publicatie

Spanning, oktober 2008 :: Het rijke rode leven

Spanning, oktober 2008

Het Rijke Rooie Leven

Deel 39: Arthur Bruls over De mens heeft voorrang

De mens heeft voorrang!

Erich Pinchas Fromm (Frankfurt am Main, 23 maart 1900 – Locarno, 18 maart 1980) was een internationaal bekende Duits-Amerikaanse (sociaal) psycholoog en filosoof. Fromm groeide op in een orthodox-joods gezin, maar ontwikkelde zich in humanis-tische richting. Na zijn gedwongen emigratie leefde hij in de Verenigde Staten en later Mexico. Toen hij 74 jaar was verhuisde hij naar Muralto in Zwitserland waar hij vijf dagen voor zijn tachtigste verjaardag stierf.

Duitsland maar ook andere landen maakten in de negentiende eeuw een ongelofelijke groei door. In 1914 komt aan die vooruitgang echter een einde en stort de kapitalistische wereld zich in een orgie van geweld en vernietiging. De Eerste Wereldoorlog eindigt met de hoop op een socialistische revolutie. Maar die wordt met geweld en met behulp van de leiding van de sociaal-democratie de kop ingedrukt. Om de arbeiders rustig te houden worden de lonen en sociale voorzieningen wel verbeterd. In de jaren twintig ontstaat zo het voorzichtige begin van een consumptiemaat-

schappij.

Waarom schikken zoveel mensen zich opnieuw in die kapitalistische maatschappij en hoe worden mensen gemanipuleerd door die consumptiemaatschappij, vraagt een groep marxisten zich af. Fromm maakt deel uit van deze Frankfurter Schule. Economische problemen krijgen bij deze marxisten minder aandacht, hun belangstelling gaat uit naar de vraag hoe het kan dat mensen zich identificeren met het kapitalisme, dat hun eigenlijk weinig te bieden heeft. In één van zijn mooiste boeken, Marx’ visie op de mens, betoogt Fromm dat de belangstelling van Marx voor economische vraagstukken in dienst stond van de vraag hoe mensen zich kunnen ontplooien. Fromm probeert Freuds psychoanalyse te integreren in het marxisme. Tegenover de sociaal-democratie en het stalinisme, die er- van uitgaan dat het geluk van de mens afhankelijk is van de ontwikkeling van de techniek en de economie, benadrukt Fromm dat marxisme een vorm van humanisme is, waarin het gaat om de ontplooiing van de mens.

Volgens Fromm hebben mensen bepaalde onveranderbare psychologische behoeften, zoals zinvolle arbeid en liefdevolle relaties. Bij het beoordelen van een maatschappelijk systeem is het dus essentieel om te kijken of die behoeften bevredigd worden. Dat doe je volgens hem niet door alleen te beoordelen of het systeem stabiel functioneert.

Liefde voor het leven

Nadat de nazi’s aan de macht kwamen, vluchtte Fromm naar Amerika. Hij wordt in de jaren vijftig actief in de beweging tegen kernwapens en vraagt zich af waarom mensen zo passief zijn tegenover de dreiging van een kernoorlog. Fromm constateert dat het kapitalisme de natuurlijke liefde van mensen voor het leven, de mogelijkheid om productief en liefdevol met anderen samen te werken, aantast. Zijn denkbeelden over het verlies van liefde voor het leven zijn in het tijdperk van klimaatsverandering nog steeds stimulerend.

Fromm was in de jaren zestig, zeventig en tachtig razend populair. In Duitsland werd zijn boek Haben oder Sein een bestseller, met enorme invloed op de beginnende milieubeweging. In een periode waarin veel mensen zich losmaakten van de religie, vulde een marxist deze leemte omdat hij vragen over zingeving niet uit de weg ging. Fromm had een opleiding tot rabbijn gevolgd, zijn soms wat zalverige schrijfstijl is daarom ook een beetje die van een zielzorger. Zijn boeken maken de meeste indruk als je ze in hun totaliteit leest. Fromms psychoanalytische achtergrond maakt hem tegenwoordig minder aantrekkelijk. Hij gaf zelf een goede kritiek op de klassieke psychoanalyse, maar de negatieve waardering van homoseksualiteit nam hij over. Zijn boek Liefhebben, een kunst een kunde, is nog steeds populair in christelijke milieus als een pleidooi voor monogame heteroseksuele relaties. Je kunt het echter boek ook lezen als een pleidooi voor een minder bezitterige visie op relaties en een afrekening met het idee dat seksualiteit alleen maar bepaald wordt door de biologie en niet iets waar mensen ook zelf vorm aan geven.

Het fragment uit zijn werk is afkomstig uit het in 1960 geschreven Let Man Prevail. A Socialist Manifesto and Program (De mens heeft voorrang! Een socialistisch manifest en programma) dat Fromm in 1960 schreef als een discussiebijdrage voor de Amerikaanse SP-SDF, een kleine socialistische organisatie waarvan hij toen lid was. De tekst is geschreven in een periode waarin veel Amerikaanse arbeiders een ongekende levensstandaard genoten.

