publicatie

Tribune 01/2012 :: Masters of the Universe - ratingbureaus onder de loep

Tribune, januari 2012

Ratingbureaus onder de loep

Masters of the Universe

Spanning op de aandelenbeurs in New York: Standard & Poor’s gaat weer wat roepen

Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch: te pas en te onpas verhogen of verlagen ze de kredietwaardigheid van landen, sectoren, bedrijven en producten. Niet zelden met ver­strekkende gevolgen. Vorige maand waarschuwden ze zelfs de complete eurozone, inclusief Nederland. Wat is de macht van de kredietbeoordelaars en wat is hun agenda?

Tekst: Rob Janssen

‘Ik heb niks met complot-theorieën, maar soms krijg ik de indruk dat enkele Amerikaanse kredietbeoordelaars en fonds­managers tegen de eurozone werken.’ Dat zei Rainer Brüderle, fractievoorzitter van de liberale FDP in de Duitse Bondsdag, toen kredietbeoordelaar Standard & Poor’s begin december meldde dat de kredietstatus van 15 eurolanden wel eens verlaagd zou kunnen worden. Zelfs de landen met de hoogste rating, het zogenaamde AAA, zouden die status kwijt kunnen raken en daar hoort ­Nederland ook bij. In tegenstelling tot Brüderle reageert SP-Kamerlid Ewout Irrgang nuchter op de waarschuwing van Standard en Poor’s (S&P): ‘Zo’n bureau mag zeggen wat het wil. We hebben immers vrijheid van meningsuiting.’

Op zich is er reden genoeg om niet wakker te liggen van de inschatting van ratingbureaus (een ander woord voor kredietbeoordelaar) zoals S&P, Moody’s en Fitch. Vaak genoeg zaten ze ernaast, en hoe! Zo hadden ze niet gewaarschuwd voor het echec van de Amerikaanse energiereus Enron, dat de eigen winst kunstmatig opklopte en vervolgens in 2003 failliet ging. Ook hadden ze veel te hoge waarderingen gegeven voor de beruchte Amerikaanse hypotheekpaketten, die niets waard bleken te zijn en het begin van de kredietcrisis inluidden. De daaropvolgende ondergang van VS-zakenbank Lehman Brothers hadden ze evenmin zien aankomen. Hadden ze zitten slapen of handelden ze met bepaalde motieven? In oktober 2008 publiceerde een Amerikaanse onderzoekscommissie interne e-mails van S&P die dat laatste doen vermoeden. In een van die mails schrijft een S&P-collega aan een andere: ‘Hopelijk zijn we allemaal rijk en gepensioneerd als dit kaartenhuis in elkaar zakt.’

Hoewel bij hun conclusies dus vraagtekens te zetten zijn, is de invloed van de ratingbureaus op de financiële wereld enorm. Dat is bijvoorbeeld af te leiden uit de manier waarop er door middel van de zogenaamde Basel-standaarden eisen worden gesteld aan financiële instellingen die met kapitaal de boer op willen. Onder het motto ‘hoe groter het risico, hoe groter de buffer’ moeten zij volgens die internationale eisen over bepaalde reserves beschikken. Bij de inschatting van die risico’s baseren banken en toezichthouders zich doorgaans op het oordeel van ratingbureaus als S&P, Moody’s en Fitch, die zodoende dus onderdeel van het beleid zijn. Wie daar al z’n twijfels over heeft, zal het helemaal discutabel vinden dat de ratingbureaus voor die klus worden betaald door diezelfde banken en instellingen. Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt?

Professor Timothy J. Sinclair van de universiteit van Warwick geldt als dé autoriteit op het gebied van ratingbureaus en kredietwaardigheidsvraagstukken. In zijn boek ‘The new masters of capital’ stelt hij dat marktpartijen en regeringen de kredietbeoordelaars scherp in de gaten houden ‘niet omdat deze bureaus het bij het juiste eind hebben, maar omdat verondersteld wordt dat zij een gezaghebbende bron zijn. Daarmee maken ze de bureaus tot sleutelorganisaties die de toegang tot de kapitaalmarkten controleren.’ Die visie werd ondersteund door William J. Harrington, een voormalig analist van Moody’s die vorig jaar augustus tegenover toezichthouder SEC uit de school klapte. In een lijvig rapport beschreef Harrington onder meer dat Moody’s beoordelingen vaak niet overeenkwamen met de conclusies van de analisten; onder druk van het management zouden ratings verhoogd worden conform de wensen van de klanten. Analisten die daar niet aan meededen werden bestempeld als ‘lastig’, aldus Harrington.

