publicatie

Tribune 10/98: ...en de boer, hij mag niet langer voortploegen

Steeds meer agrariërs betalen de tol voor een kortzichtig landbouwbeleid

Gij zult groeien is al tientallen jaren het belangrijkste gebod in de landbouw. Er moet meer geproduceerd worden met minder mensen op grotere bedrijven. Inmiddels is daarbij echter een kritisch punt bereikt. Na de sanering van de verouderde bedrijven zijn nu de goed geleide, moderne gezinsbedrijven aan de beurt om vermalen te worden door de wetten van de markt en de overheid. Armoede en bedrijfsbeëindiging bedreigen steeds meer boeren - en daarmee ook de leefbaarheid op het platteland.

...en de boer, hij mag niet langer voortploegen

"De tweedeling en de armoede op het platteland groeien," meldt boerin Riky Schut uit het Noord-Limburgse Lottum met stelligheid. Schut is secretaris van de Werkgroep Landbouw en Armoede, die begin dit jaar is opgericht als reactie op de toenemende verschillen tussen rijk en arm in de agrarische sector. "Elke dag stoppen er tien tot vijftien gezinsbedrijven. Geen opvolger geven ze dan vaak op als reden. Maar waarom is er geen opvolger? Omdat er geen perspectief is. Bijna iedere boer voelt dat." Volgens Schut betalen we nu de tol voor het kortzichtige landbouwbeleid, dat nooit gericht is geweest op het behoud van het platteland en de gezinsbedrijven. "Dat verwijt ik de politiek, maar ook de boerenorganisaties. Die hebben zich altijd gericht op de blijvers. Groter, groter, groter, daar ging het om en daar gaat het nog steeds om. Hier in de buurt had je een aantal jaren terug vijftig champignonkwekerijen. Nu zijn er nog drie heel grote over. De rest is kapot gemaakt."

"De landbouwpolitiek van nooit meer honger is compleet naar de andere kant doorgeslagen"

"De boel is aardig uit de hand gelopen," constateert ook SP-Kamerlid Remi Poppe, die landbouw in zijn portefeuille heeft. "Nooit meer honger was het devies van de naoorlogse landbouwpolitiek. Er moest meer voedsel geproduceerd worden en daarvoor was schaalvergroting nodig. Een tijdlang was dat heel begrijpelijk, maar in de jaren zeventig, tachtig is het compleet doorgeslagen. We zien nu de alarmerende gevolgen: een groot mestprobleem, verdwijnende kleinschalige landschappen, aantasting van de sociale samenhang op het platteland en steeds grotere aanslagen op het dierenwelzijn. Dat alles leidt tot productie-overschotten, waardoor de prijzen dalen en er dus nóg meer schaalvergroting moet plaatsvinden om een redelijk inkomen te halen. Zo is een neerwaartse spiraal ontstaan."

"Vaak ontstaat er ruzie, omdat de omgeving vindt dat je gefaald hebt"

Groter groeien als je kunt en als de bank meewerkt, luidt dus het devies, of anders stoppen. Dat laatste is voor veel boeren echter een verschrikking die ze ten koste van alles willen voorkomen. Tonny Verrijt, coördinator van de Zelforganisatie Bedrijfsbeëindigers in de agrarische sector (ZOB), weet uit ervaring in welk diep dal je dan terechtkomt. "In 1974 namen we de kuikenmesterij over van de ouders van mijn man. Het ging bergafwaarts toen we een aantal keren achter elkaar de kuikens verloren aan een mysterieuze ziekte. Jan werd zwaar overspannen en op een gegeven moment vroegen we ons af: Wat is de waarde van het leven? Kun je je kinderen en jezelf deze spanning nog langer aandoen? We hebben alles geprobeerd om het te rekken, maar uiteindelijk moesten we wel stoppen. Ik weet nog hoe we met meer dan duizend kilo lood in de schoenen naar Jan z'n ouders gingen om het te vertellen. Jan z'n vader had het bedrijf letterlijk met bloed, zweet en tranen opgebouwd. Zijn reactie was: Ik weet dat jullie geknokt hebben. Het is goed. Dat was geweldig. Maar al te vaak zie je dat er wél ruzie ontstaat, omdat de omgeving vindt dat je gefaald hebt en dat het familiebezit verkwanseld wordt."

De eerste ZOB is in 1988 ontstaan in Brabant uit een gespreksgroep van boeren die de ellende van een bedrijfsbeëindiging aan den lijve ondervonden hadden. Inmiddels zijn er ook in andere delen van het land ZOB's actief. De organisaties bestaan uit vrijwilligers die hun eigen ervaringen gebruiken om lotgenoten te helpen. Verrijt: "Er rust onder boeren een groot taboe op bedrijfsbeëindiging. Ze praten er niet over en ook de omgeving weet zich vaak geen houding te geven. Vergelijk het maar met iemand die te horen gekregen heeft dat hij kanker heeft. Hoe benader je die? Natuurlijk zijn er legio hulp- en dienstverleners waarop bedrijfsbeëindigers een beroep kunnen doen. Maar dat zijn geen ervaringsdeskundigen. En juist die weten precies wat de ander doormaakt. Met één gebaar of één opmerking kunnen ze een gevoel van herkenning geven, laten merken dat je er niet alléén voorstaat. Dat is zó belangrijk. Hulp bestaat vaak uit hele kleine dingen."