Fragment uit:

De mens heeft voorrang

Moeten we ons neerleggen bij het feit dat we weliswaar de natuur beheersen en steeds meer goederen produceren kunnen, maar dat we de hoop op een nieuwe wereld van solidariteit en rechtvaardigheid moeten opgeven en dat dit ideaal in het lege technologische begrip van “de vooruitgang” ten onder gaat? (...) Terwijl er onder ons miljoenen en buiten Amerika honderden miljoenen mensen niet genoeg te eten hebben, beperken we onze landbouwproductie en geven jaarlijks honderden miljoenen dollars uit om het voedsel dat we over hebben op te slaan. We bezitten alles in overvloed en toch boeit het leven ons niet. We zijn welvarender geworden, maar we hebben minder vrijheid. We consumeren meer, maar voelen ons innerlijk alleen maar leger. We beschikken over atoomwapens, maar zijn daardoor alleen maar weerlozer. We zijn beter opgeleid, maar tegelijkertijd worden ons kritisch oordeelsvermogen en onze overtuigingen zwakker. We zijn godsdienstiger maar ook materialistischer. (...) Maar de vraag waar het echt om gaat luidt: Wat is er met de mens gebeurd? Waar moet er van hem worden, als we de weg blijven volgen, die ons industriële systeem nu bewandelt? (...)

Het idee dat de geschiedenis een doel heeft en het geloof aan de mogelijkheid de mensen te vervol-maken in het historisch proces was kenmerkend voor het westelijk denken. (...) Wat is er van het idee van de mogelijkheid de mensen te vervolmaken geworden? Ze is verworden tot het vage idee van “de vooruitgang”, tot een visie dat in de toekomst er alleen maar meer en betere “dingen” geproduceerd worden. Daaraan wordt niet meer het idee gekoppeld van het ontstaan van een mens die al zijn vitale en productieve krachten benut. Onze politieke voorstellingen hebben hun geestelijke wortels verloren. (...) Sinds ze niet meer in het gevoel en de verlangens van mensen wortelen, zijn het lege hulzen geworden, die weggeworpen worden, als dat van pas komt.

Niet alleen op het gebied van de productie wordt het individu beheerst en gemanipuleerd, maar ook op het gebied van de consumptie, een gebied waar we zogenaamd vrij kunnen kiezen. Of het nu om de consumptie van voedsel, kleding, alcohol, sigaretten of om bioscoop- en televisieprogramma’s gaat, steeds wordt een krachtige suggestief apparaat ingezet. (...) De mens wordt tot een consument gemaakt, in een eeuwige zuigeling, die geen andere wens heeft dan steeds meer en “betere” dingen te consumeren. (...) Hij ervaart zich niet als iemand die actief de beschikking heeft over zijn eigen krachten en zijn innerlijke rijkdom, maar als een verarmd “ding”, dat van machten afhankelijk is, die buiten zichzelf liggen (...) De mens is van zichzelf vervreemd en knielt voor het werk van zijn handen. Hij knielt voor de dingen die hijzelf produceert .(...) De producten, de machines en de staat van de moderne mens zijn tot een afgodsbeeld geworden en deze afgodsbeelden representeren voor hem de eigen levenskrachten in een wereld die hem vreemd is geworden.

Marx (...) zei: “In plaats van alle fysieke en geestelijke zintuigen is daarom de eenvoudige vervreemding van al deze zintuigen getreden, de zin voor bezit getreden.” (...) Volgens Marx zijn we arm ondanks al onze rijkdom, omdat we veel hebben, maar weinig zijn.

Het gevolg is dat de mens zich onzeker, eenzaam en gedeprimeerd voelt en dat hij te midden van al die overvloed aan een gebrek aan vreugde lijdt. (...) Wat vijftig jaar geleden de grote kritiek op het socialisme was, dat het tot uniformiteit, bureaucratisering, centralisering en een zielloos materialisme zou leiden, is in het huidige kapitalisme werkelijkheid geworden. (...)

Maar de mens is er niet toe geschapen, een ding te zijn en ondanks alle bevrediging door consumptie kan men zijn inherente levenskrachten niet doorlopend verlammen. Ons blijft slechts de keuze, of we worden weer opnieuw de baas van de machine of we lopen het gevaar dat de onderdrukte levensenergie zich op destructieve wijze uit. (...)

De SP-SDF moet zich van andere politieke partijen niet alleen door haar programma en haar idealen onderscheiden, maar bovendien door haar structuur en haar manier van werken. Ze moet tot de geestelijke en sociale thuisbasis worden van alle leden, die een humanistisch realisme en oordeelsvermogen gemeenschap-pelijk hebben en die zich verbonden voelen op basis van hun gemeenschappelijk belang en hun geloof aan de mens en zijn toekomst.

