publicatie

Tribune 9/97: Biotechnologie: Niet stoppen maar sturen

Socioloog Guido Ruivenkamp:

Biotechnologie: Niet stoppen maar sturen


Sinds enkele maanden zijn in Nederland voedingsmiddelen te koop, waarin genetisch gemanipuleerde planten als soja en maïs zijn verwerkt. Protesten van milieu- en consumentenorganisaties hebben niets uitgehaald. Maar richten die organisaties hun kritiek wel op de juiste punten? Of moeten we de gevolgen van biotechnologie vrezen om heel andere redenen?

Om die vragen te beantwoorden, moeten we terug naar de jaren waarin de genetische manipulatie van planten en dieren nog in de kinderschoenen stond, en biotechnologen zich vooral bezighielden met minder tot de verbeelding sprekende levensvormen en -processen, als bacteriën en eiwitsynthese. De revolutionaire veranderingen die toen plaatsvonden onttrekken zich tot op de dag van vandaag grotendeels aan de publieke waarneming. Ten onrechte, zoals mag blijken uit de lotgevallen van de Filippijnse suikerboeren.

Tientallen jaren lang betrokken frisdrankfabrikanten als Coca-Cola en Pepsi de suiker die zij in hun dranken stopten voornamelijk uit suikerriet. De landbouw in de Filippijnen was, dankzij de Amerikaanse overheersing van het eilandenrijk, in hoge mate toegesneden op het produceren van enorme hoeveelheden suikerriet voor de export. Hoewel de landloze boerenarbeiders aan hun werk op de plantages slechts een karig inkomen overhielden, waren zij in ieder geval verzekerd van een middel van bestaan.

"Over de maatschappelijke gevolgen van biotechnologie wordt niet of nauwelijks gedebatteerd"

Halverwege de jaren tachtig kwam er plotseling radicaal verandering in deze situatie. De vraag naar rietsuiker daalde drastisch, de prijzen op de wereldmarkt stortten in, plantages werden gesloten en tienduizenden boerenarbeiders raakten van de ene op de andere dag hun inkomen kwijt. Op verschillende Filippijnse eilanden brak als gevolg van de suikercrisis zelfs hongersnood uit.

Wat was de oorzaak van deze tragedie? Biotechnologie. Om precies te zijn: de ontwikkeling van een enzym (glucose-isomerase genoemd), waarmee het mogelijk werd om suiker te maken uit planten die van zichzelf nauwelijks suiker bevatten, zoals maïs en aardappelen. Dankzij deze vinding waren de frisdrankfabrikanten (en alle andere voedingsindustrieën die suiker gebruiken) niet langer afhankelijk van een enkel gewas, maar konden zij op zoek gaan naar goedkopere grondstoffen. In de jaren tachtig was dat alternatief voorhanden in de vorm van goedkope maïs. De Amerikaanse boeren produceerden al jaren een maïsoverschot en de frisdrankfabrikanten konden die maïs opkopen voor prijzen die ver onder de prijs van suikerriet lagen. Met alle gevolgen van dien voor de Filippijnse landarbeiders.

De ontwikkeling van glucose-isomerase en de introductie ervan in de voedselketen, trok nauwelijks de aandacht van media, actiegroepen of het grote publiek. Tot ergernis van socioloog Guido Ruivenkamp, die zich al jaren verdiept in de maatschappelijke gevolgen van biotechnologie. Ruivenkamp, tegenwoordig verbonden aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen, stoort zich aan de manier waarop Nederland over het thema discussieert: "De aandacht richt zich steeds op in het oog springende gevallen als de genetisch gemanipuleerde stier Herman, of de introductie van genetisch veranderde soja. De vraag die dan wordt opgeworpen is: mogen wij als mensen wel op zo'n manier ingrijpen in de natuur? Daarvoor wordt dan een ethische commissie in het leven geroepen, maar heldere antwoorden levert dat niet op. En dat kan natuurlijk ook niet, want zo'n discussie is per definitie schimmig. Terwijl de maatschappelijke gevolgen van biotechnologie heel concreet zijn. Maar daarover wordt niet of nauwelijks gedebatteerd."

