‘Er bestaan wel degelijk alternatieven voor de privatiseringspolitiek’

Steeds meer steden en gemeenten draaien de privatisering van publieke dienst­verlening terug. ­Onderzoekster Satoko Kishimoto (Transnational Institute) onderzocht wereldwijd deze remunicipalisering: ‘Publiek eigendom stelt burgers in staat om collectieve keuzes te maken over de diensten die zij willen.’

Tekst: Dries Goedertier en Robrecht Vanderbeeken

Wereldwijd voeren werkers en burgers succesvolle campagnes om gepriva­tiseerde diensten en bedrijven weer in publiek eigendom te krijgen. In 2017 verscheen daarover de studie Reclaiming Public Services. How cities and citizens are turning back privatisation.

De studie biedt een indrukwekkend overzicht van steden en gemeenten die genoeg hadden van de miskleun die privatisering is. Ze besloten de dienstverlening weer volledig zelf te verzorgen. Eerst moesten ze echter de eigendomsrechten en controle terugwinnen. Het is wat men in de studie (waaraan ook vele vakbondsmensen meewerkten) remunicipalisation noemt: iets terug in publieke handen nemen op lokaal niveau. Satoko Kishimoto is de coördinator van het Public Alternative Project van het Transnational Institute en coredacteur van Reclaiming Public Services.

Wat is er zo nieuw aan de fenomenen die jullie bestudeerd hebben?

‘De afgelopen dertig jaar kregen we te horen dat liberalisering en privatisering het antwoord op alles was. Een groter speelveld voor de markt zou meer innovatie, meer investeringen en vooral ook lagere operationele kosten met zich mee­brengen. Na de financiële crisis zagen we dat de druk om te privatiseren zelfs nog toenam. Overheden op alle niveaus kwamen immers onder druk te staan om hun schulden onder controle te krijgen. Schulden die nota bene waren toegenomen doordat overheden zich gedwongen zagen om noodlijdende banken te redden! Er zijn echter hoopvolle signalen. Werkers en burgers beginnen te begrijpen dat privatisering niet leidt tot betere dienstverlening, meer investeringen en betere technolo­gieën. Het neoliberalisme begint gaten te vertonen en verliest zijn geloofwaardigheid. Mensen krijgen gewoon genoeg van alle negatieve ervaringen. Er ontstaan volksbewegingen die meer willen. Ze bouwen publieke alternatieven uit die niet alleen democratischer maar ook efficiënter en doeltreffender zijn in het lenigen van sociale en ecologische noden.’

Foto: Prinwass.org©

Hoe verhoudt remunicipalisering zich tot nationalisering?

‘We hebben behoefte aan nieuwe oplossingen. Het is belangrijk om te beseffen dat die oplossingen al bestaan. Met onze studie hebben we 835 voorbeelden opgetekend van geprivatiseerde diensten die in publieke handen overgingen. In totaal waren daarbij 1.600 steden betrokken, in 45 landen. Al deze gevallen vertonen een sterke binding met het lokale publieke belang en de noden van burgers. Mensen verwachten goed uitgebouwde publieke diensten in de plaatsen waar ze leven en werken. Er is dan ook een groot potentieel voorhanden om mensen te organiseren en mobiliseren rond lokale problemen en noden. Het verklaart waarom zoveel bewegingen ook op het lokale niveau actief zijn rond deze problemen. In het boek bespreken we natuurlijk ook een aantal voorbeelden, van Latijns-Amerikaanse overheden die nationaliseringen doorvoerden om meer mensen toegang tot de dienst­verlening te geven. Nationa­lisering kan echter ook minder nobele doelen dienen.

Over de redding van de banken door de overheid hoef ik het niet meer te hebben. Een ander voorbeeld komt uit Japan, mijn geboorteland. De kern­centrale van Fukushima was in handen van TEPCO, een private onder­neming. Na de ramp ging de Japanse overheid over tot nationalisering. Echter met de bedoeling om de centrale opnieuw te verkopen na de nodige herstel- en saneringswerk­zaamheden. Zo gaat het wel vaker: de lasten gaan naar de overheid, de lusten naar de private sector.’

De studie besteedt veel aandacht aan publiek-private samenwerking (pps). Wat is er problematisch aan pps?

‘Laat mij eerst uitleggen hoe pps juist verschilt van openbare aanbeste­dingen. Door middel van een publieke aanbesteding kan een (lokale) overheid opdracht geven aan een private onderneming om een publieke infrastructuur zoals een school of bejaardenhuis te bouwen. De overheid kan de dienstverlening van die school of zo’n bejaardenhuis dan zelf organiseren.In het geval van pps krijgt de private ‘partner’ echter controle over het volledige proces, van de financiering tot de bouw en uiteindelijk ook over het uitbaten van de dienstverlening.

