publicatie

Spanning april 2011 :: De lessen van de schoonmakers

Spanning, april 2011

De lessen van de schoonmakers

Tekst: Willem Bos Foto: Rob Nelisse / FNV Bondgenoten

Ruim een jaar geleden kwam er een einde aan de staking van de schoonmakers. Die staking, die negen weken duurde, is wel de langste staking sinds 1933 genoemd. Maar meer nog dan door de lengte van de staking is de strijd van de schoonmakers historisch vanwege een aantal andere kenmerken. Die kenmerken komen aan de orde in twee publicaties die ter gelegenheid van de eerste verjaardag van de staking verschenen.

Schoonmaakwerk is, zoals dat genoemd wordt, werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het loon is laag en de arbeidsomstandigheden zijn slecht. Er werken in meerderheid vrouwen, veelal op parttime basis. Veel schoonmakers zijn migranten die vaak geen of slecht Nederlands spreken. Er wordt over het algemeen gewerkt met kortlopende contracten en voor veel mensen is schoonmaakwerk vooral een opstapje naar ander werk. Dat alles maakt dat het aantal vakbondsleden onder de schoonmakers laag is en dat het moeilijk is om acties van de grond te krijgen. Des te opmerkelijker dat het juist in deze sector tot zo’n spectaculaire staking is gekomen.

Organizing

De staking van 2010 kwam toch niet uit de lucht vallen. Ze was het resultaat van een bewuste keuze van FNV Bondgenoten om in de schoonmaaksector mensen te gaan organiseren. De vakbeweging in Nederland heeft (niet ten onrechte) het imago van een club van oudere blanke mannen met een vaste baan, van een organisatie die weinig aantrekkelijk is voor migranten, jongeren en vrouwen en vooral degenen daaronder zonder vaste baan. Zo dreigt de vakbeweging een langzaam uitstervend fenomeen te worden.

Om die ontwikkeling te keren besloot FNV Bondgenoten een paar jaar geleden om aan de slag te gaan met het organiseren van schoonmakers. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de in de Verenigde Staten ontwikkelde methode van ‘organizing’. Mensen in dienst van de vakbeweging, ‘organizers’, beginnen met het leggen van contact met de werknemers van een bedrijf. Er wordt gekeken welke problemen er in het bedrijf spelen, werknemers worden met elkaar in contact gebracht en er wordt gezocht naar trekkers, mensen die in staat zijn het voortouw te nemen en anderen mee te krijgen. De nadruk ligt op zelforganisatie, met als doel gezamenlijk actie voeren voor verbeteringen.

In juni 2006 werd voor het eerst door een paar honderd schoonmakers op verschillende plaatsen in het land actie gevoerd. Op Schiphol, een van de eerste plaatsen waar gewerkt werd met organizing, werd in 2008 het eerste succes geboekt. Na twee maanden actievoeren werd een nieuwe schoonmaak-cao afgesloten met aanzienlijke verbeteringen. In 2009 volgde een nieuw succes. Na een staking van vier dagen kregen de schoonmakers van Schiphol een reiskostenvergoeding.

De concrete resultaten van de actie waren belangrijk, maar nog belangrijker was de verandering bij de schoonmakers zelf. Het zelfvertrouwen was gegroeid, de organisatie verbeterd en er waren strijdbare en aansprekende voortrekkers naar voren gekomen. Die voortrekkers van toen zouden bij de landelijke actie van 2010 een bepalende rol spelen.

Een opvallend aspect van de acties was de naar buiten gerichtheid daarvan. De stakers richtten zich niet alleen op de schoonmaakbedrijven maar ook op de opdrachtgevers zoals de NS en Schiphol en op het publiek en de media. En ze deden dat met spectaculaire acties. De schoonmakers en de betrokken mensen van Bondgenoten begrepen heel goed dat alles uit de kast gehaald moest worden om in een dergelijke sector iets te bereiken en dat daarbij de publieke opinie en dus media van groot belang waren. De schoonmakers presenteerden zich niet als slachtoffers, maar als strijdbare en zelfbewuste mensen die het respect eisten dat ze verdienden. Door die houding wisten ze de sympathie en steun van een groot deel van het publiek te verwerven.

Massaal en radicaal

Er zijn in Nederland meer dan 150.000 mensen werkzaam in de schoonmaak. De staking werd gedragen door een harde kern van een paar honderd schoonmakers, aangevuld met anderen die zich daar één of meerdere dagen bij aansloten. Dat de actievoerders namens de hele sector actie voerden, werd nauwelijks betwist. De acties waren breed gedragen en radicaal.

Bij het voorbereiden van acties in Nederland worden er vaak discussies gevoerd over de vraag of de actie radicaal of breed moet zijn. De acties van de schoonmakers laten zien dat dit een beetje een vals dilemma is. Acties moeten om succesvol te zijn radicaal zijn, in de zin van duidelijk en doortastend. Eenvoudig omdat mensen geen zin hebben om zich in te zetten voor iets onduidelijks en slaps. Acties moeten massaal zijn − in de zin van breed gedragen − om radicaal te kunnen zijn. Een van de acties van de schoonmakers waar ik zelf bij was, was het bezoek aan het hoofdkantoor van ABN-AMRO aan de Amsterdamse Zuidas. Een paar honderd schoonmakers drongen daar naar binnen en eisten dat, nadat van hun belastinggeld de bank gered was, die bank nu hen een fatsoenlijke beloning zou betalen voor hun werk. Wat ik vooral nooit zal vergeten is de verbijsterde blik waarmee de vele bankmedewerkers stonden te kijken naar de massa roepende schoonmakers. In het boek ‘Tegenmacht’ is daar een mooie foto van afgedrukt. Je met een beetje duwen en trekken toegang verschaffen tot het hoofdkantoor van een bank en daar je geld terug eisen en aankondigen dat je pas weggaat na een gesprek met de directeur is een redelijk radicale vorm van actievoeren. Als je dat met enige tientallen mensen doet, wordt al snel de politie gebeld. Als het door vijfhonderd schoonmakers wordt gedaan in het kader van een breed gedragen actie levert het veel sympathie op.

