'Laat die politieke invloed in je voordeel werken'

Hoe staat de grootste vakbond van Nederland ervoor? Deze vraag legden we vooraan Menno Tamminga, schrijver van het boek over de recente geschiedenis van de FNV De vuist van de vakbond. Ook spraken we vier FNV’ers over de vraag: wat moet de bond doen om relevant te blijven?

 

Aan het slot van zijn boek uit 2017 gaat Menno Tamminga in op de toekomst van de vakbeweging: “Als het ledenverlies in het tempo van 25.000 a 30.000 per jaar doorgaat, zal de FNV nog voor Han Buskers termijn is afgelopen onder 1 miljoen leden zakken. Is dat het einde van de FNV? Nee, want ook iets minder dan een miljoen leden is nog steeds een indrukwekkend aantal. Is dat een ramp? Ja, want een belangenorganisatie waarvan steeds minder leden het belang inzien, verliest haar invloed en haar macht.”

Zijn voorspelling over het ledental is helaas uitgekomen. Vorig jaar daalde het tot onder het miljoen.Toen Tamminga zijn boek in 2017 schreef, was de FNV vooral druk met zichzelf. De grote bonden waren net gefuseerd en er werd een verregaande democratisering doorgevoerd. Desondanks wist de FNV met de campagne voor ‘Echte banen en meer koopkracht’, de flexibilisering van de arbeidsmarkt als foute ontwikkeling te framen en te agenderen. Ook kwam er in dat jaar een ambitieus aanvalsplan tot stand. Met forse investeringen en extra campagnes zou de ‘race naar beneden’ worden bestreden en zouden de ongelijkheid en de flexibilisering worden aangepakt.

Hoe staat de FNV er vier jaar later voor? Menno Tamminga vat het kort en bondig samen: ‘Op de werkvloer zwakker, intern vergrijsder en politiek invloedrijker dan in, zeg, 2015. In tijden van vakbondsverzwakking is die politieke invloed een sterk wapen. Laat dat in je voordeel werken en gebruik het voor betere sociaal-economische wetgeving.’ Aan de hand van vijf vragen maken we met hem de balans op. Dat doen we samen met vier FNV’ers: hoofd van de beleidsafdeling Mirjam de Rijk, campagneleiders Mirte Cofino en Ron Meyer en kaderlid uit de schoonmaaksector Khadija Tahiri.

1. Hoe kan de vakbeweging de grote vraagstukken van deze tijd beïnvloeden, zoals ongelijkheid en flexibilisering?

Menno Tamminga: ‘Nederland denkt, generaliserend gezegd, sociaal-economisch links, maar stemt liberaal-rechts. Die paradox moet de vakbeweging zien te overbruggen als ze de grote thema’s wil aanpakken. Heel simpel gezegd: linkse thema’s in een rechts ‘frame’ verpakken. Gelijk loon voor gelijk werk is eerlijk en rechtvaardig, ook voor liberalen, maar het is ook het thema om het loonverschil tussen mannen en vrouwen te dichten of om de kloof tussen vast werk en flexwerk te versmallen. En als de vakbeweging hierop politieke invloed wil ontplooien moet ze een zeker centralisme aanvaarden.’

Mirjam De Rijk: ‘We hebben de afgelopen jaren de publieke opinie radicaal weten te keren. Het ‘sociaal-economisch links zijn’ waar Menno het over heeft, is mede te danken aan alle acties en campagnes van de bond. Slim campagnevoeren werkt: goed nadenken over wie er beïnvloed moet worden, en wat de beste manier is om diegene te beïnvloeden, soms via acties, soms via lobby, soms via juridische procedures, en vaak een combinatie daarvan. En altijd vanuit de ervaringen van de mensen die zelf aan den lijve ergens last van hebben.’

 

Khadija Tahiri. Foto: archief SP

Ron Meyer: ‘Afgelopen jaar is gebleken hoe cruciaal en onmisbaar zorgverleners, afvalophalers, schoonmakers, beveiligers, pakketbezorgers en vele anderen zijn. Die onmisbaren hebben vaak een bescheiden inkomen en veel onzekerheid. Dat is de grootste opdracht voor de Nederlandse vakbeweging. Dé strijdbare vertegenwoordiger te zijn, van de mensen die ons land overeind houden maar daarvoor niet de waardering krijgen.’

