publicatie

Tribune 11/2007 :: Dollarcrisis in zicht

Tribune, december 2007

Reportage

Leven om te kienen

Bingo

Tekst Natasha Gerson Fotos David Hurn / Dolph Cantrijn

Bestaat er iets onschuldigers dan bingo? Brave burgers die nummertjes wegstrepen in een boekje en daarmee een leuk prijsje kunnen winnen: de bijna spreekwoordelijk geworden ‘pot gesuikerde augurke’ van Koot en Bie. Iedereen kent het van de camping, sportclub of bejaardensoos. Maar het kan ook big business zijn. Met een nieuwe Wet op de Kansspelen in het verschiet is de vraag of commerciële bingo gelegaliseerd, gedoogd of verboden zou moeten worden actueel. Een kijkje in de schimmige wereld van semi-legale bingohallen. “Officieel bestaan er geen bingoverslaafden.”

Elke middelgrote stad kent wel een paar bingoplekken. Partycentra, kantines van sportverenigingen en buurthuizen die ruimtes verhuren aan verenigingen zijn de aangewezen plekken. Het gaat er soms behoorlijk commercieel aan toe, zelfs in buurthuizen worden geldprijzen weggegeven en wordt winst gemaakt.

Volgens de wet kansspelen mag bingo ‘incidenteel’ georganiseerd worden door elke vereniging die langer dan drie jaar bestaat. Een vergunning is niet nodig, maar de bingo moet wel worden aangemeld bij de gemeente. Per spelronde mag het prijzengeld officieel niet hoger zijn dan 350 euro, per bijeenkomst mag het totale prijzengeld de 1.400 euro niet overstijgen.

Maar wat als je onder de vlag van verschillende bingoverenigingen in een partycentrum drie, vijf, of zelfs zeven ‘incidentele bijeenkomsten’ op een dag organiseert, met een half uur ertussen? Daar kraait doorgaans geen haan naar. Ook met de hoogte van het prijzengeld valt op allerlei manieren de hand te lichten. Door een jackpotformule, bijvoorbeeld. Een nieuwe Wet op de Kansspelen is al talloze malen uitgesteld en door de opeenvolgende rommelkabinetten nog altijd niet getekend. In de tussentijd wordt, naar goed Nederlands model, commerciële bingo in de meeste plaatsen gedoogd.

Liever geen pottenkijkers

Het typische bingolokaal. Een ruimte die qua inrichting doet denken aan een stationsrestauratie in de vroege jaren tachtig, maar dan wat groter. Tafels dicht op elkaar, met aan de lange kant mensen. Vooral middelbare vrouwen, in rijen aaneen. Soms met een plastic boeketje of kleedjes op de tafels, zoals in de vrij gezellig ogende bingohal aan het Amsterdamse Marnixplantsoen; meestal uitgesproken kaal. In de bar, meestal los van de zaal, wordt zonder uitzondering zachtjes gepraat. Als iemand hardop lacht wordt er verstoord opgekeken en gaat de hand naar de mond. De nummers worden monotoon opgelezen. De spelers strepen of stempelen geconcentreerd de nummers weg, de meeste hebben meerdere kaarten voor zich liggen. Vijf kaarten schijnt het gemiddelde maximum te zijn dat je tegelijkertijd kunt spelen, zonder het overzicht kwijt te raken. Een onbekende die het etablissement betreedt, valt onmiddellijk op. De spelers kijken even op, om zich al snel weer over de nummertjes te buigen.

Bingohallen zijn niet happig op aandacht. Pottenkijkers willen ze niet hebben, publiciteit al helemaal niet. John Swinkels, uitbater van Partycentrum The Best in de Amsterdamse Nieuwezijds Armsteeg, heeft er wel wat ervaring mee. “Maar het leverde niks op, ja gezeur.” De spelers willen niet in hun privacy geschonden worden. “Lieten we filmen, klaagden mensen dat ze herkend waren door familie.” Dus of ik maar weer op wil donderen. The Best is alleen voor leden. En, voorspelt hij (naar later zal blijken correct), ik kan het overal wel vergeten.

Maar hij heeft er toch zelf ook een belang bij het standpunt van de bingohallen te verwoorden? In het kader van eventuele legalisatie? “Waarom? Misschien wordt het legaal, prima. Misschien blijft het zo. Nog beter. Misschien houdt het op. Jammer. Daar kunnen wij toch niks aan veranderen. Doei!”

