Laat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen

Om ons uit de crisis te investeren, zoals het kabinet zegt te gaan doen, moeten we het geld halen waar het zit. Laat de topvermogens en grote bedrijven hun eerlijke deel aan belastingen betalen en claim als overheid een aandeel in grote bedrijven die nu staatssteun ontvangen. Door dit te doen zorgen we ervoor dat we solidair uit de crisis komen en voorkomen we een verdere afbraak van de publieke sector en de sociale zekerheid.

Sinds maart van dit jaar maken we een ongekende crisis door. Als gevolg van de coronapandemie heeft de economie wereldwijd een enorme klap gekregen. Wat de precieze impact van de coronacrisis zal zijn, is nog onduidelijk. Dat hangt ook af van een eventuele tweede golf en wanneer er een vaccin beschikbaar komt. Maar er is alle reden om te stellen dat we met de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog te maken hebben.

Een crisis die de financiële crisis van 2008 ruimschoots zal overtreffen. Dat geldt zeker ook voor Nederland, dat met zijn open en op de export gerichte economie zwaar getroffen wordt. In het tweede kwartaal daalde het bbp volgens een eerste berekening van het CBS met 8,5 procent ten opzichte van het kwartaal ervoor. ‘Een historische krimp, die we in de jaren dertig zelfs niet hebben gezien’, aldus hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen. Veel mensen zijn hun baan inmiddels kwijtgeraakt. Alleen al tussen mei en juni steeg het werkloosheidspercentage net zo hard als in de zeven maanden na het uitbreken van de financiële crisis. Vooral jongeren en mbo’ers zijn de klos, omdat zij verhoudingsgewijs vaker een flexcontract hebben en daardoor als eersten hun baan verliezen. Ook kleine bedrijven dreigen snel om te vallen, mede omdat banken hun weigeren krediet te verlenen.

Ook tijdens de vorige grote crisis werd er actie gevoerd om ‘samen de crisis te lijf’ te gaan. Wat volgde waren enorme bezuinigingen. Foto: ANP / Rob Huibers©

52 miljard euro bezuinigd

Direct na het uitbreken van de coronacrisis nam het kabinet een indrukwekkende hoeveelheid maatregelen om bedrijven en banen overeind te houden. Het stelde in eerste instantie 20 miljard aan noodsteun beschikbaar en gaf aan dat dit bedrag verder kon oplopen tot wel 90 miljard euro. Minister Hoekstra zei: ‘Onze zakken zijn echt heel diep en ik ben bereid om ze allemaal te legen.’ Hiermee suggereerde hij dat de overheid vrij over dat geld kon beschikken, wat natuurlijk niet het geval is. Dat geld zal geleend moeten worden op de financiële markten. En het zal op een gegeven moment weer terugbetaald moeten worden aan de schuldeisers. We hebben in het verleden gezien wat er dan gebeurt. Na de financiële crisis van 2008 liep de staatsschuld met miljarden op, omdat de banken gered moesten worden. In plaats van dat de banken en hun eigenaren zelf verantwoordelijk werden gesteld voor de miljardenverliezen, werd de rekening doorgeschoven naar de werkende klasse. Vooral de publieke sector moest bloeden voor het falen van de banken – met de grootste bezuinigingsoperatie sinds de Tweede Wereldoorlog. Maar liefst 52 miljard euro werd er op de publieke sector bezuinigd om de staatsschuld af te lossen. Dat leidde tot lage lonen, tot personeelstekorten en een hogere werkdruk in de sector waar onze samenleving op rust. En tot een forse aantasting van de georganiseerde solidariteit.

Rijken nog rijker

Nu tijdens de coronacrisis maar weer eens blijkt hoezeer de publieke sector onze samenleving overeind houdt, moeten we voorkomen dat de essentiële beroepen opnieuw het kind van de rekening worden. Ook omdat we weten dat de enorme bezuinigingen op de publieke sector het economisch herstel hebben vertraagd en blijvende schade hebben aangericht. Daarom moeten we het geld halen bij degenen die er sinds de vorige crisis alleen maar op vooruit zijn gegaan. Zo heeft de rijkste 10 procent Nederlanders zijn vermogen sinds 2008 met 140 miljard euro zien toenemen, waarvan bijna de helft ten goede is gekomen aan de rijkste 1 procent. De rijkdom concentreert zich dus vooral aan de top. De rijkste 1 en rijkste 0,1 procent hebben nu respectievelijk een kwart en een tiende van al het private vermogen (ongeveer 1.600 miljard euro) in handen. En dan onderschat het CBS de topvermogens ook nog eens aanzienlijk. Niet alleen omdat de superrijken een deel van hun vermogen naar belastingparadijzen hebben gesluisd, maar ook omdat veel vermogen in bv’s wordt gestald zodat het minder belast wordt. Volgens een ambtelijke werkgroep van het ministerie van Financiën zou dit om zo’n 400 miljard euro gaan, twee keer zoveel als waar het CBS van uitgaat. Op basis van deze nieuwe schatting hebben de wetenschappers Toussaint, Teulings, Salverda en Van Bavel berekend dat de rijkste 1 procent niet een kwart maar een derde van het totale private vermogen in Nederland in handen heeft (zie grafiek op pagina 14), en de top 0,1 procent (7.750 huishoudens) niet een tiende maar een zesde. 