De negatieve gevolgen voor de bevolking zijn echter substantieel. Voor de bouw van een school zal een overheid bijna altijd geld moeten lenen en dus schuld opbouwen. Dat is ook zo wanneer een overheid beslist om een pps-constructie uit te werken. Maar een pps zal de publieke schatkist echter veel meer kosten dan een klassieke openbare aanbesteding. Dat komt omdat de gangbare interestkosten voor private ondernemingen vele malen hoger liggen. Overheden kunnen lenen voor 1 of 2 procent. Private ondernemingen alleen voor­ 7 of 8 procent. Het betekent dat pps-projecten veel duurder zijn. We betalen daar met zijn allen de prijs voor.’

De voorstanders van pps doen het voorkomen alsof de private sector het kapitaal verschaft, terwijl pps in werkelijkheid altijd een dure publieke uitgave is?

‘Inderdaad. We mogen immers niet vergeten dat de schuld die de private onderneming opbouwt ook door iemand betaald moet worden. Die iemand zijn wij allemaal, via onze belastingen en gebruikersver­goedingen. Bovendien zal een private onder­neming ook nooit zomaar in een pps willen stappen. Private ondernemingen willen uiteraard een winst maken en die winstverwachtingen zijn ingebouwd in de prijs die ze bieden aan de overheden. Dit is nog een bijkomende redenen waarom pps voor een overheid en haar bevolking nooit value for money is. Het is eigenlijk eenvoudig. PPS komt neer op misbruik van publieke middelen voor privaat gewin.

Satoko Kishimoto, foto: Transnational Institute©

En toch maken veel lokale overheden in Europa zich hieraan schuldig. Ook dit heeft alles te maken met de Europese soberheidspolitiek. Volgens de budgettaire regels is het onder bepaalde voorwaarden nog steeds mogelijk voor overheden om een pps van de balansen te houden. In dat geval heeft de jaarlijkse uitgave (de betaling aan de private partner) wel impact op het begrotingsresultaat maar niet op de publieke schuld. In werkelijkheid is die schuld er natuurlijk wel. Het zijn de leningen die de private partner aanging. Maar de overheid in kwestie moet die schuld uiteindelijk wel terugbetalen, tegen hogere rentes. Eigenlijk zou de schuld van de pps altijd gerapporteerd moeten worden. Dat zou de illusie doorprikken dat pps de meest voordelige optie is.’

Zijn er naast sociale en economische redenen ook ecologische motieven verbonden aan municipalisering?

‘We leven in een tijdperk van klimaatcrisis. We moeten dringend werk maken van een duurzame energietransitie. De grote private energie­bedrijven zijn echter niet geëngageerd genoeg. Ze beschikken immers nog over grote fossiele brandstofreserves die ze te gelde willen maken. In landen zoals Denemarken en Duitsland zijn er dan ook veel stedelijke energiebedrijven en energiecoöperatieven die zich richten op de lokale productie en distributie van hernieuwbare energie. Lokale overheden hebben er belang bij dat hun burgers kunnen wonen in een gezonde omgeving en kunnen genieten van hernieuwbare en betaalbare energie.

Door in te zetten op stedelijke energiebedrijven kunnen werkers en burgers opnieuw controle krijgen over hun energievoorzieningen. Het is door deze vormen van energiedemocratie dat energie weer in het teken kan komen te staan van mensen en de draagkracht van de natuur. De ecologische voordelen hebben niet alleen betrekking op energie. Lokale overheden zetten zich in om de afvalberg te verkleinen en het waterverbruik te verminderen. Private afvalbedrijven redeneren anders. Meer afval betekent immers meer winst.

Om dezelfde redenen zijn private waterbedrijven niet geïnteresseerd in het voorkomen van de vervuiling van water. Water zuiveren is immers een zeer winstgevende economische activiteit waar ook heel wat chemi­caliën aan te pas komen.Parijs toont aan dat het anders kan. De stad draaide de privatisering van het waterbedrijf terug. Sindsdien werkt Eau de Paris samen met de boeren van het omliggende platteland om het gebruik van pesticiden te verminderen. Zuiverder water stroomopwaarts van de Seine betekent minder dure zuiveringschemicaliën en dus ook goedkoper drinkwater voor de Parijzenaars. Het toont aan dat sociaal én ecologisch perfect samengaan dankzij het publieke eigendom van nutsvoor­zieningen.’

Wat is eigenlijk het fundamentele verschil tussen de publieke sector en de private sector?

‘De waarden van de publieke sector draaien om universaliteit en betaalbaarheid. Universaliteit betekent dat de dienstverlening toegankelijk moet zijn voor alle inwoners van een stad of land. Private dienstverleners zijn vooral geïnteresseerd in de gebieden waar ze het meeste winst kunnen maken. Betaalbaarheid is de hoeksteen van de sociale missie die de publieke sector uitvoert. In Spanje en het Verenigd Koninkrijk kan 10 tot 20 procent van de gezinnen de energierekening niet betalen. Private nutsbedrijven kunnen gemakkelijker een klant laten vallen als er geen wettelijke beschermingen voorzien zijn.