Socialisme gaat over mensen

In 1982, als zestienjarige jongen las ik De mens heeft voorrang! voor het eerst, het is waarschijnlijk één van de eerste marxistische teksten die ik ooit onder ogen kreeg. Bij het lezen van Fromms tekst zullen veel mensen zich afvragen, waar gaat dit over, is dit niet te vaag, wat kunnen we hier praktisch mee? Ook ikzelf dacht hier heel lang zo over. Maar wat me de laatste jaren opnieuw en steeds meer is gaan boeien in Fromm is niet zozeer zijn feitelijke analyse, maar zijn manier om naar de wereld te kijken. Fromm leek er in de jaren vijftig van uit te gaan dat de levensstandaard alsmaar zou stijgen, maar in het neoliberalisme gaan veel mensen er op áchteruit. Freuds psychoanalyse waarvan de invloed in veel Fromms werken heel sterk is, spreekt me helemaal niet aan. Maar wat me juist heel sterk aanspreekt is Fromms benadrukken dat het bij politiek om mensen gaat en dat socialistische politiek ook noodzakelijkerwijs een visie op mensen moet hebben. Aan de ene kant omdat gevestigde politiek vaak alleen maar over structuren op het gebied van de arbeidsvoorwaarden, het verkeer, de gezondheidszorg of het strafrecht gaat. Maar ook omdat je alleen op die manier mensen voor een socialistisch politiek project kunt winnen. Als je op straat staat, merk je vaak dat het relatief gemakkelijk is om mensen voor je standpunt over de oorlog in Irak of de hervorming van de ziektekostenregeling te winnen, inhoudelijk zijn mensen snel overtuigd. Maar wat veel moeilijker is om mensen actief te krijgen. Wat mij daarbij steeds vaker is gaan opvallen dat bij veel mensen dan altijd een bepaald soort visie op de mens een belangrijke rol speelt. Dat is niet realistisch, zo zijn mensen niet, hoor je vaak. Of een visie op de geschiedenis. Dat gaat nooit gebeuren, hoor je even vaak. Dat zijn ideologische standpunten. Als je op dat punt een discussie aan wilt gaan, dan zul je dus op dat vlak ook je eigen ideologie – je eigen kijk op de mens, op zijn geschiedenis – moeten ontwikkelen. Heel veel linkse mensen van mijn generatie zijn de laatste twintig jaar precies het tegenovergestelde gaan doen, ze zijn zich steeds meer als deskundigen gaan opstellen, zijn over een bepaald onderwerp steeds meer kennis gaan verzamelen. En in Nederlands links zijn op dit moment op bijna elk terrein wel genoeg deskundigen die kunnen aantonen dat een andere wereld wel degelijk mogelijk is en dat het huidige beleid ons zelfs naar de afgrond drijft. Maar de vraag: hoe komt het nu eigenlijk dat mensen zo weinig met die kennis doen, wordt steeds minder gesteld. Dat leidt ook tot heel veel frustraties bij al die specialisten, en tot steeds meer aandacht voor hoe mensen overkomen in de media.

Om mensen actief te krijgen, moet je volgens mij minder aandacht besteden aan het verzamelen van kennis over een bepaald onderwerp en er meer over nadenken hoe het komt dat mensen zo weinig doen met al die goede ideeën voor een socialistische wereld. Fromms sociologische benadering, te kijken naar de manier waarop mensen door de maatschappij beïnvloed worden spreekt me daarbij erg aan. Journalisten en deskundigen bekijken mensen vaak als kennisverzamelaars. Ze vergeten dat de meeste mensen in het kapitalisme helemaal niet worden opgevoed om kritisch na te denken, maar vooral om heel eenzijdige praktische taken uit te voeren. Ze hebben ook het meeste zelfvertrouwen, als ze zich op die praktische taken concentreren, waardoor ze moeilijk politiek actief worden. Mensen zijn in het kapitalisme vaak geen kritische actieve burgers, maar vaak vereenzaamde, onzekere mensen en dat manifesteert zich ook in uitspraken als “zo zijn mensen niet” en “dat gaat nooit gebeuren”.

Veel denkers van de eerder genoemde Frankfurter Schule werden uiteindelijk steeds pessimistischer over de mogelijkheid dat mensen nog tegen het kapitalisme in opstand zouden komen. Fromm maakt zo’n ontwikkeling nooit door, het is ook niet voor niets dat hij actief werd in de SP-SDF en zijn hele leven actief bleef in de vredesbeweging. Interessant aan deze tekst vind ik wat dat betreft ook het laatste stukje, waarin hij de nadruk legt op het feit dat mensen zich in een socialistische organisatie ook zelf moeten kunnen ontwikkelen, juist omdat ze in de rest van de maatschappij, in hun dagelijkse leven, op de werkvloer zo ontmenselijkt worden.

Arthur Bruls is SP-lid en redacteur van het blad Grenzeloos.