Veel varkenshouders in de "pestgebieden" staan op het randje, of vallen eraf

Harde klappen vallen momenteel in de glastuinbouw en de varkenshouderij. Onder de kleinere gezinsbedrijven en zeker in de "pestgebieden" staan veel varkenshouders op het randje. De prijzen zullen voorlopig nog laag blijven en op 1 september moesten de boeren hun varkensstapel met 10 procent inkrimpen. In de nasleep van de varkenspestepidemie kwam de politiek eind vorig jaar met een herstructureringswet die onder andere bepaalde dat het aantal varkens in Nederland met twee keer 10 procent teruggebracht moet worden. Ondersteund door accountantsberekeningen lieten de boeren weten dat de wet de kop zal kosten van zo'n 10.000 bedrijven, meer dan de helft van het totaal. Tonny Verrijt: "Er had echt een bodem in de wet aangebracht moeten worden voor de gezinsbedrijven. Nu moeten die ook 20 procent van hun varkens weg doen. Dat lukt in veel gevallen niet."

In de Kamer stemde de SP-fractie tegen de herstructurering. Poppe: "Wij zeggen al jaren dat er veel te veel varkens zijn in Nederland en dat inkrimping van de sector hard nodig is. Maar de wet is verkeerd omdat hij geen rekening houdt met de verschillen tussen gezinsbedrijven en grote varkenshouderijen. Kleine bedrijven moeten nu naar verhouding evenveel inleveren. Veel daarvan vallen van het randje af, waarna de grote varkenshouders de rechten opkopen." Als alternatief voor de wet stelde de SP-fractie een "progressieve korting" voor. Daarbij leveren de grote bedrijven verhoudingsgewijs meer varkens in en worden de kleine ontzien. Poppe: "De herstructurering die nu plaatsvindt is een koude sanering, die leidt tot verdere schaalvergroting en tweedeling."

Ingrijpen is wel degelijk nodig, alhoewel grote bedrijven dat zullen ontkennen

Tonny Verrijt heeft er wel degelijk begrip voor dat de overheid fors ingrijpt. "Als je een stal liet bouwen had je eind jaren '60, begin jaren '70 genoeg aan één briefje of telefoontje om je te mogen vestigen als varkenshouder. Dat is toen ook op heel grote schaal gebeurd. En vervolgens hebben de politiek, de boeren en de standsorganisaties veel te lang alle signalen genegeerd dat het misliep met het milieu. Men heeft veel te defensief gereageerd en de problemen heel lang ontkend. Maatregelen konden tegengehouden worden door de macht van de standsorganisaties en door de minister van Landbouw, die altijd "één van ons" was. Nu moet alles daardoor in een stroomversnelling gebeuren. We zijn nog steeds bezig een achterstand in te halen."

Uit een boerinnenmond is een dergelijke analyse een verrassend geluid. Hoe zien de andere boeren dat? Verrijt: "De grote bedrijven zullen het ontkennen en ook veel gezinsbedrijven voelen zich aangevallen, gepakt. Het 's natuurlijk ook moeilijk om aan nieuwe eisen te voldoen, als je maar net het hoofd boven water kunt houden. Maar in hun hart weten de meeste boeren wel dat het nodig is."

Ook Riky Schut pleit voor ingrijpen van de overheid. "Wat hebben we aan lage prijzen en bergen overschotten, die ook geld kosten? We moeten naar een systeem waarbij de productie beheerst wordt en waarbij de prijzen de kosten dekken. Dat is het beste voor de gezinsbedrijven en dus voor het platteland. Dorpen met maar enkele heel grote boerenbedrijven worden in sociaal en maatschappelijk opzicht arme dorpen. Productiebeheersing is ook het beste voor het milieu en de dieren. Nu word je gedwongen een lage prijs te compenseren door meer productie. Dat betekent méér mest en bestrijdingsmiddelen en proberen de zeug geen tien, maar twaalf biggen te laten werpen. Uit recente cijfers blijkt bovendien dat productiebeheersing op den duur ook goedkoper is voor de samenleving. Maar de ontwikkeling gaat de andere kant op. Er wordt alleen naar de markt gekeken, niet naar de bedrijven en de mensen. We zien een keiharde liberalisering van de landbouw en een ontzettende macht en kracht van de multinationals, waaraan ook onze eigen corporaties zich steeds meer spiegelen."