Energie zou een publiek goed moeten zijn waar iedere burger recht op heeft. Ik zou durven zeggen dat de bescherming van werkers ook een belangrijke publieke waarde is. Goede loon- en arbeidsomstandigheden vertalen zichzelf in kwaliteitsvolle dienst­verlening. Je moet de werkers van de publieke diensten naar waarde schatten. Reddingswerkers, brandweerlieden, politieagenten en verpleegkundigen zijn in Japan ongelooflijk toegewijd aan hun taken. Deze plichtstrouw staat in schril contrast tot het oppor­tunisme van private spelers in pps-constructies. Ze doen er vaak alles aan om geen diensten te moeten leveren in het geval dat uitzonderlijke omstandigheden zich zouden voordoen. Het is daarom ook belangrijk om te kijken wat de afgesloten contracten daarover zeggen. Eigenlijk is het absurd. Een ramp doet zich voor en overheden moeten eerst onderhandelen met de private partner om te zien wie wat moet doen. Dit komt helaas vaker en vaker voor.’

PPS heeft ook een kwalijke reputatie als het aankomt op het afleggen van verantwoording. Op welke manier kunnen stedelijke diensten en bedrijven dat beter doen?

‘PPS-contracten zijn notoir complex. Overheden betalen zich blauw aan advocaten om ze te doorgronden en op te maken. Advocatenkosten vertegenwoordigen gemiddeld wel tien tot twintig procent van het budget. Dat komt ook doordat lokale besturen vaak gerechtelijke stappen moeten zetten om zelfs maar inzage te krijgen in de boekhouding van de private partner.

Een sprekend voorbeeld komt uit Berlijn, waar de lokale raadsleden niet eens het pps-contract mochten inkijken. Het vergde een heus burgerreferendum om dit uiteindelijk mogelijk te maken. Overheden daarentegen zijn gebonden aan transparantie. Publiek eigendom stelt burgers ook in staat om collectieve keuzes te maken over de diensten die zij willen. Ze zijn dus een belangrijke voorwaarde voor economische democratie. De overdracht van privaat eigendom in publieke handen is op zichzelf niet voldoende om corruptie uit te bannen. We hebben ook behoefte aan democratische, transparante beslissingsstructuren die we ter verantwoording kunnen roepen. In Spanje maken politieke burgerplatforms zoals Barcelona En Comu daar volop werk van door werkers en burgers te betrekken bij de organisatie van de dienstverlening. Deze participatie kan alleen maar werken indien er volledige transpa­rantie is over financiële en operationele informatie. Je kan nog een stap verder gaan door sommige zetels in de raden van bestuur te reserveren voor werkers en burgers. Zo creëer je een klimaat van betrokkenheid en machtsdeling waarin corruptie weinig kansen krijgt.’

Tot slot, welke bijdrage kunnen vakbonden leveren in de strijd van de pro-publieke beweging voor democratische, participatieve en doeltreffende publieke diensten?

‘De werkers van de publieke diensten zijn er voor de burger. Het is wat hen drijft en motiveert. Ze maken overigens ook zelf deel uit van de gemeenschappen waaraan ze diensten leveren. Daardoor kunnen ze kijken naar de publieke diensten vanuit het perspectief van werker én gebruiker. Net daarom is de bijdrage van vakbonden uit de publieke sector cruciaal. Vakbonden kunnen grote overwin­ningen boeken als ze de gebruikers betrekken in hun strijd voor betere publieke diensten. De strijd van vakbonden kan zich niet alleen beperken tot goede loon- en arbeidsomstandigheden. Ze moeten ook opkomen voor de niet-werkgerela­teerde belangen van werkende mensen en burgers.

Er zijn veel goede voorbeelden van dit ‘sociaal syndicalisme’ of ‘gemeenschapssyndicalisme’. In Canada, Noorwegen, Italië en Uruguay namen vakbonden het voortouw in de progressieve strijd. In Colombia bieden vakbonden van de publieke waterbedrijven assistentie aan volkswijken die door de staat ‘vergeten’ zijn. Coalities tussen vakbonden en burgers zijn bijzonder krachtig. In Jakarta (Indonesië) en Lagos (Nigeria) slaagden ze erin om de privatisering van de waterbedrijven ongedaan te maken. We hebben behoefte aan meer van dat soort overwinningen. Ze komen in de media en inspireren mensen uit andere steden om hetzelfde te doen. Vakbonden en organisaties zoals Transnational Institute moeten de verhalen vertellen van lokale gemeenschappen die zich inspannen voor betere, meer democratische en universele publieke diensten. Er bestaan wel degelijk alternatieven voor de rampzalige privatiserings­politiek.’ 

Dit interview verscheen oorspronkelijk op 5 april 2018 op apache.be

Dries Goedertier is adviseur voor de studiedienst van de Belgische vakbond ACOD (Algemene Centrale der Openbare Diensten).

Robrecht Vanderbeeken is algemeen secretaris van ACOD Cultuur.