Mirte Cofino: ‘De grote uitdaging voor de vakbond is de afstand tussen medewerkers en de echte beslissers te verkleinen. Hoe meer afstand, hoe minder menselijk de relatie en hoe lastiger het is om invloed te verkrijgen. Hoe overtuig je een aandeelhouder die uit is op snel geld? Of hoe boks je op tegen een platform of algoritme dat je tot in detail beoordeelt? Daarvoor zijn wetten en regels nodig die werkenden beschermen en een stem geven. Dit zijn overstijgende belangen, en daardoor is het onwaarschijnlijk dat individuele werkenden of zelfs sectoren het initiatief nemen om dit aan te pakken. Het vereist echt organisatie en is iets wat we uiteindelijk gezamenlijk zullen moeten afdwingen bij de politiek.’

Khadija Tahiri: ‘We moeten vasthouden aan onze standpunten. We willen zeker werk en een fatsoenlijk loon. Daarvoor moeten we niet te veel polderen, maar onze stem laten horen en samen de strijd aangaan.’

 

Mirte Cofino. Foto: archief Mirte Cofino

2. De afgelopen jaren heeft de FNV flink ingezet op organizing. Is dit de toekomst van de vakbond?

Menno Tamminga: ‘Organizing kan prima werken in sommige sectoren, zoals Ron Meyer en Lilian Marijnissen hebben laten zien in de schoonmaak en de zorg. Dé toekomst is denk ik niet één specifieke actievorm, maar zit in een combinatie van acties én samenwerking met andere partijen of belanghebbenden.’

Mirjam De Rijk: ‘Er is niet één bepaalde methode die in alle gevallen gevolgd moet worden. Op sommige plekken werkt organizing heel goed. Het is één van de manieren van werken.’

Ron Meyer: ‘Ik geloof in machtsvorming door de mensen die het werk doen. Organizing is het uitbouwen van hun leiderschap, van Khadija in de schoonmaak, Ulrike in de beveiliging en Annique in de zorg. De onmisbaren zélf. Laten we eerlijk zijn. ‘Scheefgroei’ is een gevolg van het kapitalistisch systeem, maar legt ook het falen van het poldermodel bloot. Het is tijd om de lobbyist in Den Haag te vervangen door leiders in het land.’

Mirte Cofino: ‘Of je het nu organizing noemt of iets anders, het herstellen van betekenisvol contact met een actieve achterban is cruciaal voor de bond en voor ons bestaansrecht. Organizing-campagnes zouden nog veel meer op elkaar afgestemd moeten worden om zo een gezamenlijke agenda af te dwingen. Maar daarvoor moeten je campagnes monsterlijk groot worden en dat vereist wel een vorm van coördinatie, commitment en eensgezindheid die we in de bond nog niet hebben.’

Khadija Tahiri: ‘Wij hebben in de schoonmaak veel ervaring met organizing en hebben daardoor sterke kadergroepen. In alle sectoren zijn meer kaderleden nodig. Organizing kan daar goed bij helpen. Als je de mensen op de werkvloer erbij betrekt, krijg je een sterkere vakbond.’

3. Moet de bond weer met een maatschappijvisie komen? En zo ja, waar moet die visie dan over gaan?

Menno Tamminga: ‘Visies kunnen interessant zijn, maar je koopt er geen brood voor bij de bakker. Een simpel prioriteitenlijstje voldoet. Wat veel belangrijker is: met wie kan en wil de vakbeweging samenwerken om een of meer van die prioriteiten te verwezenlijken. De dalende ledenaantallen maken samenwerking cruciaal, maar daar is de bond niet zo goed in.’

Mirjam de Rijk: ‘We hebben een maatschappijvisie. Als je vindt dat de poet eerlijker verdeeld moet worden, als je vindt dat de economie er voor mensen is en niet andersom, als je voor een sterke publieke sector bent: dat is een maatschappijvisie. En ik zal altijd blijven benadrukken hoe belangrijk het bestrijden van economische mythes is: nee, het gaat niet vanzelf beter met mensen als het goed gaat met bedrijven, nee, lagere belastingen leiden er niet toe dat bedrijven meer gaan investeren en ja, de publieke sector draagt zeker zoveel bij aan ‘de economie’ als de markt.’