In die samenhang is het interessant hoe de rol van de kredietbeoordelaars zich de afgelopen decennia ontwikkelt. Terwijl in de jaren zeventig de wereldhandel explosief begon te groeien en de globalisering in een steeds hogere versnelling ging, gedijde ook de liberalisering van de financiële markten. Toezicht was er wel en hier en daar werd die ook wel aangepast en gemoderniseerd, maar de nadruk kwam meer en meer te liggen op privaat toezicht. Zelfregulering dus. In dat proces wisten de kredietbeoordelaars een belangrijke positie te verwerven en werden ze een vast onderdeel van het financiële systeem. Een luxe positie bovendien, want feitelijk hoefden ze enkel te verkopen wat de banken wilden horen: groen licht voor risico’s.

‘Liberale krachten hebben het monster van de kredietbeoordelaars zelf gecreëerd’, zegt Irrgang. Iets wat een aartsliberaal als Brüderle in zijn zak kan steken. De kredietbeoordelaars werden in feite de verkenners van het financiële slagveld, de inlichtingendiensten van de wereldeconomie. En hun boodschap aan de generaals luidde maar al te vaak: Go, aanvallen maar! Waarmee de ratingbureaus zoiets als de heersers van het universum waren geworden. Tegen die achtergrond is het moeilijk te begrijpen dat de manier waarop zij tot hun conclusies komen niet bekend is. Zijn het pure wiskundige berekeningen die aan hun oordeel ten grondslag liggen of voeren de kredietbeoordelaars een politieke agenda? Rainer Brüderle zal dat laatste vermoeden. Feit is dat de methodiek van de ratingbureaus niet openbaar gemaakt wordt.

Begin 2008 kaartte Ewout Irrgang de dubieuze rol van de kredietbeoordelaars aan bij toenmalig minister van financiën Wouter Bos. Deze stelde toen, dat de eigen gedragscode van de ratingbureaus in orde was en dat strenger toezicht er alleen maar toe zou leiden dat investeerders blindelings vertrouwen zouden gaan krijgen in de kredietbeoordelaars. Waarop de SP-fractie schamperde dat dat hetzelfde is als tegen bouwvakkers zeggen dat ze geen helm meer hoeven te dragen omdat ze dan op de bouwplaats beter opletten waar ze lopen. Irrgang voelt zich anno 2012 dan ook alleen maar gesterkt in zijn opvatting. ‘Het is noodzakelijk dat in de regels voor het financiële toezicht over verplichte buffers van banken alle verwijzingen naar beoordelingen door ratingbureaus geschrapt worden. Kredietbeoordelaars zijn niet onafhankelijk en het is gebleken dat banken vaak over te weinig reservekapitaal beschikken om risicovolle leningen te verstrekken.’ Het huidige (Europese) toezicht, evenals de zelfregulering door de kredietbeoordelaars is volgens Irrgang namelijk volstrekt ontoereikend. Een andere wens van de SP is een Europees ratingsinstituut dat zelf ratings kan maken en bovendien openheid verschaft over de methodiek waarop het tot zijn aannames komt. Op die manier kan er iets tegenover de Amerikaanse rating-dominantie gesteld worden en kan er eigen knowhow op dit gebied ontwikkeld worden.

Blijft de vraag waarom S&P vlak voor de eurotop in december met genoemde waarschuwing kwam. Immers; in tegenstelling tot banken en andere financiële instellingen betalen landen niet voor een oordeel van een kredietbeoordelaar. Wie er dan op dat ongevraagde advies uit de VS zat te wachten blijft onduidelijk. Sommigen beweren dat S&P na genoemde eerdere blunders nu even de strenge schoolmeester wilde uithangen. Anderen houden vol dat het S&P puur om de publiciteit ging, of dat het bureau de nieuwe ratings van eurolanden weer nodig had om tal van banken en bedrijven te beoordelen. En is het ondenkbaar, dat S&P de vijftien eurolanden wilde aanzetten tot het doorvoeren van (nog meer) bezuinigingen? Hun klanten, de banken dus, zouden daar immers bij gebaat zijn, omdat zij aan de eurolanden massaal geld geleend hebben dat ze graag weer terug willen hebben. En banken denken dat als een land bezuinigt, de kans daarop groter is.

Maar waarom zouden S&P, Moody’s en Fitch wakker liggen van zulke bespiegelingen? Zij zijn nou eenmaal de Masters of the Universe. Onaantastbaar, onmisbaar.

Hoge rating? Lage rente!

Kredietbeoordelaars – rating agencies – beoordelen de kredietwaardigheid van bedrijven, landen en (financiële) producten. Met het ‘keurmerk’ dat ze daarbij geven wordt aangegeven in hoeverre verwacht kan worden dat geleend geld weer terugbetaald wordt. Een zogenaamde AAA-status, of: triple A, staat voor zeer betrouwbaar en heeft een lagere rente tot gevolg dan wanneer een lagere status wordt gegeven. Standard & Poor’s (VS), Moody’s (VS) en Fitch (VS, GB) hebben meer dan 90 procent van de markt in handen. Daarbuiten speelt alleen het Chinese ratingbureau Dagong een kleine rol van betekenis.Betaald worden de ratingbureaus door financiële instellingen, banken en bedrijven die investeerders en beleggers willen aantrekken.