Links populisme: Een strategie tegen het neoliberalisme

Haar inzet is het einde van de neoliberale hegemonie door de vestiging van een socialistische. Voor minder doet ze het niet. Zij is Chantal Mouffe. Deze grande dame van de socialistische filosofie interview je niet, zij geeft je college. Ik bezocht haar thuis in Londen om te luisteren naar haar analyse van de links-populistische strategie.

Foto: Marcus Hoehn©

‘Allereerst wil ik duidelijk maken dat er geen partijen zijn die zich links-populistisch noemen. Links populisme is een strategie, geen etiket om jezelf mee te verkopen. Het is een strategie die gevolgd wordt door onder anderen Jeremy Corbyn van Labour in Groot-Brittannië en Jean-Luc Mélenchon van La France Insoumise (Het Onbuigbare Frankrijk) in Frankrijk. De kern van de strategie is een politieke tegenstelling formuleren tussen wij de mensen en zij de oligarchie. Dit in tegenstelling tot de Derde Weg-politiek van (sociaal)democraten als Bill Clinton, Tony Blair en Wim Kok in de jaren negentig. Zij stelden dat er geen belangrijke tegenstellingen meer zijn en demo­cratie erop gericht moet zijn om consensus te bereiken.’

Chantal Mouffe is uitermate goed op de hoogte van de sociale en politieke situatie in de verschillende West-­Europese landen. Met menig modern-linkse leider heeft ze nauw contact. Van de leiding van Podemos tot de mensen rondom Jeremy Corbyn. Jean-Luc Mélenchon is een persoonlijke vriend van haar. Ze kent hun overwegingen van dichtbij, maar ze kijkt ook van veraf naar hun strategieën door de bril van een objectieve wetenschapper. Als toonbeeld van links populisme noemt ze Podemos.

‘Podemos is een mooi voorbeeld. Er waren in 2011 na het uitbreken van de economische crisis in Spanje de protesten van de Indignados (de ‘verontwaardigden’). De mensen die later Podemos opzetten deden mee aan deze protesten, maar waren er wel kritisch op. Zij beseften namelijk dat er in de protesten wel allerlei verschillende eisen verkondigd werden. Dat noem ik de horizontale dimensie van populisme. Maar zij beseften ook dat de dimensie van de politieke richting ontbrak, ofwel de verticale dimensie. Toen de verkiezingen eraan kwamen realiseerden zij zich dat de protesten zouden verdampen en er niks zou veranderen als er geen politieke richting kwam. Met Podemos deden ze vervolgens in 2014 mee aan de Europese Verkiezingen. Ze haalden meteen 5 zetels. 

Een voorbeeld van hoe het fout kan gaan zijn de protesten van 1968. Tijdens de beroemde studentenprotesten in Parijs groeide het sentiment onder linksgeoriënteerde mensen om niet te gaan stemmen. Er ontbrak simpelweg politieke richting in de protesten. Het gevolg was dat rechts met Charles de Gaulle opnieuw de verkiezingen won. Dit is ook het gevaar van de protesten van de gele hesjes. Als de politieke richting blijft ontbreken en president Emmanuel Macron weet de protesten het hoofd te bieden, dan hoeft hij maar verkie­zingen uit te roepen om zijn mandaat verder te vergroten. Op een parado­xale manier versterken de gele hesjes dan Macron.’

Het moment voor socialistische partijen is nu

Als ik Mouffe hoor praten rijpt het besef dat we in het hier en nu altijd slechts de ingrediënten zien van het gerecht dat we in de toekomst voorgeschoteld krijgen. Hoe het smaakt moeten we nog maar afwachten. Wil je er iets zinnigs aan bijdragen, dan is het de kunst om het gerecht al te herkennen aan de ingrediënten, voordat het zich heeft prijsgegeven. Precies dat is de rol van een politieke partij. Aan een toekomst bouwen die er nog niet is, met de ingrediënten die op dit moment voorhanden zijn. En volgens Mouffe is dat moment voor socialistische partijen nu aangebroken.

‘In Europa zien we op dit moment wat ik noem een populistisch moment. We zien veel protesten en anti-establishmentbewegingen die het neoliberalisme bekritiseren. Er is sprake van een crisis in de hegemonie van het neoliberalisme. Het is echter niet zo dat we midden in een economische crisis zitten. Wat nu in crisis is, is specifiek het idee dat neoliberalisme de beste manier is om de samenleving te ordenen en dat er geen alternatief is voor neoliberale globalisering.