Als ik buiten nog even blijf staan en aanstalten maak om een gesprek te beginnen met een Surinaamse bezoeker die buiten op een kennis staat te wachten, komt Swinkels naar buiten gestormd. “Ik zei wég. En zet je microfoontje uit!” Huh? Microfoontje? “Ja, ik ken jullie trucjes!” Als Swinkels weer naar binnen loopt, zegt de bezoeker op troostende toon: “Hij is echt een raar mannetje, altijd dangra, isabi, hij ziet spoken. Zo worden de mensen als er te veel geld door hun handen gaat.” Na een ongeduldig handgebaar van de baas vanaf de andere kant van de glazen deur, loopt hij schaterend naar binnen.

Gratis busreisjes naar grootschalige bingohallen

Sommige plaatsen hebben commerciële bingo met een plaatselijke verordening helemaal verboden, bijvoorbeeld enkele zuidelijke gemeentes en Rotterdam. Maar ‘bingoverenigingen’ zijn niet voor één gat te vangen. Een tijd organiseerden ze gratis busreisjes naar plaatsen waar het nog wel mogelijk was om grootschalig bingo te spelen. Bijvoorbeeld naar Amsterdam, waar vier weliswaar officieel illegale, maar gedoogde bingohallen dagelijks geopend zijn. Op de lokale zender AT5 wordt met enige regelmaat geadverteerd met prijzenpotten van enkele duizenden euro’s. Met het binnenhalen van bingospelers uit andere plaatsen gingen de bingo-exploitanten echter te ver, vond de gemeente Amsterdam na klachten van omwonenden over geluidsoverlast en gassende touringcars. Dat moest afgelopen zijn, anders werd er over de hele linie ingegrepen. Burgemeester Cohen, meester in het weghalen van angels, kondigde aan dat hij ‘het Van Traa-team erop zou zetten’. Dat klonk krachtdadig en hield in concreto één onderhandelaar en twee fiscalisten in. Eén hal moest weg, dat met die bussen moest afgelopen zijn en er moest vooral eens belasting betaald worden – iets wat men al sedert tien jaar probeerde te bewerkstelligen. Dat gebeurt nu, via het unieke Nederlandse grijze systeem waarmee ook de rest van de semi-legaliteit (coffeeshops, smartshops en koppelbazen) afdraagt: de facto boetes voor het niet-afdragen. Er komt een minimale boekhouding aan te pas. Winsten worden door de belastingdienst geschat, als boete in rekening gebracht, men protesteert, er volgt enige koehandel en het bedrag wordt verlaagd en (soms cash) betaald. Sindsdien is het weer rustig op het bingofront.

De bingohallen mogen nu dan wel een vorm van belasting betalen, ze zijn niet op alle fronten gebaat bij legalisering. Want over de winsten wordt nog steeds geen kansspelbelasting betaald, en dat is gunstig voor de bezoekers. Niet in de laatste plaats omdat winsten allerlei andere diensten niet snel ter ore komen, zoals uitkeringsinstanties.

“Het casino is toch ook legaal”

Drs. Arjen Leerkes, socioloog aan de UVA, verrichtte in opdracht van de Politie Amsterdam-Amstelland enkele jaren geleden onderzoek in bingohallen. Hij schreef het rapport Bingo?Uitgekiend!, waarvoor hij ook in The Best onderzoek deed. Hij is voorstander van legalisering van ‘bingo buiten verenigingsverband’. “Waarom niet? Ik ben geen grote gokfan, maar dat soort vormen van bingo helemaal verbieden of in het semi-legale houden, vind ik uitgesproken bevoogdend naar armere bevolkingsgroepen. Vooral vrouwen. Je kunt ook naar het casino. Waarom is dat wel legaal? De overheid exploiteert zelf casino’s, die worden ook gepromoot als ‘leuk uitgaan’. De meeste bingospelers voelen zich in het casino minder thuis, het is historisch toch een wat ander publiek. Geen goed idee ook, want de stap naar ander gokken wordt kleiner. Waarom zou je de bingohal dan sluiten? De Sponsorloterij doet ook aan bingo, heeft zelfs plannen om er met een speciale bingobus op uit te trekken. Dat gaat ook om flinke prijzen en er is ook nog een goed doel aan verbonden. Natuurlijk moet je blijven nadenken over een maximum prijzengeld. Maar als je het legaliseert, kan je ook beter toezicht houden op uitwassen.”

