maar ook door de superrijken. Die strijd zal schuren. Dat kan niet anders.

“Als er geen strijd is, is er geen vooruitgang. Degenen die beweren op te komen voor vrijheid, maar tegelijkertijd agitatie afkeuren, zijn mensen die willen oogsten zonder de grond om te ploegen. Zij willen regen zonder donder en bliksem. Ze willen de oceaan, zonder het bulderend geraas van de golven. Deze strijd kan een morele zijn, of het kan een fysieke zijn, of het kan zowel moreel als fysiek zijn, maar het moet een strijd zijn. De macht willigt niets in zonder dat het wordt afgedwongen. Dat heeft ze nooit gedaan en dat zal ze ook nooit doen.” Zo schreef de Amerikaanse spreker, schrijver en politiek activist Frederick Douglass.

De FNV-inzet om het minimumloon te verhogen naar 14 euro per uur – geïnspireerd door het Amerikaanse vakbondssucces van de Fight for 15 en met enige verbeelding in de geest van Arie Groenevelts ‘Geen procenten, maar centen’, is moedig en motiverend. Die inzet gaat miljoenen mensen met lage en middeninkomens direct of indirect aan en kan ook nog eens de balans van onze economie ten faveure van het klein- en middenbedrijf herstellen. Wie een rechtvaardige verdeling wil, kan niet langer volstaan met onsjes, maar moet durven te gaan voor kilo’s. Omdat dat na decennialange neerwaartse druk op de lonen, terwijl de winsten tegen de plinten op klotsen, volstrekt redelijk is. Het is moedig, maar het heeft ook consequenties voor de hele vakbond. Wie zegt de economie voor iedereen te willen laten werken, zal aan elke onderhandelingstafel die moedige houding moeten voortzetten. De Amerikaanse voorzitter van de vakbond die de Fight for 15 startte, omschreef de missie én het succes van die campagne in alle eenvoud en redelijkheid: “Hoe werkers 15 dollar per uur afdwingen: doe als een vakbond.”