publicatie

Spanning, oktober 2008 :: Van hypotheekcrisis naar crisis van het systeem

Spanning, oktober 2008

Van hypotheekcrisis naar crisis van het systeem

In razendsnel tempo ontwikkelt de Amerikaanse hypotheekcrisis zich via een financiële crisis tot een algemene economische crisis. Overal op de wereld duikelen de beurskoersen naar beneden; banken dreigen om te vallen; regeringen pompen miljarden in het financiële systeem en IJsland staat als land op de rand van faillissement. Ook de echte economie wordt geraakt en het is niet uit te sluiten dat de hele wereldeconomie op weg is naar een algemene recessie.

Tekst: Willem Bos

Wat betekent dit voor de economische, sociale en politieke perspectieven voor de komende tijd? Wat moet en kan de opstelling van socialisten zijn? Dit artikel bestaat uit drie delen. Eerst gaan we in op het ontstaan van deze crisis. In het tweede stuk schetsen we de historische achtergrond. En in het laatste deel laten we Ewout Irrgang aan het woord over de gevolgen en de maatregelen die er nu nodig zijn.

“De hoofdschuldigen zijn natuurlijk de banken en andere financiële instellingen”, benadrukt Geert Reuten, senator voor de SP en universitair hoofddocent economie aan de Universiteit van Amsterdam. “De financiële instellingen hebben de afgelopen decennia enorme winsten gemaakt. Die zijn terechtgekomen bij de aandeelhouders en bij de top van die organisaties.

In 1982 vormden in de VS de winsten van financiële instellingen minder dan 5 procent van de totale winsten”, zo gaat hij verder. “In 2007 was dit gestegen tot 41 procent. Die geweldige winsten zijn het gevolg van de enorme risico’s die door de financiële instellingen zijn genomen. Nu het mis gaat, moet de gemeenschap, en uiteindelijk de belastingbetaler, ervoor opdraaien.”

De huidige crisis is in zekere zin een voortzetting en uitbreiding van de ‘dotcom’-crisis die in 2001 vooral in de VS toesloeg. In 2001 ging het om het knappen van de zogenoemde internetbubbel. De prijs van aandelen van bedrijven van de ‘nieuwe economie’ was in de voorafgaande periode tot ongekende hoogte gestegen. Aan internetbedrijven die tot op dat moment nog geen cent winst hadden gemaakt, werd op de beurs een enorme waarde toegekend.

Toen de fictieve rijkdom van de ‘nieuwe economie’ uit elkaar klapte, dreigde dat ook de echte economie te raken. De VS voorkwamen dit door de kredietkraan nog verder open te zetten. De belangrijkste rente werd in relatief korte tijd verlaagd van 6 procent naar 1 procent. De schulden van Amerikaans huishoudens groeiden snel. In de VS werd er de afgelopen tijd door huishoudens meer geleend dan er in totaal werd verdiend (in 2007 120 procent). Behalve leningen voor auto’s, studies en creditcard leningen ging het vooral om hypotheken. De verwachte waardestijging van de huizen vormde de basis voor veel te hoge hypotheken.

Mensen werden gelokt met hypotheken met een lage instaprente, die in de loop van de tijd werd verhoogd. Kopers van die hypotheken werd voorgehouden dat de stijging van de huizenprijzen ervoor zou zorgen dat ze financieel het hoofd boven water zouden kunnen houden.

Zo werd de internetbubbel opgevolgd door de nog veel grotere hypotheekbubbel. Reuten: “Daar ligt een groot verschil tussen Europa en de VS. In de VS is er een enorme schuld. De VS consumeren meer dan ze produceren, er is een dagelijks tekort van 2 miljard dollar. In Europa is er gemiddeld een overschot en af en toe een klein tekort.”

Vanaf 2007 komen steeds meer Amerikanen met een dergelijke hypotheek in de problemen en stort de Amerikaanse hypotheekmarkt in. Dat blijkt nog maar het begin. In de loop van de tijd wordt duidelijk dat deze ‘besmette’ hypotheken en daarvan afgeleide producten op grote schaal zijn doorverkocht aan financiële instellingen over de hele wereld. Ook Nederlandse financiële instellingen zijn met dit soort producten ‘besmet’.

