publicatie

Spanning april 2011 :: Verzorgingsstaat bedreigd maar niet ten dode opgeschreven’

Spanning, april 2011

Verzorgingsstaat bedreigd maar niet ten dode opgeschreven

Foto: Anke Teunissen / Hollandse Hoogte

Tekst: Hans van Heijningen en Sjaak van der Velden

De bestaande arbeidsverhoudingen staan al jaren onder druk. Zo had het liberaliseren en flexibiliseren van de arbeidsmarkt – een belangrijk onderdeel van de Lissabon-agenda uit 2000 – ertoe moeten leiden dat de Europese Unie vorig jaar al wereldleider had moeten zijn op economisch vlak. Zover is het nog niet, maar uitstel moet geen afstel worden, vinden tal van gerenommeerde economen. Sociale verworvenheden, die in het verleden via acties en strijd tot stand gekomen zijn, staan onder druk door de toegenomen concurrentie op wereldschaal. De verzorgingsstaat zoals we die kennen is in het gedrang. We spraken daarover met professor Maarten Keune (Universiteit van Amsterdam), die daar zo zijn bedenkingen bij heeft.

De huidige verzorgingsstaat is ontstaan als een middel om de ergste vormen van uitbuiting en uitsluiting weg te nemen en tegelijkertijd de tegenstellingen tussen kapitaal en arbeid te temperen. Staan de voorstanders van de ontmanteling van de verzorgingsstaat erbij stil dat de klassenstrijd dan weer op zou kunnen laaien? Niemand is meer bang voor socialisten?

Nee, inderdaad, volgens mij speelt dit soort overwegingen geen enkele rol in het debat over de manier waarop Europa haar concurrentievermogen op kan voeren.

Vergeet niet dat er maar erg weinig georganiseerde oppositie is tegen alle hervormingsplannen. De oppositie komt meestal van relatief kleine partijen. Ook van de SP die misschien geen kleine partij is. De grote meerderheid laat het echter gebeuren. Sociale groepen die optreden voor collectieve belangen, dat wordt als ouderwets gezien. Bij alle plannen wordt het individu als de kern van de economie en de maatschappij beschouwd. Dat is ook niet helemaal onzin. De arbeidersklasse van vroeger bestaat niet meer als een homogene actor, de organisatiegraad van de vakbeweging is vrijwel overal dalende. De oude strijdtradities bestaan nauwelijks meer. Dus ik begrijp wel dat ze voor het opleven van de klassenstrijd niet echt bang zijn. Het hele discours over Europa en de Lissabon-strategie is erg technocratisch en gaat nauwelijks over mensen. De mens is puur een sluitpost.

Die economen en technocraten hadden natuurlijk ook geen rekening gehouden met de economische crisis. Is het niet beter al die hervormingsplannen in de koelkast te zetten wanneer er zoveel mis blijkt te kunnen gaan?

De crisis heeft de waarde van de verzorgingsstaat weer eens onderstreept. De gevolgen van de crisis worden gedempt door het bestaan van een verzorgingsstaat. De uitgaven daarvoor houden de effectieve vraag in stand, waardoor bedrijven een deel van hun afzet behouden. Zonder die verzorgingsstaat zouden de gevolgen veel ernstiger zijn, met een veel hogere werkloosheid en armoede natuurlijk.

Zo’n crisis is een onderdeel van het systeem, maar de discussie daarover is eigenlijk niet of nauwelijks gevoerd. Korte tijd was er sprake van debat, toen de banken overheidssteun kregen en er een besef was dat de dingen anders moeten. Maar dat is snel overgewaaid en nu is het weer business as usual. De crisis wordt nog slechts gezien als een gat in de weg naar de toekomst en de essentiële vragen over het (niet) functioneren van het financiële systeem worden niet meer gesteld.

Overigens moeten veel van de echte gevolgen van de crisis in Nederland nog komen. Als de bezuinigingen die nu op stapel staan uitgevoerd worden, zal dit nog serieuze sociale consequenties hebben. Hier valt het tot nu toe mee; in landen als Spanje, Ierland en Portugal ligt dat heel anders. Maar ook daar wordt eigenlijk nauwelijks een fundamentele discussie gevoerd. Volgens mij komt dat omdat er geen duidelijk alternatief bestaat voor het huidige systeem. Aan het begin van de crisis had zo’n discussie misschien nog wel gekund, maar nu lijkt het alweer een gepasseerd station.