Veel protesten zijn niet in eerste instantie gericht tegen het neoliberalisme, maar tegen wat ik de post-­democratische situatie in West-Europa noem. Deze bestaat uit twee feno­menen. Ten eerste uit het feit dat mensen weliswaar kunnen stemmen, maar niet echt een keuze hebben. Er is centrum-links en centrum-rechts, allebei zijn neoliberaal. Dit is het best uitgedrukt in de slogan: We have a vote, but don’t have a voice. Ten tweede uit het feit dat er een steeds kleinere groep enorm rijke mensen aan de ene kant staat en gewone mensen aan de andere kant. Daarbij is er sprake van verpaupering en precarisering van de middenklasse. Tegen deze fenomenen, die samen verantwoordelijk zijn voor de post-democratische situatie, richten de protesten zich. Deze fenomenen zijn directe gevolgen van het neoliberalisme, dus zijn de protesten daarmee onbewust anti-neoliberaal.

In Europa hebben we de traditie van de liberale democratie. Dat betekent dat vrijheid en gelijkheid de centrale waarden zijn. Het zijn echter intenties, er kan geen volmaakte vrijheid en volmaakte gelijkheid zijn. De geschiedenis van de liberale democratie is er een van spanning tussen deze waarden over welke dominant moet zijn. Onder het neoliberalisme is vrijheid dominant gemaakt. Maar wel vrijheid geherdefinieerd als economische vrijheid en bezit. Dit is zo dominant geworden dat alles wat met gelijkheid en andere vormen van vrijheid te maken heeft aan de kant is gezet. We noemen onze landen nog democratisch, maar de democratie is inmiddels hol geworden.’

Mouffe volgt de sociale bewegingen in verschillende landen nauwgezet. Toen ik haar begin dit jaar sprak, zag ze een kans voor links populisme in de gele hesjes. ‘De gele hesjes in Frankrijk zijn voor mij een duidelijk voorbeeld van het verzet tegen post-democratie. Hun eisen gaan over daadwerkelijke inspraak en zijn gekant tegen de oligarchisering van de samenleving. Dat betekent niet dat hun verzet noodzakelijk een bewuste verwerping van het neoliberalisme is. Het is een fout om al het verzet te zien als emancipatoir. De strijd van de gele hesjes kan zowel rechts-populistisch als links- populistisch geformuleerd worden. Je ziet dan ook dat zowel Marine Le Pen als Jean-Luc Mélenchon deze mensen politiek richting probeert te geven. Maar vooralsnog herkennen de demonstranten zich in beiden niet. De beweging verwerpt alle bestaande politiek, van representatie, politieke partijen en vakbonden. In die zin lijkt zij erg op de Indignados in Spanje. Daar lukte het Podemos echter om de beweging politieke richting te geven. In Griekenland hebben we dat ook zien slagen, met de protestbeweging van het Syntagmaplein. Op een gegeven moment raakte Syriza geaccepteerd als haar ideologische leider.’

Foto: Wikimedia.org©

De tegenstelling tussen kapitaal en arbeid

In For a Left Populism doet Mouffe een oproep om de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid weer prominent op de linkse agenda te zetten. Waar dertig jaar geleden links alleen oog had voor de werkende klasse en andere bewegingen liet liggen, is volgens haar nu het tegenovergestelde aan de hand. Ze schrijft:

“Toen Ernesto Laclau en ik Hegemony and Socialist Strategy schreven, was de uitdaging voor linkse politiek om de eisen van de ‘nieuwe bewegingen’ te herkennen en deze samen met de traditionelere arbeiderseisen te formuleren. Tegenwoordig is de herkenning en legitimiteit van deze eisen sterk verbeterd en vele daarvan zijn geïntegreerd in de linkse agenda. Tegenwoordig kun je beargumenteren dat de situatie tegenovergesteld is aan die wij dertig jaar geleden bekritiseerden. Dat het nu de eisen van de werkende klasse zijn die genegeerd worden.”

Is de beste oplossing daarvoor niet dat socialistische partijen kapitaal en arbeid weer als de centrale tegen­stelling nemen?