In het boek ‘Tegenmacht’, dat door de FVV is uitgegeven, komen naast een aantal vooraanstaande schoonmakers en ‘deskundigen’ ook een drietal werkgevers aan het woord: de directeur van schoonmaakbedrijf CSU Frie van Hulten, voormalig NS-directeur personeel en organisatie Kees Blokland (in een vroeger leven directeur bij een groot schoonmaakbedrijf) en Schiphol-directeur Jos Nijhuis. Alledrie lopen zij nu over van waardering voor de actie en sympathie voor de schoonmakers. Blokland vertelt dat hij gechoqueerd was toen het hem duidelijk werd hoe mensonterend de schoonmakers bij NS werden behandeld. En alledrie wijzen ze vooral ook naar anderen. De schoonmaakbedrijven wijzen naar de opdrachtgevers die geen extra geld over hebben voor het schoonmaakwerk. De opdrachtgevers leggen uit dat de schoonmakers op hun bedrijf niet bij hen in dienst zijn maar in dienst van de schoonmaakbedrijven. En allebei de partijen leggen uit dat er van een moordende concurrentie sprake is. ‘Een aantal werkgevers is achteraf blij dat de staking de wurggreep waarin zij (de schoonmakers) zich bevinden, op de kaart

heeft gezet’, zegt Blokland. Wat een consequente en radicale actie al niet vermag.

Een andere vakbeweging

Het belang van de acties van de schoonmakers is groot. Ze hebben laten zien dat het ook in een moeilijke sector mogelijk is om succesvol actie te voeren. Ze hebben laten zien dat de vakbeweging er ook is en hoort te zijn voor migranten, vrouwen, jongeren, voor mensen zonder vaste baan, voor flexwerkers. Ze hebben laten zien dat vrouwen een vooraanstaande rol spelen in de sociale strijd. Ze hebben laten zien dat verschillen in taal en cultuur een ondergeschikte rol spelen als het gaat om gezamenlijke strijd. Ze hebben laten zien hoe mensen door gezamenlijke strijd veranderden in zelfbewuste mensen die niet meer opzien tegen de werkgevers en andere hoge omes. En ze hebben duidelijk gemaakt dat het woord solidariteit in Nederland toch nog wel bestaat.

Het effect van de acties is ook binnen de vakbeweging te merken. Het idee van ‘organizing’ is nu definitief geaccepteerd, niet alleen bij Bondgenoten maar ook bij de Abvakabo FNV. Er valt over te discussiëren of ‘organizing’ nu echt zo veel anders is dan klassiek vakbondswerk, maar in ieder geval is het wat anders dan alleen maar overleggen met de werkgevers en optreden als zaakwaarnemer of ‘sociale ANWB’.

De les dat een goede actie meer waard is dan honderd overleggen wordt natuurlijk nog niet overal in de vakbeweging in de praktijk gebracht, maar de schoonmakers hebben hier toch een belangrijk voorbeeld gegeven. Met het oog op de komende strijd tegen de bezuinigingen is dat een les die men zich in de vakbeweging (en in andere bewegingen) niet genoeg ter harte kan nemen. We hebben veel te danken aan de schoonmakers, en kunnen veel van ze leren.

Respect

Zowel in ‘Tegenmacht’ als in het door de SP uitgegeven ‘Respect’, komen de schoonmakers zelf aan het woord. Voor een deel zelfs dezelfde schoonmakers. In “Tegenmacht’ worden naast de al genoemde werkgevers ook een aantal ‘deskundigen’ aan het woord gelaten, die de achtergrond belichten. In ‘Respect’, wordt vooral de geschiedenis van de staking beschreven met een grote nadruk op de methode van ‘organizing’. Ondanks een zekere overlap vullen de twee publicaties elkaar daardoor goed aan.

Respect, dat was de belangrijkste eis van de schoonmakers. ‘Als je geen respect krijgt ga je het halen’, met dat citaat van Schiphol schoonmaakster en actieleidster Judy Lock begint de flaptekst van ‘Tegenmacht’. Ik klapperde dan ook wel even met mijn oren toen ik op de laatste pagina van het boek las: ‘Bij de portretten van de schoonmakers is geen wederhoor gepleegd, het zijn immers hun persoonlijke ervaringen.’ Alsof dat niet voor de andere geïnterviewden geldt, bijvoorbeeld voor Schiphol-directeur Nijhuis die in het hele interview vooral zijn eigen Schipholstraatje aan het schoonvegen is. Zo zegt hij onder andere: ‘Wij gedragen ons niet als het type opdrachtgevers zoals door bestuurder Ron Meyer van FNV Bondgenoten werd geschetst. Ongeïnformeerd en ongenuanceerd voerde deze het woord.’ Mag die man zeggen natuurlijk, zonder wederhoor, net als een schoonmaker. Respect voor de schoonmakers. Ook in hun eigen bond is die strijd nog niet helemaal gestreden.


Pien Heuts, ‘Tegenmacht’, uitgave Stichting FNV Pers, € 17,95

Diederik Olders, Sjaak van der Velden, ‘Respect, de staking van de schoonmakers in 2010’, uitgave SP, Rotterdam 2011