publicatie

Spanning januari 2012 ::De crisis die niemand zag aankomen

Spanning, januari 2012

Eurocrisis: een tussenbalans

2011 was het jaar van de eurocrisis. De ene Europese top volgde op de andere, maar een oplossing kwam er niet. Sterker nog, de crisis ging van kwaad tot erger; private schulden werden publiek gemaakt en de democratie kwam steeds meer onder druk te staan. Een tussenbalans van een probleem dat ook in 2012 de politieke agenda zal blijven beheersen.

Tekst:Arjan Vliegenthart en Hans van Heijningen Foto: Maarten Hartman / Hollandse Hoogte

Het was een voetnoot tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer afgelopen november. Tussen neus en lippen door erkende minister De Jager dat ‘met de kennis van nu destijds de euro niet zo zou zijn ingevoerd’. Tegen SP-senator Geert Reuten zei De Jager dat er veel weeffouten in de euro zitten, die nu moeilijk te verhelpen zijn. De Jager stelde vast dat er bij de invoering van de euro onvoldoende acht is geslagen op de grote verschillen tussen de deelnemende landen en hun economieën.

Structurele weeffouten

Voor De Jager mogen de weeffouten bij de invoering van de euro nieuw zijn, veel eurosceptische economen en de SP vroegen daar tien jaar geleden al aandacht voor. Daar werd toen echter niet naar geluisterd. De invoering van een monetaire unie en de introductie van de nieuwe munt stonden begin jaren negentig centraal in het grote prestigeproject van de Europese beleidsmakers. En opeenvolgende Nederlandse regeringen deden daar vrolijk aan mee. Afgelopen maand was het twintig jaar geleden dat Nederland zijn ‘zwarte maandag’ beleefde. De plannen van de toenmalige regering-Lubbers en Kok – toen voorzitter van de Europese Unie – om te komen tot een federalistisch Europa, leden toen schipbreuk omdat andere EU-lidstaten daar niet aan wilden. Het Verdrag van Maastricht dat er toen wél kwam, voorzag in een gemeenschappelijke munt zonder dat er sprake was van een politieke unie. Terwijl toen toch al duidelijk was dat het een heel lastig zonder het ander kon. Het Nederlandse voorzitterschap was met deze uitkomst weliswaar enigszins succesvol, maar de zure vruchten daarvan plukken we tot op de dag van vandaag.

Bij een enkele weeffout bleef het niet. Zo wist Griekenland zich op basis van door de zakenbank Goldman Sachs vervalste rapporten toegang te verwerven tot de eurozone. Door die toetreding kon Griekenland goedkoop geld lenen (tegen de modale eurorente van 5 procent) en dat deed het land op grote schaal. Als gevolg van de crisis van 2008 nam de onzekerheid in de westerse financiële wereld toe en keken banken en financiële instellingen nog eens goed naar bedrijven en landen die grote schulden uit hadden staan. Griekenland bleek in dat kader een serieus probleemgeval te zijn. Omdat het land tot zijn nek in de schulden zat en de groeiende twijfel over zijn terugbetaalcapaciteit tot nog hogere rentes leidde, kon het land zijn schulden niet meer afbetalen. Bij nadere beschouwing van het praktisch failliete Griekenland bleek daar van alles mis te zijn: het belastingsysteem bleek niet te werken, de overheid was inefficiënt, het niveau van corruptie onacceptabel, kadasters bleken verouderd en sommige sociale voorzieningen waren wel erg riant. De twee grote politieke partijen die het land de afgelopen tien jaar geregeerd hadden (de sociaal-democratische Pasok en de liberale Nieuwe Democratie) bleken een potje te hebben gemaakt van het financiële beleid. Iedere Griekenland-kenner wist dat al lang, maar het korte-termijnoptimisme had het tot dan toe gewonnen van verstandig langere-termijnbeleid.