Mouffe: ‘Hoewel het van belang is die tegenstelling prominent uit te meten, kan het niet de centrale tegenstelling zijn voor links populisme. Je spreekt er namelijk alleen de mensen mee aan die zich herkennen in de identiteit van de traditionele werkersklasse. En je kunt tegenwoordig geen meerderheid vormen op basis van alleen de arbeidersklasse. In vroegere tijden was het zinvol om de centrale tegenstelling in termen van klasse te formuleren. Toen was er een sterke, verenigde arbeidersklasse. Tegenwoordig is een aantal dingen anders. Er is een middenklasse gegroeid, waarvan delen inmiddels verpauperen. Er is het zogenoemde precariaat, de mensen die een onzeker bestaan leiden op tijdelijke contracten. Ook zijn er andere tegenstellingen gegroeid, zoals rondom feminisme, racisme en ecologie, die niet direct verband houden met de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Is het patriarchaat voorbij als het kapitalisme weg is? Niet per se. Is racisme dan voorbij? Ook niet noodzakelijkerwijs. Hetzelfde geldt voor ecologie. Het systeem in de landen die zich in het verleden presenteerden als communistisch, zoals in de Sovjet-Unie, was beslist niet ecologisch verantwoord. Niet alle tegenstellingen zijn te reduceren tot de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Er zijn tegenwoordig veel meer groepen die geraakt worden door het neoliberalisme. Het potentiële verzet is daardoor naar andere groepen dan alleen de werkende klasse uitgebreid. Tegelijkertijd heeft de traditionele arbeidersklasse aan omvang en macht ingeboet.’

Hoewel je kunt analyseren dat iedereen die moet leven van loon onderdeel is van de werkende klasse, heeft Mouffe een punt als ze stelt dat er tussen deze mensen geen gedeelde identiteit meer is. Het is inderdaad een vrij specifieke groep die zich herkent in de arbeidersklasse-identiteit. Werken met de handen en trots op het vakbondshesje. Die groep alleen vormt geen meerderheid en het is een identiteit waar andere mensen die door het neoliberalisme worden geraakt zich niet in vinden. De leraar en zorgprofessional die al jaren te weinig verdienen voor te veel werk, academici die jaren aan elkaar rijgen met tijdelijke contracten, de jonge creatieveling die geen pensioen opbouwt en voor de zoveelste keer het uurtarief moet verlagen. Er lijkt geen gedeelde identiteit tussen deze mensen te zijn. Volgens Mouffe moeten we het zoeken in een gedeelde tegenstander.

‘Een paar jaar geleden was er in Frankrijk de mobilisatie van de protestbeweging Nuit Debout. Deze bestond uit wat bij jullie zeg maar het GroenLinks-electoraat is. Hoog­opgeleide stedelingen met een redelijk inkomen. Er was geen koppeling met de volksere delen van de samenleving. Daardoor bleef het iets van de steden. Nu hebben we het tegenovergestelde. De gele hesjes vormen een echt volksprotest, maar er is geen steun van de mensen die in Nederland GroenLinks zouden stemmen. Er is een grote terughoudendheid onder hen, wellicht zelfs dedain. Er is sprake van wat Pierre Bourdieu (Franse socioloog) treffend het racisme van de intelligentie noemt. Voor een populistische strategie moeten deze groepen echter ergens door verenigd worden. De realisatie dat je een gemeenschappelijke tegenstander hebt is daarbij de beste manier om eenheid te vormen.’

De analyses van Chantal Mouffe zijn erg interessant. Desalniettemin vraag ik me bij het willen verenigen van groepen met verschillende belangen af of dit meer een theoretische wens is, of dat er een daadwerkelijke mogelijkheid voor is. Immigratie is nu precies zo’n onderwerp waar dit schier onmogelijk lijkt. Zeker sinds de vluchtelingencrisis van 2015. Vanaf dat moment lopen de begrippen oorlogsvluchteling en arbeidsmigrant dwars door elkaar. De tegenstelling is volledig voor migratie of tegen migratie in z’n geheel geworden. De GroenLinks- en SP-achterban zal je daarover niet snel op hetzelfde punt treffen. De SP zelf heeft er al moeite genoeg mee om een lijn te vinden die bevredigend is voor de eigen achterban. Mouffe ziet dat probleem ook.

‘Ja, ik heb niet gezegd dat het makkelijk is. Alleen dat het nodig is om een meerderheid te vormen die het neoliberalisme kan vervangen door een nieuwe hegemonie. Bij Die Linke in Duitsland hebben ze het probleem dat je schetst in de partij zelf. Er zijn twee stromingen die zich beide zien als links populisme. Maar over wat het populisme is, verschillen ze van mening. Er is de groep die van grenzen af wil en het deel dat de migratie wil reguleren.’

Inmiddels heeft deze onenigheid in Die Linke ertoe geleid dat Sahra Wagenknecht als leider moest aftreden. Om maar te bevestigen dat het niet makkelijk is. Daar komt nog bij dat als je in Nederland over de problemen met integratie en migratie spreekt, je door een deel van links wordt aangezien voor een proto-PVV’er.