Nou kwamen de ondernemers niet echt open en legaliteitsminnend op mij over, vertel ik hem. Is het niet gewoon penose? “Semi-legaliteit kan ongetwijfeld een bepaald soort ondernemers aantrekken, maar er zit waarschijnlijk meer onderwereld in het vastgoed”, stelt Leerkes. Maar hoe zit het dan met de verslavingsproblematiek? Drs. Leerkes: “Er bestaan officieel geen bingoverslaafden. Er heeft zich nog nooit iemand bij een instantie gemeld met de woorden: ‘Help me, ik ben verslaafd aan bingo’.”

Wie stuurt eenzame vrouwen naar de verslavingszorg?

Clark Accord schreef een roman, BINGO!, over een (zenuwslopende) dag uit het leven van een bingospeelster en haar dochter. Accord: “Ik heb nooit bingo-probleemspecialist willen worden. Ik hoef als schrijver niet per se op de barricades. Ook wil ik liever niet weer van angstige mensen in mijn gezicht krijgen dat ik de vuile was van een gemeenschap buitenhang. Maar ja, voor het boek heb ik toch research gedaan en vooral nu het boek uit is, blijf ik maar verhalen horen. Dat trek ik me aan.

Wat ik denk: niemand gaat zich uit zichzelf bij een instantie melden ‘ik ben bingoverslaafd’, nee. Want zelfs als ze dat al onder ogen kunnen zien – en dat is meestal niet zo – zouden ze waarschijnlijk nog de weg ernaartoe niet weten te vinden.”

Leerkes: “Als dat een volledige verklaring zou geven, zouden er sowieso geen mensen zijn die zich bij de hulpverlening melden vanwege een gokprobleem. Maar die zijn er wel. Ze spelen alleen andere kansspelen en het zijn meestal mannen.”

Is dat laatste dan niet de verklaring? Mannen komen ook niet uit zichzelf naar de hulpverlening, die worden daar door hun partner of de reclassering naartoe gesleept als ze door hun problemen hun relatie verpesten of met justitie in aanraking komen.

Wie stuurt eenzame vrouwen naar de verslavingszorg? Worden ze gearresteerd voor de wijze waarop ze hun verslavingen bekostigen? Het is allemaal versluierd in langzaam voortschrijdende ellende die de statistieken blijkbaar niet haalt, is juist de boodschap van Accord. “Vraag niet de Jellinek-kliniek, maar vraag de vrijwilligers van de voedselbank eens wat ze van die bingo vinden, of de voogden van de Kinderbescherming.” Dat nader, langduriger onderzoek bij bijvoorbeeld de schuldhulpverlening of Jeugdzorg een vollediger beeld zal opleveren, beaamt Leerkes. Maar totdat er zulk onderzoek gedaan is, verschillen hij en Accord over de schaal, omvang en ernst van het probleem.

Gokschulden als opmaat voor familiedrama

Dat het de vader was die dronken het huis in brand gestoken had, herinneren velen zich nog wel aan het familiedrama in Roermond waarbij in 2002 zes kinderen omkwamen. Dat de opmaat tot het drama ook lag in de gokschulden van de moeder werd hier en daar vermeld, maar is alweer nagenoeg vergeten. Wat voor gokschulden? Moeder Francien S. liet bijna dagelijks haar kinderen thuis aan hun lot over en bleek al veertigduizend euro te hebben weggebingood, terwijl vader Peter overuren draaide bij de gemeentereiniging om de geldzorgen de baas te worden en daarnaast nog eens trachtte zijn kinderen te verzorgen.

“Hij had gewoon een strontleven bij haar, ze leeft alleen om te kienen”, vertelde daags na de tragedie nota bene een zus van de moeder aan het Limburgs Dagblad. Nu was er natuurlijk veel meer mis in dit gezin. Maar toch. Veertigduizend euro is toch een bedrag om even bij stil te staan. Zeker wanneer je ervan uitgaat dat ze met al dat gekien toch ook af en toe eens iets gewonnen moet hebben, is het bedrag wel een indicatie voor de enorme hoeveelheid tijd alleen al die ze in de kienhal moet hebben doorgebracht. Leven om te kienen? Was Francien een bizarre uitzondering in al die hallen en partycentra die dagelijks gevuld zijn met bingospelers?

