6. Een land om te wonen

Volkshuisvesting is hét antwoord op de woningnood. Dat ideaal van goed en betaalbaar wonen voor iedereen is verkwanseld, door de liberalisering van de woningcorporaties en de verkoop van sociale huurwoningen. De huizen zijn onbetaalbaar geworden en de huren gaan door het dak. Daarom maken we een nationaal bouwplan voor een duurzame en betaalbare woningbouw. De komende jaren gaan de huren niet omhoog, maar omlaag. In de woningcorporaties krijgen niet de bestuurders maar huurders het voor het zeggen.

Duurzame energie mag geen luxeproduct worden, maar moet voor ieder huishouden betaalbaar zijn. Wij zetten publieke energievoorzieningen op waarmee we zonnepanelen op zoveel mogelijk geschikte daken gaan leggen. Daarmee kan evenveel of zelfs meer stroom worden opgewekt dan huishoudens nu gebruiken. We gaan massaal woningen verbeteren en isoleren. Zo krijgen mensen een beter huis, een lagere energierekening, zeggenschap over de energie en bedwingen we de klimaatcrisis.

 

Deel ons verkiezingsprogramma:

10 redenen om op de SP te stemmen

Klik op de punten hieronder om meer te lezen.

We maken een nationaal bouwplan voor betaalbaar en duurzaam wonen.

We willen een einde maken aan de woningnood. Een nieuw ministerie van wonen krijgt de regie over de huisvesting en maakt een nationaal bouwplan, voor de bouw van duurzame en betaalbare woningen voor iedereen. We streven naar een landelijke aanpak van leegstaand vastgoed. Gemeenten krijgen meer mogelijkheden om leegstand van kantoren, winkels en bedrijfspanden aan te pakken en krijgen de mogelijkheid om vastgoedbazen te onteigenen. Op deze manier kan ook extra woonruimte worden gemaakt voor onder meer jongeren en starters en voor mensen met een beperking.

De huren gaan de komende jaren niet omhoog, maar omlaag.

Ieder mens heeft recht op een betaalbaar huis. Dat moeten we dan ook mogelijk maken. De huren gaan de komende jaren niet omhoog, maar omlaag. Dat doen we in het bijzonder voor de mensen met een lager inkomen. In de toekomst willen we de huren meer koppelen aan het inkomen. We stoppen met de verkoop van sociale huurwoningen door woningcorporaties en stellen bij nieuwbouwprojecten eisen voor de bouw van betaalbare huurwoningen. Om huurders minder afhankelijk te maken van falende marktwerking voeren we voor alle woningen een maximale huurprijs in.

Niet bestuurders maar huurders worden de baas in de woningcorporaties.

Woningcorporaties worden verenigingen zonder winstoogmerk waar de huurders het voor het zeggen hebben. Zij gaan samen bepalen waar de huurgelden aan worden besteed. De verhuurderheffing en winstbelasting voor corporaties schaffen we af. Dat geld wordt geïnvesteerd in het nationaal bouwplan en gebruiken we voor verlaging van de huren, de bouw van huizen, verduurzaming van oudere woningen en het bouwen van nieuwe voorzieningen in buurten.

Met een ‘woonplicht’ pakken we huisjesmelkers en speculanten aan.

Huizen zijn er voor mensen om in te wonen en niet voor huisjesmelkers of speculanten om rijk mee te worden. Het beleggen in vastgoed pakken we aan door een ‘woonplicht’ (zodat je ook echt in een huis moet gaan wonen) en een hogere overdrachtsbelasting vanaf het tweede huis. Zo beschermen we ook huurders in de ‘vrije sector’. Door speculatie met de grondprijzen is grond veel te duur geworden. We stellen voorwaarden aan ontwikkelaars die grond kopen om te bouwen. Het verbod op kraken heffen we op.

We beperken de hypotheekrenteaftrek voor de rijken.

De hypotheekrenteaftrek was ooit bedoeld voor mensen met een laag inkomen om een huis te kunnen kopen, maar is verworden tot een subsidie voor de rijken, die hier nu het meeste van profiteren. Voor hypotheken tot aan 350.000 euro blijft alles hetzelfde. Daarboven beperken we de renteaftrek. Mensen die een woning kopen of verbouwen worden beschermd tegen wanprestaties, door middel van een garantie.

We maken meer plekken voor kinderen en jongeren in de buurt.

Kinderen moeten buiten kunnen spelen, dat is van belang voor hun fysieke en sociale ontwikkeling. Het kan ook bijdragen tot het beperken van overgewicht. Bij de inrichting van buurten moet meer rekening worden gehouden met mogelijkheden voor kinderen om te spelen en te sporten. Dat moet ook mogelijk zijn voor kinderen met een beperking. Jongeren hebben eveneens recht op een eigen plek, ook om rond te hangen. We gaan investeren in het buurtwerk en in buurtcentra.

We stoppen met het op straat zetten van mensen met een huurschuld.

Na tien jaar neoliberaal woonbeleid is in ons land het aantal daklozen verdubbeld. We stoppen met het op straat zetten van mensen met een huurschuld en helpen hen met schuldsanering. Gemeenten maken een sluitend vangnet voor de opvang van dak- en thuislozen en plekken voor begeleid wonen. Met de woningcorporaties maken we afspraken voor een doorstroming naar vormen van zelfstandig wonen.

De energierekening moet omlaag, o.a. door woningen beter te isoleren.

De energierekening moet omlaag. Dat kan door woningen beter te isoleren en collectief van zonnepanelen te voorzien. En door beter onderhoud van woningen (zoals aanpak van schimmel). Zo worden energiekosten lager zonder dat de woonlasten stijgen. De energie is een publieke taak, we willen dan ook dat de energievoorziening in publieke handen komt. Zo voorkomen we dat duurzaam een luxeproduct wordt. We helpen eigenaren bij het vervangen van asbestdaken door zonnepanelen.

We pakken de ramp aan die is ontstaan door de gaswinning in Groningen.

Groningen is gebruikt als wingewest. De staat heeft ruim 400 miljard euro verdiend aan de gaswinning maar gedupeerden wachten nog steeds op schadeherstel en versterking van hun onveilige huis. Deze ramp pakken we aan met een crisisaanpak en een miljardenfonds voor Groningen. Alleen zo kan een begin worden gemaakt met het aanpakken van deze door de politiek aangerichte catastrofe.

Lokale bestuurders krijgen meer geld en mogelijkheden voor lokale problemen.

Ons land is geen eenheidsworst, we kennen grote regionale verschillen. Nationaal beleid voor wonen of werken kan voor verschillende gebieden heel anders uitpakken. Bij landelijke maatregelen moet voortaan beter worden bekeken of ze ‘regio-bestand’ zijn. In alle regio’s is de economische ontwikkeling anders. Lokale bestuurders moeten meer eigen beleid kunnen maken voor de aanpak van de lokale problemen.