“Natuurlijk hebben ook de toezichthouders, zoals de Nederlandse Bank en de Autoriteit Financiële Markten een verantwoordelijkheid, ”zegt Reuten. “Er zijn twee mogelijkheden, of ze wisten niet wat er allemaal fout zat bij de banken en andere instellingen, dan hebben ze hun werk niet goed gedaan, of ze wisten het wel, en dan zijn ze helemaal medeverantwoordelijk.”

“Het zou goed zijn als daar een diepgravend onderzoek naar kwam want het lijkt erop dat er binnen de banken ook gewoon allerlei fouten zijn gemaakt. Risicovolle zaken zijn buiten de balans gehouden, zoals bijvoorbeeld bij Fortis bleek nadat dat bedrijf voor de helft door de Nederlandse staat was overgenomen.”

Kapitalisme, crisis en neoliberalisme

Volgens Karl Marx leidt het functioneren van het kapitalisme noodzakelijkerwijs tot periodieke crises. De geschiedenis lijkt hem op dit punt gelijk te geven. De ernstigste crisis was de ‘grote depressie’ die in 1929 begon met het instorten van de beurs van New York wat leidde tot de crisis van de jaren dertig die weer uitliep op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog.

Als reactie daarop is een aantal veranderingen doorgevoerd die een stabiliserende invloed hebben op de economie. Daarbij moeten we denken aan een grote overheidssector die in perioden van teruglopende conjunctuur zelf economische activiteiten kan ondernemen; een verhoging van de levensstandaard (en dus van de koopkracht) van de bevolking en een stelsel van sociale zekerheid waardoor van werklozen niet direct de hele koopkracht wegvalt.

Na de oorlog volgde er een periode van dertig jaar van sterke economische expansie zonder crises. Behalve aan bovengenoemde maatregelen was dat vooral te wijten aan een soort inhaaleffect. Na de crisis en wereldoorlog was er ruimte voor langdurige groei. Maar die inhaalslag duurde niet eeuwig. Vanaf het eind van de jaren zestig liepen de winstmarges zowel in de VS als Europa terug en halverwege de jaren zeventig was de eerste naoorlogse algemene recessie een feit.

Het neoliberalisme

Als reactie op die recessie ontstond de neoliberale politiek. Om de winstmarges weer op peil te brengen werd er geprivatiseerd, geliberaliseerd en gedereguleerd. De overheidssector werd teruggebracht en mocht geen actieve rol meer in de economie spelen, de afbraak van de sociale zekerheid werd ingezet. De uitgaven aan lonen en sociale voorzieningen moesten naar beneden. De vrije markt moest onbelemmerd zijn werk kunnen doen. Het kapitaal moest vrij daar naartoe kunnen stromen waar het de beste mogelijkheden zag. Beperkingen voor internationaal kapitaalverkeer werden opgeheven.

Na het eerste neoliberale experiment in Chili, na de bloedige staatsgreep van Pinochet op 11 september 1973, werd het recept toegepast door Thatcher in Groot-Brittannië, door Reagan in de VS en daarna vrijwel overal in de wereld. Na de val van de Berlijnse muur en de ineenstorting van het Sovjetblok kreeg het neoliberalisme helemaal de wind mee. De geschiedenis leek Margaret Thatchers motto ‘Er is geen alternatief’ gelijk te geven. De neoliberale aanpak had een aantal gevolgen. Het aandeel van de winsten ten opzichte van de inkomsten uit arbeid is aanzienlijk gestegen. De rol en de macht van de grote multinationale ondernemingen is toegenomen, die van de overheid verminderd.

De rol van de financiële instellingen is toegenomen. Zij zijn zich steeds meer toe gaan leggen op de handel in allerlei (vaak zeer complexe) financiële producten. Dit is een internationale handel, mogelijk gemaakt door het opruimen van belemmeringen in het internationale kapitaalverkeer en het afzwakken van de regels waaraan banken moeten voldoen.

Crises keren terug

Als gevolg van de neoliberale omwenteling werden die elementen die een remmende werking op de economische conjunctuur hadden verzwakt of zelfs helemaal verwijderd. Het gevolg was dan ook de terugkeer van periodieke crises. Crises die in diepgang en in reikwijdte steeds groter lijken te worden.