“Ja”, zegt Arjen Leerkes. De, volgens hem, zeldzame problematische (overmatige) bingospelers, die bijvoorbeeld in de schuldhulpverlening terechtkomen zijn vaak mateloos op allerlei fronten en hebben niet alleen met bingo hun leven verziekt. Ook de fruitautomaat en de krasloten eisen bijvoorbeeld hun tol. Ze zijn daarom in elk geval wetenschappelijk niet eenvoudigweg te typeren als ‘bingoverslaafden’. Voor de grootste groep vaste bingospelers, landelijk enige tienduizenden mensen, blijft het toch letterlijk tijdverdrijf. Nog eens de deur uitkomen en al wegstrepend dromen van de Grote Pot, een levensstijl. Leerkes spreekt liever van bingogewenning dan van bingoverslaving. Hoe leeg het ook gevonden mag worden, het heeft volgens Leerkes wel een sociale functie, vooral voor vrouwen. “Ze moeten ernaartoe. Ze spreken nog eens iemand.” Dingen kunnen een sociale functie hebben, zonder dat het op buitenstaanders bijster gezellig overkomt. Het is iets voor huisvrouwen. In de zuidelijke provincies en op het platteland vooral ‘volkse dames’, in de Randstad ook veel Surinaamse en Antilliaanse vrouwen.

“Nee, Francien S. was geen uitzondering,” zegt Clark Accord, “en die toegevoegde waarde van ‘de deur uitgaan’ zie ik niet. Van elf uur ‘s ochtends tot elf uur ‘s avonds dagelijks bij de bingo zitten is geen ‘uitje’ meer. Natuurlijk zijn er genoeg spelers die het wel onder controle hebben, die al decennia één keer per week een kaartje spelen. Maar dat zijn ook degenen die je vertellen wat ze om zich heen zien: dat verslaving wel degelijk een groot probleem is. Ik merkte het oorspronkelijk op in de Surinaamse gemeenschap, maar toen ik me er voor het boek in verdiepte zag ik ook de Nederlanders – zoals in het Roermondse familiedrama. Sinds het boek uit is, komen de verhalen helemaal van alle kanten op me af, uit alle lagen van de bevolking. Hoor je weer van iemand: ‘Ja, ik was ook zo’n kind, mijn broertje en ik, mijn zusjes en ik, we hebben onszelf opgevoed.’ Het zijn altijd dezelfde verhalen.”

Nog één keer, nog even, nu even…

Arjen Leerkes noemt de overgang van gewenning naar verslaving een glijdende schaal, Accord zet die beeldend uiteen: “Het gaat vooral om mensen die lange tijd gewend zijn geweest om van een uitkering te leven. Nooit gewerkt, of alleen sporadisch, voor kleine loontjes. Maar waar de laatste jaren eisen aan worden gesteld. Ze worden op alle fronten gekortwiekt en steeds meer voorzieningen vallen weg. Het leven wordt voor hen dus duurder en duurder, met steeds minder vangnetten. Die mensen gaan eerst naar de bingo voor afleiding. Maar die adrenalinekick, de kans op geld, makkelijk geld, geld zonder rompslomp, die wordt steeds belangrijker. Dat krijgt ze in hun macht. ‘Nog één keer, nog even, nu even...’ Met als gevolg dat hun kinderen het zelf maar uit moeten zoeken, in de troep zitten, geen geld hebben, via anderen moeten komen aan wat ze nodig hebben. Dat kan leiden, nee, dat leidt absoluut tot afhankelijkheid van de verkeerde personen, tot misbruik. Kijk, men heeft constant de mond vol over Marokkaanse jeugd, die geen sturing van thuis mee zou krijgen, omdat hun moeders buiten de maatschappij zouden staan en het allemaal niet zouden begrijpen. Nederlandse en Surinaamse moeders, daar geldt dat in principe niet voor. Die zijn geëmancipeerd, vrij. Dus, denkt men, is er wat dat betreft geen probleem. Maar als ze er eenvoudigweg niet zijn? Niet voor even, maar jaren, de hele jeugd van hun kinderen lang? Dat worden later ook problematische mensen, hoor.”

De omgeving, familie, weet vaak lang te redderen en te bedekken. Er gaan leerkrachten dagelijks met twintig boterhammen van huis, omdat er anders kinderen hongerig in de klas zitten: ze hebben niks bij zich, er is thuis niks, want die moeders zijn weg. Naar de bingo.

Leerkes somt enkele criteria voor verslaving op uit de South Oak Gambling Screen (SOGS), waarmee hulpverleners kansspelverslaving ‘meten’. “Zeg je ja op meer dan vijf van de elf items, dan ben je gokverslaafd. ‘Voel je je schuldig over gokken. Ben je geneigd om verloren geld terug te winnen. Heb je vaker gegokt dan je je had voorgenomen.’ Dat soort vragen.”