"Alle nieuwe ontwikkelingen zijn eenzijdig gericht op de belangen van multinationale ondernemingen"

Volgens Ruivenkamp wordt door biotechnologen ten onrechte gedaan alsof de nieuwe technologie "politiek neutraal" is. Terwijl die hele ontwikkeling eenzijdig gericht is op de belangen van grote, multinationale ondernemingen - zoals het voorbeeld van de glucose-isomerase duidelijk laat zien. Die multinationals zijn er immers bij gebaat dat hun grondstoffen inwisselbaar worden, zodat zij steeds kunnen kiezen voor het goedkoopste gewas. Werden boeren in het verleden bij een slechte oogst ten dele gecompenseerd doordat schaarste leidde tot hogere prijzen, nu leiden die hogere prijzen onmiddellijk tot overschakeling van de afnemer op een goedkoper alternatief.

Ruivenkamp: "De inwisselbaarheid van gewassen - een rechtstreeks gevolg van de biotechnologie - heeft dus enorme maatschappelijke en politieke consequenties, maar een maatschappelijk en politiek debat daarover is tot op heden niet gevoerd."

En er is meer. In augustus 1996 kon de oplettende krantenlezer een ander belangrijk aspect van de biotechnologie ontwaren op de financiële pagina's. Het verlieslijdende Belgische biotechnologiebedrijfje Plant Genetic Systems (PGS) trok toen tijdelijk de aandacht doordat het zichzelf verkocht aan Agrevo, een joint venture van de chemiegiganten Hoechst en Schering. Met de overname was een bedrag gemoeid van ruim 1 miljard gulden. Hoe kon een verlieslijdend bedrijf zoveel geld waard zijn? Het antwoord heeft opnieuw alles te maken met het belang van de biotechnologie voor multinationale ondernemingen. Zoals PGS-directeur De Logi destijds uitlegde: "De komende jaren - en dat proces is nu al in gang gezet - zal er verweving optreden tussen de grote zaadbedrijven, de agro-chemische industrie en biotechnologische bedrijven. De biotechnologie is de drijvende kracht hierachter."

"De introductie van genetisch gemanipuleerde gewassen leidt tot wat ik controle op afstand noem"

Wat heeft die biotechnologie dan precies te bieden aan chemiebedrijven als Hoechst? Ruivenkamp: "PGS heeft technieken ontwikkeld waarmee gewassen resistent gemaakt kunnen worden tegen het chemische bestrijdingsmiddel Basta. Basta is een product van Hoechst."

Net als bij de genetisch gemanipuleerde soja, eigendom van chemiebedrijf Monsanto en resistent gemaakt tegen Monsanto's bestrijdingsmiddel Round-up, kunnen boeren nu een totaalpakket kopen bij één agro-chemische multinational. In het verleden moesten vaak verschillende bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, om diverse soorten onkruid te bestrijden. Die middelen moesten bovendien preventief, dus vóórdat het gewas op het land stond, in grote hoeveelheden worden aangewend, omdat er niet meer gespoten kon worden als het gewas eenmaal was opgekomen. De bestrijdingsmiddelen maken namelijk geen onderscheid tussen nuttig en onnuttig groen. Dankzij het resistent gemaakte zaad kunnen boeren nu met een enkel bestrijdingsmiddel volstaan en bovendien kunnen ze doorgaan met spuiten als het gewas al op het land staat. Het gewas bezwijkt niet meer samen met het onkruid aan het gif, maar groeit gewoon verder.

De discussie over deze ontwikkeling spitst zich toe op de vraag of het milieu nu beter of slechter af is en of er nadelige gevolgen zijn voor de gezondheid. De fabrikanten wijzen erop dat de boer in totaal minder gif nodig heeft dan voorheen (wat ook de reden is waarom veel boeren op het gemanipuleerde gewas overstappen), terwijl de milieubeweging juist benadrukt dat het spuiten als het gewas al op het land staat, nadelige gevolgen kan hebben voor de gezondheid van boer en consument.

Zo blijft opnieuw het belangrijkste gevolg buiten beschouwing, zegt Ruivenkamp. "De introductie van dit soort genetisch gemanipuleerde gewassen leidt tot wat ik controle op afstand noem. De beslissing over wat de boer verbouwt en welke zaden en bestrijdingsmiddelen hij gebruikt, komt steeds meer te liggen bij de agro-industriële multinationals en steeds minder bij de boer zelf. Die is immers door de markt gedwongen zo goedkoop mogelijk te produceren. Bovendien wordt ook de overheid steeds verder buitenspel gezet. De vraag die aan minister Van Aartsen van Landbouw gesteld zou moeten worden, is wat hij vindt van zo'n overname als die van PGS door Agrevo. Zo'n overname heeft namelijk grote gevolgen voor de ontwikkeling van de landbouw. Maar opnieuw geldt: het debat over de wenselijkheid of onwenselijkheid van die ontwikkeling wordt niet of nauwelijks gevoerd."