Reddingspaketten werken niet

Griekenland moest gered worden en kreeg in 2010 110 miljard steun van de Europese Unie en het IMF. In ruil daarvoor verplichtte het land zich fiscale en andere hervormingen door te voeren en een grootschalig privatiseringsprogramma en forse bezuinigingen door te voeren. Maar het kwaad was al geschied en de hulp was te krap en kwam te laat. Door de ruimte die speculanten nog steeds hebben om tegen landen te speculeren, kwam Griekenland in een vrije val terecht. In de zomer van 2011 volgde weliswaar nog een tweede, nog groter, pakket maar ook dat mocht niet baten. Op dit moment wordt er openlijk gespeculeerd over de mogelijkheid dat Griekenland – al dan niet noodgedwongen – de eurozone zal moeten verlaten, iets wat door de Europese regeringsleiders begin 2011 nog voor onmogelijk werd gehouden. Sterker nog, minister van Financiën De Jager was er in september nog zeker van dat het geld dat Nederland aan Griekenland had geleend met rente terug zou komen. ‘Daar ga ik absoluut van uit’, waren de woorden van De Jager. Nout Wellink, oud-president van De Nederlandsche Bank, vindt dat echter niet realistisch. Een kwestie van voortschrijdend inzicht zullen we maar zeggen. De grote steunpaketten aan Griekenland hebben overigens wel effect gehad; vooral Franse en Duitse banken zijn gecompenseerd en hebben de Griekse schulden in handen van Europese overheden weten te spelen. De banken ontspringen de dans en de belastingbetaler is de klos. Het bekende spel, het oude liedje.

Democratie onder druk

Ondertussen wordt de democratie buitenspel gezet; de regeringen van Griekenland en Italië zijn vervangen zonder dat er verkiezingen aan te pas kwamen. De huidige ontwikkelingen rond Griekenland, de andere zuidelijke landen en de euro gaan snel, heldere informatie is schaars en parlementen staan op grote achterstand als het gaat om het controleren van de uitvoerende macht. Op Europees niveau legt de crisis eens te meer de beperkingen van de Europese Unie en het Europees Parlement bloot. Als het erop aan komt maken de regeringsleiders van de lidstaten – en met name ‘Merkozy’ – de dienst uit en hebben de Commissie en de Brusselse volksvertegenwoordiging het nakijken. Ook op nationaal niveau blijkt het echter lastig om te achterhalen wat er nu precies afgesproken is door de regeringsleiders. Premier Rutte verrekende zich in juli nog met 50 miljard toen het ging over de hoogte van het steunpakket dat de euro moest redden. Juist omdat de Europese burger in toenemende mate borg staat voor de Griekse en andere Europese schulden, is democratische legitimiteit van wezenlijk belang. Het draagvlak voor de diverse operaties onder de Nederlandse bevolking is beperkt, zo laat Maurice de Hond telkens zien. Naarmate de crisis zich verdiept, de miljardenleningen en –borgstellingen groter worden en de risico’s dat we dat geld – gedeeltelijk – kwijtraken groeien, dienen de burgers zich koest te houden.

Tot besluit

In 2011 ging de financiële crisis in Europa van kwaad tot erger. Wil de euro toekomst hebben, dan zal er in 2012 met een ander bijltje gehakt moeten worden. Doormodderen zoals in 2011 is niet langer een optie als we willen voorkomen dat de burgers een nog hogere prijs voor de eurocrisis gaan betalen. Dat vereist dat de financiële markten echt aan banden gelegd worden, iets waar in 2011 nauwelijks over is gesproken, laat staan dat er iets aan gedaan is. Tegelijkertijd moeten we oppassen dat de democratie niet buitenspel wordt gezet; juist in slechte tijden is democratische controle op de politieke besluitvormingsprocessen noodzakelijk. Het afgelopen jaar zijn veel besluiten met vergaande gevolgen genomen zonder de bevolking van de betrokken landen te raadplegen. Op die manier hebben onze politieke leiders de Europese samenwerking op een onaanvaardbare manier in diskrediet gebracht. Het is kortom de hoogste tijd om te werken aan een Europese Unie waarin paal en perk wordt gesteld aan de financiële markten die landen ontwrichten en de bevolking van

de betrokken landen laten bloeden voor kortzichtig

kortetermijnbeleid.