De zo genoemde ‘peso-crisis’ in Mexico in 1994-1995 trof maar één land. In 1997 was het een hele regio: Zuidoost Azië. De ‘dotcom’-crisis van 2001 sloeg vooral toe in de belangrijkste economie – die van de VS – en de huidige crisis lijkt zich over de hele wereld te verspreiden.

De geweldige hoeveelheid krediet speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van de crisis. Vooral in de VS waar de hoeveelheid krediet enorm groot is, staat men daarom voor een duivels dilemma. Als men de omvang van het krediet terugbrengt verscherpt dat de recessie omdat de consumptie, de productie en daarmee de werkgelegenheid terug zullen lopen. Als men probeert de economie aan de gang te houden en een diepe recessie te voorkomen kan dat niet zonder krediet. Maar dat hoge krediet niveau legt nu juist de basis voor een crisis.

Ewout Irrgang:

Links moet nu inzetten op fundamentele veranderingen

Als financieel woordvoerder van de SP-fractie is Ewout Irrgang dag en nacht bezig met de financiële crisis. In een café op de Amsterdamse Nieuwmarkt praten we met hem.

Wat zijn de gevolgen van de crisis voor Nederland en de Nederlanders?

Irrgang steekt meteen van wal. “Het eerste en grootste gevaar is het instorten van het financiële systeem. De maatregelen die zijn genomen zijn erop gericht dat te voorkomen. Als banken failliet dreigen te gaan moeten ze genationaliseerd worden. Dat geldt ook voor andere financiële instellingen zoals verzekeringsmaatschappijen.”

Die zouden allemaal genationaliseerd moeten worden?

“Als ze allemaal in de problemen komen wel. Nationalisatie is geen doel, maar een middel. Ze moeten genationaliseerd worden als ze dreigen failliet te gaan. Het is een maatregel om te voorkomen dat belangen van spaarders of van het hele financiële systeem geschaad worden.”

Wat zijn de directe effecten buiten de sfeer van de financiële instellingen, op de echte economie?

“Dat ligt op drie vlakken. In de eerste plaats via de pensioenfondsen. Heel veel pensioenfondsen hebben aandelen. Door het instorten van de beurs zijn hun reserves geslonken en bestaat de kans dat ze pensioenen niet of maar gedeeltelijk kunnen indexeren, dat wil zeggen verhogen in verband met de inflatie. Dat zou tot een achteruitgang in inkomen voor gepensioneerden kunnen leiden.

In de tweede plaats zijn er natuurlijk mensen met aandelen. Dat is een minderheid van de bevolking, maar wel een grote minderheid. Die mensen zijn gewoon armer geworden.

En dan lijkt de huizenmarkt natuurlijk te sputteren. Een echte ineenstorting van de huizenmarkt, zoals in de VS, is in Nederland niet te verwachten, gewoon omdat er te weinig huizen gebouwd worden zodat er een tekort is. Maar een lichte daling van de prijzen is ook een verarming van het vermogen van gezinnen.

Daarnaast zijn is er nog indirecte effecten. Bedrijven kunnen minder investeren omdat ze minder makkelijk leningen krijgen. Dat leidt tot minder werkgelegenheid, en daardoor verlies van koopkracht. En waarschijnlijk lijdt het ook tot een lagere loonstijging. Dat zijn allemaal zaken die gevolgen hebben voor gewone mensen.

En dan is er nog een laatste punt”, zegt hij. “Dat is misschien het belangrijkste. Het vertrouwen. Mensen zijn het vertrouwen kwijt. Ze kijken de kat uit de boom en geven minder uit. Ook bedrijven doen dat. Als zowel bedrijven als consumenten minder uitgeven heeft dat gevolgen voor de economische groei, komt er minder werkgelegenheid en minder koopkracht. Al die effecten komen uiteindelijk bij de gewone mensen terecht.”

En dan zijn er de internationale gevolgen, de gevolgen voor de internationale verhoudingen?

“Zeker, de crisis is begonnen in Amerika. Hij is niet beperkt tot Amerika zoals Wouter Bos stelt, het is niet alleen de crisis van het Amerikaanse toezicht. Ook Nederlandse instellingen hadden dezelfde verkeerde producten uit Amerika gekocht en de banken en de toezichthouders hebben dat gewoon laten gebeuren. Er is dus ook sprake van het falen van het toezicht hier.