"Door de enorme veranderingen die de biotechnologie teweegbrengt, is er een politiek vacuüm ontstaan"

Tenslotte is er nog een derde aspect aan de introductie van biotechnologie dat veelvuldig over het hoofd wordt gezien. Dat is wat Ruivenkamp de "politieke involutie" noemt, een ontwikkeling die rechtstreeks voortvloeit uit de inwisselbaarheid van gewassen en de controle op afstand. Ruivenkamp: "Als je kijkt naar de vakbonden, zie je dat die nog helemaal georganiseerd zijn volgens ouderwetse opvattingen over productionele sectoren. Ik heb weleens lezingen gehouden bij de Voedingsbond FNV. Dan vertelde ik over de rol die Shell, als producent van chemische bestrijdingsmiddelen, speelde op de internationale zaadmarkt en dus in de hele voedselketen. De reactie luidde dan vaak: Als u over Shell wilt praten, moet u niet bij ons zijn, maar bij de Industriebond. Terwijl de chemie dus een enorm belangrijke rol speelt in de voedingsindustrie. Hetzelfde overkwam mij bij gesprekken met boerenorganisaties. Als de prijs voor suikerbieten instort, denken die meteen: We moeten naar Brussel om compensatie af te dwingen. Terwijl ik zeg: Jullie moeten niet in Brussel zijn, maar bij een biotechnologisch bedrijf als Gist-brocades in Delft. Daar worden de beslissingen genomen die bepalend zijn voor de prijs van suikerbieten en allerlei andere landbouwgewassen. Dat vergt een totaal andere manier van denken, maar vooral ook van organiseren. Door de enorme veranderingen die de biotechnologie teweegbrengt is er een politiek vacuüm ontstaan, waardoor de werkelijk belangrijke beslissingen genomen kunnen worden zonder dat iemand er zicht op heeft, laat staan erover mag meepraten. Het wordt hoog tijd dat dat vacuüm wordt onderkend en opgevuld."

De biotechnologie zonder meer afwijzen is volgens Ruivenkamp niet langer zinvol. "Dat heeft in de voorbije jaren niets opgeleverd. Ik pleit ervoor te onderzoeken hoe de biotechnologie kan worden aangewend voor andere doeleinden. Om de positie van boeren te versterken in plaats van te verzwakken. Om de afhankelijkheid van een klein aantal gewassen en dus van de multinationals die de patenten daarop hebben, te verkleinen in plaats van te vergroten. Dat is een moeilijke weg, waarbij je ongetwijfeld vuile handen maakt. Maar ik ben ervan overtuigd dat dit het enige realistische alternatief is."

Inhoud

  • Nieuws: Het Binnenhof / Aktie / Bulletin Board
  • "We willen de stad teruggeven aan de mensen," zegt de burgemeester van het Belgische Hasselt. De gemeente maakte o.a. het openbaar vervoer gratis. Gevolg: acht keer zoveel mensen dan een jaar geleden pakken de bus. Een inspirerend voorbeeld voor Nederland?
  • Interview: "Jazz is altijd op z'n best geweest als het was verbonden met de actuele populaire muziek én met de actuele maatschappelijke ontwikkelingen," zegt saxofonist Hans Dulfer. "Ik ben altijd opstandig gebleven. Niet zomaar om de opstandigheid zelf, maar omdat je overal onzin ziet gebeuren.
  • "Hoe kun je het poldermodel een succes noemen als armoede en tweedeling toenemen?" vragen zich SP'ers af die actief zijn in de bedrijven. "Loonmatiging was een tijd te verkopen, maar nu niet meer. De baas verdient kapitalen, maar de buurman zit nog steeds werkloos thuis. Paars misbruikt het begrip solidariteit."
  • Voor het eerst in 15 jaar is de Amerikaanse vakbeweging weer offensief in actie gekomen. De 300.000 werknemers van de multinationale pakketdienst UPS bonden de strijd aan met flexibilisering en deeltijdarbeid. De staking werd een doorslaand succes.
  • De milieubeweging vreest de gevolgen van biotechnologie voor milieu en volksgezondheid. Maar de discussie kan zich beter richten op de maatschappelijke en politieke gevolgen, zegt socioloog Guido Ruivenkamp. Een verrassende kijk op biotechnologie als machtsmiddel.
  • Theo de Buurtconciërge; strip van Wim Stevenhagen