"Het snijdt door je ziel als je politici hoort vertellen dat het allemaal wel meevalt"

Remi Poppe onderstreept het pleidooi voor productiebeheersing en hogere prijzen. "De Dienst Landbouwkundig Onderzoek en het Landbouw Economisch Instituut hebben onlangs op verzoek van een aantal boerenorganisaties de gevolgen onderzocht van een systeem van productiebeheersing. De boeren gaan dan meer verdienen, de werkgelegenheid in de landbouw neemt toe en de prijsstijgingen vallen weg tegen de forse verlaging van de afdracht aan de Europese subsidiepot. Door de lagere productie kunnen boeren bovendien natuurlijker werken en meer rekening houden met het welzijn van de dieren. Tijdens de debatten over de landbouwbegroting heb ik er bij minister Apotheker op aangedrongen dat hij deze gegevens nadrukkelijk betrekt bij zijn nieuwe landbouwbeleid."

Voordat er een nieuw en beter beleid is, zullen echter nog heel wat boerenbedrijven het loodje leggen. Wat vindt Verrijt dat er moet gebeuren om problematische bedrijfsbeëindigingen draaglijker te maken?

"Als je noodgedwongen je bedrijf moet stoppen, neem je afscheid van iets wat je enorm dierbaar is. Je komt in een rouwproces. Mensen moeten de tijd krijgen om dat te verwerken en om weer nieuwe idealen te vormen. Maar wat is de praktijk? Je stapt naar de sociale dienst en die stuurt je twee deuren verderop, naar het arbeidsbureau. En boeren pakken alles aan. Die willen meteen weer werken. Maar of ze daarmee gelukkig worden? Er komen steeds meer jonge bedrijfsbeëindigers. Die zouden zich zonder de druk van het arbeidsbureau moeten kunnen oriënteren op wat ze de rest van hun leven willen doen. Verder moet de nieuwe faillissementswet eindelijk ingaan, zodat de mogelijkheden van schuldsanering verbeterd worden. Veel bedrijfsbeëindigers gaan veel te lang door, waardoor ze met enorme schulden zitten. Met een schuldsanering betaal je ook, maar dan kun je nog aan een toekomst denken. En belangrijk is ook de erkenning. Bedrijfsbeëindigers hebben tot het uiterste gevochten voor hun bedrijf. Ze hebben recht op begrip en respect. Het snijdt door hun ziel als ze politici horen vertellen dat het allemaal wel meevalt in de landbouw."

Hoe arm is het platteland?

Niemand weet hoe groot de armoede op het platteland is. Aanwijzingen dat het slecht gaat met veel kleine bedrijven, zijn er echter wel. Volgens cijfers van het Landbouw Economisch Instituut lag het gezinsinkomen uit het bedrijf in het boekjaar '94/'95 bij 22 procent van de boeren onder de 25.000 gulden. Een jaar later gold dit voor 34 procent en over '96/'97 zelfs voor 38 procent. Toch zijn zeker niet alle boeren arm. De tien procent die het beste boerde, heeft over '96/'97 een bedrijfsinkomen gehad van 150.000 gulden of meer.

Een onderzoek van de Landbouwuniversiteit Wageningen getiteld Armoede bij agrarische gezinnen moet uitsluitsel geven over de vraag hoe groot de problemen zijn. Het onderzoek is net gestart en zal zo'n twee jaar in beslag nemen. Onderzoeker dr Cees de Hoog wijst op de moeilijkheid om het begrip armoede bij boeren te definiëren. "Er spelen meer zaken mee dan alleen de opbrengst van het bedrijf. Je moet ook kijken naar de waarde van de grond en de andere bezittingen, naar de opbrengst van andere activiteiten en het inkomen van gezinsleden." Volgens de onderzoeker is wel duidelijk, dat de onzekerheid de laatste jaren is toegenomen. "De boeren zijn hun beschermde positie in de politiek kwijtgeraakt. De bestaanszekerheid is beslist verminderd."

Inhoud

  • Nieuws: Het Binnenhof / Aktie / Bulletin Board

  • Al in 1976 schrijft de Tribune over asbest als "de grootste milieuramp van deze eeuw". Zeventien jaar zal het dan nog duren voor het materiaal verboden wordt. En nog vijf jaar voordat er genoegdoening komt voor de slachtoffers. Maar nu gaat het echt gebeuren. Een Asbestinstituut maakt een einde aan de "dubbele lijdensweg" van de asbestslachtoffers.

  • Interview: "In de muziek wordt enorm veel geld omgezet, en daarmee is het steeds meer een economisch product geworden," zegt Robert Long. "Als je niet h&eacuteél goed oppast, kom je terecht in projecten waar je later spijt van krijgt. Ik loop dat risico niet zo, omdat ik alleen doe wat ik zelf mooi vind."

  • Elke dag telt het platteland tien bedrijfsbeëindigers. De tol voor een kortzichtig landbouwbeleid, dat alsmaar op de schaalvergroting gericht is geweest. "Als je noodgedwongen je bedrijf moet stoppen, neem je afscheid van iets wat je enorm dierbaar is. Je komt in een rouwproces."

  • Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen behaalde de SP 223 zetels. Maar in de loop van een jaar stapten zes van die raadsleden uit de partij om op eigen titel hun zetel te blijven bezetten. Zijn dat normale groeistuipen of is er iets grondig mis bij de SP?

  • De kwestie: crisis?

  • Theo de Buurtconciërge; strip van Wim Stevenhagen