Het is wel zo dat Amerika als land al heel lang boven zijn stand leeft. De Amerikanen geven meer uit dan ze verdienen en dat wordt uiteindelijk betaald door de Aziaten, vooral door China en landen in het Midden-Oosten die door de gestegen olieprijzen veel dollars hebben. Nu het vertrouwen in de Amerikaanse economie weg is, zou dat kunnen betekenen dat er minder bereidheid is om de Amerikaanse economie te blijven financieren. Amerika kan het gewoon niet allemaal blijven betalen. De oorlogen in Irak en Afghanistan; de verlaging van de belastingen voor de rijken en de gevolgen van deze crisis. De hegemonie van Amerika zou als gevolg van deze crisis wel eens fors achteruit kunnen gaan.”

Leidt deze crisis ook tot echt ander beleid?

“Dat is wel te hopen. Deze crisis laat het morele en economische failliet van het neoliberalisme zien, vooral in de financiële sector. De laatste twintig, dertig jaar is steeds maar gezegd dat de overheid zich juist uit deze sector zo veel mogelijk terug moest trekken. Nu blijkt de overheid niet het probleem te zijn maar de oplossing.

Wat betreft oplossingen moet je natuurlijk onderscheid maken tussen crisismanagement en fundamentele veranderingen. Het crisismanagement is nu bezig, Het is de taak van links, van partijen als de SP, om nu het neoliberalisme op zijn gat ligt dat om te zetten in fundamentele veranderingen. Die moeten natuurlijk bevochten worden want reken er maar op dat, als de financiële crisis gaat luwen, de lobby van de financiële sector weer op gang komt.”

Waar zullen die veranderingen uit moeten bestaan?

“Dat is natuurlijk een veelheid aan maatregelen, maar centraal staat een strenger toezicht van de overheid op de financiële sector. Strengere eisen voor de banken voor het aanhouden van reserves, een verbod op het buiten de balans houden van slechte leningen in speciale beleggingsobjecten en dergelijke. Het gaat niet om één maatregel, maar om een groot aantal dingen die moeten veranderen.

Tot nu toe is er nog weinig discussie over de rol van de Nederlandse toezichthouders. Dat komt natuurlijk omdat de problemen in eerste instantie zijn overgewaaid uit de VS. Maar er zijn ook Europese en Nederlandse financiële instellingen die geld in deze foute producten hebben gestoken. Het Nederlandse toezicht heeft gewoon gefaald. Die discussie komt nog wel. Dat zie je altijd bij crises. Eerst moeten de problemen opgelost worden, dan komt de discussie hoe het zo ver heeft kunnen komen.

Een ander punt is of er niet een permanente vorm van publiek aandeelhouderschap zou moeten komen in financiële instellingen. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van een preferent aandeel, waarbij de overheid een eerste recht heeft op een deel van de winst. Want het is natuurlijk raar dat als het verkeerd gaat de overheid moet ingrijpen, maar dat als het goed gaat de winst voor private investeerders is. Maar het kan ook anders. Zo zou geregeld kunnen worden dat de financiële instellingen moeten betalen voor de garantie op de spaartegoeden die de overheid nu geeft. Zo zijn er allerlei constructies denkbaar.

Ook op internationaal vlak zou er natuurlijk wat moeten gebeuren. Sinds begin jaren zeventig is het hele internationale kapitaalverkeer geliberaliseerd. Je ziet nu bijvoorbeeld bij IJsland – net als indertijd bij de Aziëcrisis – hoe destructief dat kan uitpakken. Een terugkeer tot een meer geregeld kapitaalverkeer zoals voor de jaren 70 zou goed zijn voor de stabiliteit van het financiële systeem in de wereld.

Het is nu het juiste moment om die discussies aan te gaan. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de vakbeweging. Die heeft internationaal veel gedaan tegen de hedgefunds. Dat zijn bij uitstek exponenten van het aandeelhouderskapitalisme. Die zijn erop gericht om op zo kort mogelijke termijn zo veel mogelijk te verdienen ook al vernielen ze daar een bedrijf mee. Het zou goed zijn als de vakbeweging daar nu een campagne tegen begon. De tijd is nu rijp. Iedereen kan nu zien hoe desastreus de doorgeslagen marktwerking in de financiële sector is. Het is nu tijd voor fundamentele veranderingen.”