Net als de superrijken, is het ook de grote bedrijven voor de wind gegaan. Sinds 2008 is er elk jaar gemiddeld 158 miljard euro winst aan aandeelhouders uitgekeerd. Tegelijkertijd daalde volgens het CBS de effectieve belastingdruk van grote bedrijven van 22,9 naar 17,1 procent. En dat terwijl het feitelijke tarief voor winstbelasting in al die jaren rond de 25 procent lag. Het is maar goed dat de voorgenomen verlaging van het hoge tarief naar 21,7 procent niet doorgaat, want anders zou de effectieve belastingdruk van grote bedrijven nog lager komen te liggen.

Leg de rekening waar die hoort

Bovenstaande cijfers laten zien dat de allerrijksten alleen maar rijker zijn geworden en grote bedrijven alleen maar meer winst hebben geboekt. Terwijl zij tegelijkertijd steeds minder belasting zijn gaan betalen. Dit ondergraaft de solidariteit in onze samenleving en zet de legitimiteit van onze democratie op het spel. Alleen door de sterkste schouders de zwaarste lasten te laten dragen, kunnen we solidair uit deze crisis komen. Daarvoor is een aantal maatregelen nodig, waarvan de haalbaarheid zal afhangen van de druk die zowel binnen als buiten het parlement wordt uitgeoefend.

Om te beginnen zullen we meer belasting moeten heffen op de grootste vermogens. Daarvoor moet het huidige boxenstelsel op de schop. Dit stelsel is onrechtvaardig, want kapitaal wordt er veel minder zwaar door belast dan arbeid. Bovendien biedt het vele mogelijkheden om met (inkomen uit) vermogen te schuiven, waardoor het nog minder belast wordt. In het nieuwe belastingstelsel zou in ieder geval een progressieve vermogensbelasting moeten komen. Je kunt daarbij denken aan het voorstel van de economen Landais, Saez en Zucman voor een Europese progressieve vermogensbelasting. Zij stellen daarin voor om de rijkste 1 procent met 1 procent te belasten, de rijkste 0,1 procent met 2 procent, en de miljardairs met 3 procent. Een stelselherziening zal wel gepaard moeten gaan met flinke investeringen in de Belastingdienst, om een succesvolle uitvoering mogelijk te maken. 

In de tweede plaats moet de winstbelasting voor grote bedrijven omhoog. Sinds 1980 is het hoge tarief gedaald van 48 naar 25 procent. Zoals we eerder zagen, betalen internationale bedrijven in de praktijk nog minder. Dat komt door de vele regelingen en verdragen die het mogelijk maken om winsten nagenoeg onbelast door Nederland te sluizen. Dat is onrechtvaardig. Zeker ook omdat de baten van ons gunstige ‘vestigingsklimaat’ voor multinationals niet opwegen tegen de kosten voor gewone mensen hier en in andere landen. Zij betalen de rekening voor belastingparadijs Nederland. We moeten er daarom voor zorgen dat grote bedrijven hun eerlijke deel aan belastingen gaan betalen. Daartoe moeten we een einde maken aan regelingen en verdragen die uitsluitend tot doel hebben om de belastingdruk omlaag te brengen, zoals de geheime afspraken die zulke bedrijven met de Belastingdienst kunnen maken over hoeveel belasting ze hier wensen te betalen. 

In de derde en laatste plaats zou de overheid meer voorwaarden moeten stellen aan de noodsteun die zij grote bedrijven nu biedt. Het is immers absurd dat bedrijven die vorig jaar nog miljardenwinsten boekten, zoals KLM en Booking.com, nu direct een beroep op overheidssteun moeten doen om te overleven. Om ervoor te zorgen dat deze bedrijven meer vet op de botten hebben, zou de overheid moeten eisen dat een deel van de winst die voor aandeelhouders is bestemd, aan het eigen vermogen wordt toegevoegd. Ook zou de overheid in ruil voor steun aan grote bedrijven een staatsdeelneming moeten bedingen. Want dan kun je als overheid meer invloed op ze uitoefenen en ervoor zorgen dat publieke belangen worden meegewogen. 

Een herhaling van wat er na de crisis van 2008 is gebeurd, zou desastreus zijn voor onze economie en samenleving. Als de rekening van de coronacrisis opnieuw hoofdzakelijk bij de publieke sector wordt gelegd, betekent dat een serieuze bedreiging voor de solidariteit in ons land. Aan de legitimiteit van onze democratie en ons economisch stelsel zal worden getwijfeld, als deze alleen ten goede komen aan enkelen en niet aan velen. Daarom moeten we in en buiten de Kamer alles op alles zetten om de rekening daar te leggen waar die hoort: bij de superrijken en de grote bedrijven.