Hoe komt dat dan? De Lissabon-agenda zou toch van tafel moeten, in een tijd waarin mensen snakken naar zekerheid in plaats van naar liberalisering, flexibilisering en onzekerheid? En niet om ons op de borst te kloppen, maar als SP waarschuwen we toch al tientallen jaren voor de gevolgen van het beleid van ‘meer markt, minder overheid’?

Op de een of andere manier heeft jullie verhaal de aansluiting met de media gemist en dat is heel belangrijk in deze tijd waarin de massamedia grote impact hebben. Je kunt gelijk hebben, maar je verhaal moet wel worden gehoord. Wat daarin ook meespeelt, is dat de leiding van de vakbeweging meeging in de Europese retoriek. Pas sinds kort lijken het Europees Vakverbond (EVV) en veel nationale bonden in te zien hoe belangrijk de rol van Brussel is in de ontwikkeling van arbeidsverhoudingen en pas sinds kort hebben ze daar duidelijke kritiek op. Ook de voorzitter van het EVV erkent nu pas dat de EU de verkeerde kant opgaat, met die strenge eisen uit het onlangs voorgestelde Europese Pact voor Concurrentievermogen waardoor sociaal beleid onder grote druk komt te staan.

Samengevat denk ik dat er niet naar de critici is geluisterd omdat ze geen aansprekend alternatief hebben weten te brengen. Maar daarnaast speelt macht een grote rol. Er wordt alleen maar geluisterd naar mensen die het standaard economische verhaal herhalen en herhalen. Het economische en technocratische denken is eenzijdig en oppermachtig. Slechts enkelen gaan het debat ook op een ander, meer menselijk niveau aan.

Maarten Keune

In je oratie geef je aan dat neoliberalen de verzorgingsstaat sinds de jaren zeventig als een ziekte zien en niet meer als de oplossing. Het medicijn tegen die ziekte zou dan het hervormen of afbreken van de verzorgingsstaat zijn, tegelijk met het matigen van de lonen. Nieuw is dat niet, want loonmatiging wordt toch vanouds gepromoot als middel tegen alle kwalen?

Het akkoord van Wassenaar uit 1982 zou ik toch echt als een breekpunt willen zien. Toen werd loonmatiging geïnstitutionaliseerd als middel om de concurrentiekracht van Nederland te vergroten en zo werkgelegenheid te behouden. Daarnaast is arbeidsmarktparticipatie het belangrijkste doel van sociaal en arbeidsmarktbeleid geworden. ‘Iedereen aan het werk, dan komt alles goed’, lijkt wel de slogan van de EU te zijn.

Is dat dan niet zo? Mensen halen toch voldoening uit werk en werken is toch beter dan thuiszitten?

Ik ben ook niet tegen inspanningen om mensen aan het werk te krijgen, maar wil ook aandacht voor normen en waarden die betrekking hebben op wat fatsoenlijk werk is en wat niet. Nu is het vaak zo dat ieder baantje, hoe onzeker of laagbetaald ook, wordt gezien als een beter alternatief dan een werkloosheidsuitkering. Daarnaast worden mensen die werkloos of inactief zijn ten onrechte verantwoordelijk gehouden voor het gebrek aan passend werk en voor problemen met de financiering van de verzorgingsstaat. De crisis heeft deze zaken in een heel ander daglicht gesteld. De echte verhoudingen komen duidelijker in beeld, maar daar gebeurt verder weinig mee. De bonussen in de bankensector bloeien weer volop, terwijl die sector wel met staatssteun gered is.

Veel van de veranderingen die op til staan, zoals een toenemende flexibilisering van de arbeid, worden ook teruggevoerd op de toegenomen individualisering van de maatschappij. Hoe denk je daarover? Zijn jongeren individualistischer en willen ze ook echt van alle collectieve regelingen af?

Uit diverse onderzoeken blijkt dat ook jongeren (want daar gaat het meestal over) liever een vaste aanstelling hebben in plaats van precaire tijdelijke baantjes. Dat geldt ook voor de vakbeweging; de organisatiegraad neemt af maar uit onderzoek blijkt dat ook jongeren blij zijn met collectieve arrangementen waar de vakbeweging zich sterk voor maakt. Mensen willen inderdaad steeds meer zelf hun keuzes maken, maar er is wel degelijk behoefte aan collectieve zekerheid. Dat grijpt diep in op de levens van mensen. Daar waar de onzekerheid op dit ogenblik het grootst is, in Zuid-Europa, voelen mensen zich zo onzeker dat het geboortecijfer erg laag is: men heeft niet genoeg zekerheden om kinderen te kunnen hebben.