‘In Frankrijk gebeurt hetzelfde. Dit komt vanuit een soort moralistisch links. Ik word er bijvoorbeeld flink bekritiseerd om het feit dat ik Marine Le Pen niet afkeur en haar een rechts-populist noem. Moralistisch links vindt dat ik haar een fascist moet noemen. Maar ik ben er volledig van overtuigd dat je mensen die op haar stemmen niet overtuigt door haar te demoniseren en te roepen dat ze een fascist is. Integendeel, deze mensen voelen zich betutteld door linkse mensen die hen vertellen wat ze moeten vinden. Mensen stemmen niet op Le Pen omdat ze racistisch, seksistisch of homofoob zijn. Maar omdat ze democratische eisen hebben, die door de sociaaldemocraten genegeerd zijn. Marine Le Pen gebruikt dat en formuleert hun problemen zodanig dat migranten de schuld krijgen. Jean-Luc Mélenchon wordt op zijn beurt bekritiseerd omdat hij actief is tussen de gele hesjes en Marine Le Pen daar ook is. Alsof het protest dan besmet is!’

Chantal Mouffe stelt dat de strategie van links populisme niet gericht moet zijn op een exodus naar romantische, kleinschalige initiatieven. Maar op het engageren van mensen om te bouwen aan een betere wereld vanuit de huidige. En wil je zo het neoliberalisme verslaan, dan heb je inderdaad een meerderheid nodig. Ze heeft denk ik een punt als ze stelt dat je die niet haalt met alleen de mensen die zich herkennen in de identiteit van de traditionele arbeidersklasse. Inderdaad zijn tegenwoordig veel meer groepen in de samenleving geraakt door het neoliberalisme. 

Maar hoe je die mensen met allemaal verschillende belangen achter hetzelfde programma krijgt? Een gemeenschappelijke vijand kan helpen, aldus Mouffe. Volgens haar kun je iets abstracts als neoliberalisme als tegenstander nemen. Volgens mij werkt deze strategie vooral als je een concrete tegenstander uitkiest. Zoals Bernie Sanders en Alexandria Ocasio-Cortez zich in de VS afzetten tegen Jeff Bezos van Amazon en de bazen van Walmart. Dan blijft nog over hoe de verschillende belangen in een politiek plan te verenigen zijn. De Green New Deal van Ocasio-Cortez, hoe weinig omvattend deze nu ook nog is, komt daar uiteindelijk misschien wel het dichtst bij in de buurt. Het zal niet makkelijk zijn, maar Mouffe kan er nog wel eens gelijk in krijgen dat het nodig is.

De strategie van het links populisme

De strategie begint met het formuleren van een tegenstelling in de zin van wij de mensen tegenover zij de oligarchen. Deze benadering van politiek is tegenover­gesteld aan liberale politiek. Daarin heeft democratie als doel om een consensus te bereiken. Die opvatting is vanaf de jaren negentig dominant en heeft ervoor gezorgd dat er vrijwel geen verschillen meer zijn tussen partijen. Daardoor verdween de politieke strijd uit de politiek. Volgens Mouffe zijn er echter altijd zaken in de samenleving waar tegenstellingen over bestaan. Elke samenleving is noodzakelijkerwijs altijd verdeeld. Het doel van democratie is om die verschillende tegenstellingen uit te vechten op een manier die niet tot burgeroorlog leidt. Er moet een strijd tussen tegenstanders kunnen plaatsvinden, maar die moeten elkaar niet zien als vijanden die vernietigd moeten worden.

Het volgende element van links populisme is de koppeling tussen politieke partij en sociale beweging. Voor een links-populistische strategie is alleen een strak georganiseerde traditionele partij niet genoeg. Buiten de partij moet ook gemobiliseerd worden om de macht te vergroten. Een protest zoals de gele hesjes in Frankrijk plan je niet. Maar als het er is, dan moet je klaar staan om het te omarmen en politieke richting te geven.

Een laatste element is het verenigen van de werkers­klasse met groepen uit de middenklasse in een politiek project dat zowel achterstelling op basis van klasse beantwoordt, als oog heeft voor feminisme, antiracisme en ecologie. Zonder daarbij een van de tegenstellingen ondergeschikt te maken aan de andere. Dat is misschien nog wel het moeilijkste en is nergens echt gelukt. Jeremy Corbyn worstelt ermee binnen Labour, Podemos en de Indignados hebben de werkersklasse te weinig betrokken en in Frankrijk heb je los van elkaar een stedelijk protest gehad van hoogopgeleiden met Nuit Debout en het volksprotest van de gele hesjes, die beide ook weer politieke betrokkenheid hebben afgewezen.