publicatie

Tribune 01/2012 :: Wel of geen euro is nu niet de hoofdzaak

Tribune, januari 2012

Actueel

Campagneposters uit 1997

‘Wel of geen euro is nu niet de hoofdzaak’

Tekst: Rob Janssen

Op 1 januari 2002 werd de euro ingevoerd. Tegen de achtergrond van de huidige crisis roepen velen nu – precies tien jaar later - dat de munt zijn langste tijd heeft gehad. Hoe heeft het zo ver kunnen komen en waar zijn we nu aan toe? ‘2012 wordt hoe dan ook beslissend voor de euro’, zegt SP-senator Tiny Kox die destijds het verzet tegen de invoering van de Europese eenheidsmunt leidde.

Amsterdam, 14 juni 1997. Dertigduizend, misschien wel vijfendertigduizend man demonstreerden tijdens de Eurotop in de hoofdstad. Nederland was in de eerste helft van dat jaar voorzitter van de EU en organiseerde de conferentie die feitelijk ging over de verdere uitwerking en uitbreiding van het Verdrag van Maastricht, dat monetaire integratie met één munt voor de hele EU behelsde. Talloze SP’ers demonstreerden mee destijds. Onder het campagne-motto ‘Euro Nee’ - wees de partij op de ondemocratische en onsociale koers die de EU sinds ‘Maastricht’ meer en meer was gaan varen en waarschuwde voor de groeiende macht van Brussel in geval van een Europese eenheidsmunt, die met name voor de zwakkere EU-landen rampzalige gevolgen zou krijgen. De SP vond daarom dat de beslissing over de invoering van de euro voorgelegd moest worden aan de bevolking. Het verzet groeide; meer dan 50.000 handtekeningen werden opgehaald. Maar het gewenste referendum kwam er niet.

‘Met het verlies van onze gulden verliezen we onze zeggenschap op monetair gebied en alles wat daarmee samenhangt’, zei toen-malig SP-fractievoorzitter Jan Marijnissen. Januari, 2012. Vijftien jaar na de ‘Euro Nee’-campagne en Amsterdamse demonstratie; tien jaar na de invoering van de euro. We weten hoe het sindsdien gelopen is. Waar het verzet destijds voor waarschuwde, is uitgekomen. Wat nu?

Ondanks zijn juiste inschattingen van vijftien jaar geleden waagt toenmalige ‘Euro Nee’- campagneleider en huidig SP-senator Tiny Kox zich niet aan voorspellingen. ‘Het enige wat ik met zekerheid durf te zeggen is dat het jaar 2012 beslissend wordt voor de euro’, aldus Kox. Waarmee is aangegeven dat het voortbestaan van de munt volgens hem geenszins verzekerd is. ‘Het is natuurlijk onzin om te denken dat de euro voor eeuwig zou moeten zijn. Het feit dat de munt ooit is ingevoerd betekent dat je ‘m ook weer kunt afschaffen. Realiseer je echter wel dat de eventuele afschaffing van de euro – evenals de invoering – miljarden zal kosten; enkel daarvoor hoef je het dus niet te doen. Wat er uiteindelijk met de euro gaat gebeuren is afhankelijk van wat de Europese politiek dit jaar gaat doen. Daarbij staat één vraag centraal: lukt het om de euro dusdanig vertrouwenwekkend en veilig te maken, dat het voor speculanten niet langer interessant is om ermee handelen? Met andere woorden: is de politiek eindelijk bereid om de financiële markten aan banden te leggen?’ Ter illustratie een passage uit de Tribune van juli/augustus 2011: ‘Met financiële producten als de ‘credit default swaps’ kun je speculeren op het failliet van de Griekse economie, zonder dat je daar zelf verder belangen hebt. Je kunt het vergelijken met het afsluiten van een brandverzekering op het huis van je buurman, die aan de drugs is, zwaar drinkt en rookt in bed.’

Kox: ‘Belangrijke voorwaarde voor het voortbestaan van de euro en het herstel van de crisis is dat onderkend wordt waar de huidige crisis precies over gaat. Wel, deze crisis gaat niet over staatsschulden van landen, maar over de ongecontroleerde macht van de financiële markten. Als we dat niet onderkennen, dan blijft de hele eurozone de speeltuin van de speculanten. Het is nu aan de politiek om aan die situatie een einde te maken.’

Tiny Kox vindt de vraag of de euro gered wordt of niet niet eens de allerbelangrijkste. ‘Het is maar een munt, een betaalmiddel bij de bakker en de slager. Het feit dat we de euro als munt en de EU als monetaire unie hebben, is op zichzelf helemaal niet zo erg. De kardinale fout is geweest dat munt en unie al werden ingevoerd, terwijl van economische en politieke integratie in de EU nog nauwelijks sprake was. En dáár voelen de meeste mensen nou juist niets voor’, zegt Kox refererend aan het enige moment waarop de Nederlandse bevolking wél iets werd gevraagd over verdere Europese éénwording: het referendum over de Europese Grondwet in 2005.

De euro had volgens Kox dus pas ingevoerd mogen worden als slotakkoord van een brede Europese integratie die over voldoende draagvlak zou beschikken. ‘De hamvraag is uiteindelijk niet of de euro gered wordt of niet. Waar het nu écht om gaat is de bescherming van de economie en de sociale voorzieningen. En dat is moeilijk als ze afhankelijk blijven van de financiële markten.’