Als we even terugkeren naar dat idee van de productieve verzorgingsstaat. Als we het goed begrijpen dan toets je de aanhangers daarvan op het verwezenlijken van hun eigen doelstellingen en kom je tot de conclusie dat daar weinig van terechtkomt.

Waar die mensen aan voorbij lijken te gaan, is dat ze een mooi discours hebben maar dat de praktijk vaak anders is, doordat allerlei verwachtingen niet uitkomen. Een voorbeeld: de Europese Commissie is een fervent voorstander van flexicurity. Dat betekent meer flexibiliteit gecombineerd met nieuwe zekerheden, bijvoorbeeld de zekerheid om een nieuwe baan te vinden en de zekerheid van een behoorlijke uitkering in tijden van werkloosheid. Mensen worden verondersteld makkelijk van baan te wisselen, met de zekerheid dat ze dat ook kunnen. Dus niet alleen een eenvoudiger ontslagrecht, maar ook een hoge mate van zekerheid dat je weer een baan vindt. Maar wat blijkt? Het huidige beleid is alleen maar gericht op verhoging van de flexibiliteit en het beperken van de aanspraken op sociale zekerheid. Die nieuwe zekerheden, daar wordt vrijwel niets aan gedaan, terwijl dat niet zo verkocht is in het discours.

Waar zitten de inherente fouten in de gedachtegang? In het geval van flexicurity kun je altijd nog zeggen dat de uitwerking misschien niet optimaal is, maar het idee wel.

Het hele idee is gebaseerd op de gedachte dat het individu autonoom is. Dat hij of zij onafhankelijk en ondernemend moet zijn en niet belemmerd door de overheid. Daar zitten best uitdagende kanten aan, zolang het geen schijnautonomie is. Individuen hebben geen enkele invloed op de ontwikkeling van de markt; ze kunnen de markt nauwelijks overzien en komen niet verder dan zich daaraan aan te passen. Bovendien zet de overheid tegenwoordig zo sterk in op activering, dat er steeds meer sprake is van disciplinering die weinig ruimte laat voor autonomie.

Als iemand werkloos wordt, dan wordt dat vooral gezien als de uitkomst van zijn eigen gedrag en keuzes. De crisis die nu aan de gang is laat duidelijk zien dat individuen daar heel weinig invloed op hebben.

Zoals ik eerder al zei, zou de crisis een goed moment kunnen zijn om stil te staan bij de mogelijkheden van ander beleid. Natuurlijk hebben we te maken met individualisering en vergrijzing, maar het kan niet zo zijn dat individuen verantwoordelijk worden gesteld voor een crisis waar zij geen enkele invloed op uit kunnen oefenen. Overheidsbeleid moet mensen helpen om te gaan met veranderingen die op ze af komen. Maar waar we nu tegenaan lopen is dogmatisch neoliberaal monetair beleid; als de staatsuitgaven niet boven een bepaald niveau stijgen dan zal alles wel goed komen, lijkt men te denken. Maar zo eenvoudig zit de wereld niet in elkaar. Overheidsuitgaven zijn namelijk niet alleen maar kosten maar ook investeringen in de toekomst.

Wie kunnen het voortouw nemen in de discussie die tegen de heersende ideeën ingaat? Ons verhaal moet breder ingang vinden.

Natuurlijk politieke partijen, sociale bewegingen, en ik heb ook veel sympathie voor de vakbonden. Het is een heel moeilijke taak, maar toch proberen ze iets te doen voor de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, de mensen die nu afgescheept worden met flexibele deeltijdbaantjes zonder enige garantie. Neem de staking van de schoonmakers vorig jaar. Dat was een goed voorbeeld hoe er iets aan kan worden gedaan. Maar er is nog een lange weg te gaan en met de recente plannen van de EU gaat het de verkeerde kant op. Als die plannen doorgaan, dan zal dat ook ons sociaal beleid negatief beïnvloeden.

Hoe zie je de toekomst. Zal de tendens naar individualisering doorzetten of is de mogelijkheid reëel dat er een nieuw type verzorgingsstaat zal ontstaan?

Dat is een inschatting die te maken heeft met hoe je naar de wereld kijkt. Is het glas half leeg of is het half vol? De verzorgingsstaat is bij lange na nog niet verdwenen. Weliswaar is de richting nu naar minder, maar hij zal echt niet verdwijnen. De verzorgingsstaat staat al dertig jaar onder druk maar is in grote lijnen overeind gebleven. De bedreigingen zijn er, maar we moeten ook niet overdrijven. Er is meer continuïteit dan we soms geneigd zijn te denken.