“Ja, maar het gáát dus niet alleen om henzelf, maar vooral om hun gezinnen. Die hebben niks te kiezen en hebben er niks aan of de verslaafde zich wel of niet schuldig voelt, of schaamt”, zegt Accord. “Maar rechercheurs van de Sociale Dienst sluipen tegenwoordig wel rond in de bingohal, om te kijken wie er wint, om terug te kunnen vangen. Als het zo’n zeldzaam probleem was, was dát toch ook niet zo? Sociaal wérkers zie je er niet.” Dat is waar Accord voor pleit. “Inderdaad niet voor sluiten en verbieden, want dan verplaatst zich alles alleen maar verder uit het zicht. Maar ook niet voor legaliseren en verder doen alsof je neus bloedt. Dus voor sociale toezichthouders, die er zijn om mensen aan te spreken waarvan het duidelijk is dat ze aan het afzakken zijn: ‘Zeg, waar ben je nou mee bezig?’ Die mensen die voor zeventig euro aan kaarten voor zich hebben liggen, naast het stapeltje met dwangbevelen. Ja, die heb je! De dingen die je hoort... Mensen die uren alleen maar zitten daar, hopend op een kennis die ze een kaart wil geven. Iemand die wint en prompt belaagd wordt door anderen die nog geld terug willen. Mensen die zich op het toilet met magische zalfjes insmeren om de winnende nummers aan te trekken.”

Iemand kan zich ook online helemaal suf gokken, zonder zich zelfs maar aan te hoeven kleden

Ja, Accord moest om sommige dingen ook echt wel lachen. “Maar mannen die rond bingohuizen hangen en bingoboekjes kopen om vrouwen te paaien, om zo op een goedkope manier aan hun gerief te komen, dat is niet leuk meer. Het menselijk aspect is weggepoetst in het beleid van geld vangen en rustig houden. Als het probleem van bingoverslaafden zo marginaal is en er maar weinig mensen werkelijk door aan de grond raken, dan zouden die toch zo bonafide exploitanten toch geen probleem moeten hebben met sociaal toezicht op verslavingsgevallen”, betoogt hij. “Sterker nog, dan zouden die dat toejuichen of zelf het initiatief nemen. Maar dat is niet zo. Ze weten, ondanks al hun gescherm met gezelligheid, dondersgoed hoe het wél zit en houden de deur potdicht.”

Leerkes: “Uiteindelijk zullen dingen op Europees niveau geregeld gaan worden. Dan zal er toch gekeken worden naar landen als Engeland, waar de bingohal niet meer weg te denken is als onderdeel van het leven. En dat het nu zo is dat iemand met een creditcard zich online helemaal suf kan gokken, zonder dat iemand het ziet. Zonder dat men zich ‘s ochtends zelfs maar hoeft aan te kleden.” Accord: “Je kunt van alles zeggen: die spelers halen het zichzelf op de hals, of anders vluchten ze wel in iets anders, of ‘als ze dat nou gezellig vinden’. Maar hoe je het ook wendt of keert, vooralsnog bouwt een of andere vent wel weer een villa in Marbella van kinderbijslag die aan warme maaltijden had moeten worden besteed.” •

Arjen Leerkes promoveert op 18 december op het onderwerp illegaal verblijf en veiligheid in Nederland.

Het boek BINGO! (uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar) wordt momenteel bewerkt tot musical.

Opnieuw klinkt de ringtone van het mobieltje van de jonge vrouw boven het rumoerige gekakel uit. Ze zakt onderuit en strekt haar benen. Met haar ogen op het spel gericht tast ze wederom in de zak van haar jeans. Met een verveelde uitdrukking op haar gezicht werpt ze een vluchtige blik op het scherm. In plaats van het gesprek te beantwoorden, verbreekt ze boos de verbinding. “Nummertje 32!” Vlug vinkt ze het getal af op een van haar kaarten, die inmiddels in een zee van blauw is veranderd. Dan gaat de telefoon opnieuw. Ze klemt het toestel tussen haar oor en schouder, gaat verzitten en steekt opnieuw een sigaret op. Het schijnsel van de vlam uit haar aansteker speelt over de huid van haar gezicht. “Ja wat is er?” Ze klinkt ongeduldig. “Hoezo kun je het geld niet vinden? Heb je wel goed gekeken?” Ze verzuimt niet haar kaarten in de gaten te houden. “Dan heb je met je neus gekeken. (…) Luister. Kijkt wat je doet. Ga naar de snackbar op de hoek. Nee, niet die. De Egyptenaar verderop. Ik heb daar een rekening. Vraag naar Achmed. Zeg dat Briljante je heeft gestuurd. Dat ik eind van de maand kom betalen. (…) Wat? Je durft niet? Nou dan eten jullie toch niet? Doei!”

Uit: BINGO!

Inhoud