Ron Meyer. Foto: archief SP

Ron Meyer: ‘We zullen het weer over klasse moeten hebben. Als corona iets heeft blootgelegd, dan is het dat we absoluut niet met z’n allen in hetzelfde schuitje zitten. Per rijke sterven er drie armen aan corona. Uitgerekend de mensen die het land overeind houden, lopen de grootste risico’s maar verdienen veel minder dan degenen die warm en droog thuis zitten.

Mensen met een bescheiden inkomen gaan zes jaar eerder dood dan mensen met de hoogste inkomens. Dat is geen toeval, dat komt door het verrotte systeem. En dat gaat niet weg door mooie woorden aan overlegtafels. Maar door sociale strijd, door in de maatschappelijke krachtsverhoudingen tegenmacht te organiseren. Omarm het vakmanschap en bestrijd dat krankzinnige meritocratische idee dat alles wat je krijgt jouw persoonlijke verdienste is.’

Mirte Cofino: ‘Een maatschappijvisie heeft alleen zin als je er leden omheen organiseert, en deze visie met hen tot stand is gekomen. Met hun woorden, hun ervaringen en hun kennis. Wat mij betreft zou de nadruk moeten liggen op oplossingen die erop gericht zijn om mensen meer baan- en inkomenszekerheid te geven.’

Mirjam de Rijk. Foto: archief Mirjam de Rijk

4. Hoe kan de bond groepen die nu ondervertegenwoordigd zijn meer en blijvend betrekken bij de bond, zoals jongeren, flexwerkers en arbeidsmigranten?

Menno Tamminga: ‘Eén van de hamvragen. De vakbonden zijn juist zwak in de sectoren waar een aanzienlijk deel van deze mensen werkt. Ik heb geen oplossing anders dan: een wezenlijk andere aanpak verzinnen dan nu.’

Mirjam de Rijk: ‘We moeten in ieder geval online veel zichtbaarder worden en meer verschillende manieren bieden om actief te worden. En voor mensen die nu ondervertegenwoordigd zijn in de bond, helpt het om met veel mensen tegelijk actief te worden: één jongere voelt zich misschien wat verloren in een bestaande kadergroep, maar word je tegelijk met wat leeftijdsgenoten actief, dan voelt het heel anders.’

Mirte Cofino: ‘Door actief te zijn en te investeren in sectoren waarin deze groepen werkzaam zijn. Laten we daar doen waar we goed in zijn: goed luisteren naar de problemen die deze groepen ervaren en die samen met hen aanpakken.’

Fysiotherapeuten voeren actie tegen de macht van de zorgverzekeraars. Foto: Anouk Pross.

5. Wat kan de politiek doen om de positie van de vakbeweging te versterken?

Menno Tamminga: ‘Ervoor zorgen dat vakbonden cao’s kunnen afsluiten met duidelijke voordelen voor alleen leden. Slogan: Wie lid is, verdient beter.’

Mirte Cofino: ‘Zorgen dat concurrentie op kwaliteit belangrijker wordt dan concurrentie op prijs, via wetten en regels die bijvoorbeeld exorbitante uitkeringen aan aandeelhouders, brievenbusfirma’s en ondermijnende constructies verbieden.’

Mirjam de Rijk: ‘Door met wetgeving de doorgeslagen flex te bestrijden. En door wetgeving te maken waarin wordt vastgelegd dat cao’s alleen afgesloten kunnen worden met bonden die onafhankelijk zijn van de werkgevers. Dan vallen al die rare ‘schootbonden’ af: nepbonden die financieel afhankelijk zijn van de werkgevers en daardoor bij hen op schoot zitten.

En natuurlijk door te zorgen dat de overheid als werkgever het goede voorbeeld geeft. Met goede lonen in de publieke sector, met het terugdringen van flex in de publieke sector en door sociaal aan te besteden.’