publicatie

Spanning, nieuwsblad van de SP, november 2008 : Kernenergie in het kort

Kernenergie in het kort

Regelmatig horen we dat we kerncentrales nodig hebben. In dit artikel wil ik onderzoeken of kernenergie milieuvriendelijk, goedkoop, veilig en duurzaam is. Op alle fronten is het maar de vraag of kernenergie echt de voordelen biedt die haar door voorstanders worden toegedicht.

Tekst: Herman Damveld, SP-lid, zelfstandig onderzoeker en publicist.

Voor het eerst sinds twintig jaar is het aandeel van kernenergie in de wereldwijde stroomvoorziening gedaald, schrijft het pro-kernenergie Atoomagentschap (IAEA) te Wenen in een op 11 september 2008 verschenen rapport. Het IAEA heeft alle aankondigingen van de mogelijke bouw van kerncentrales bij elkaar opgeteld en vervolgens aangenomen dat al die plannen ook werkelijkheid worden. Het aandeel kernenergie in het totale wereldwijde energiegebruik zal dan stijgen van 5,9 procent nu naar 7,3 procent in 2030. Ook met de huidige hype over kernenergie, zal het aandeel atoomstroom beperkt blijven.

Onoplosbaar probleem kernafval

Hoe langer Nederland doorgaat met kernenergie, hoe meer kernafval ontstaat dat zeker een miljoen jaar gevaarlijk is. Vanaf 1976 wil de regering dit kernafval definitief opslaan in zoutkoepels of in kleilagen. Minister Cramer van Milieu wil in 2009 beginnen met een nieuw onderzoeksprogramma ‘terugneembare ondergrondse berging van radioactief afval (TOBRA)’, dat 6 miljoen euro kost voor 8 tot 10 jaar.

Zout wordt onder invloed van radioactiviteit een explosief mengsel. De buitenlandse ervaringen met opslag van kernafval in zoutkoepels zijn dramatisch slecht. In de Duitse deelstaat Nedersaksen ligt de zoutkoepel Asse, waarin tot 1978 zo’n 124.000 vaten licht en middel radioactief afval zijn opgeslagen. Rond 1970 was het de bedoeling dat er ook hoogradioactief afval in zou komen. Dit Duitse plan was een belangrijke reden dat de Nederlandse overheid koos voor opslag in zoutkoepels. Het liep echter anders. Hoog radioactief afval is er nooit opgeborgen. In Asse is recent op 700 meter diepte het radioactieve cesium-137 vastgesteld. Naar in 2008 bekend is geworden komt dit cesium al vanaf begin jaren negentig vrij. Het gevormde pekel heeft de vaten aangetast, waardoor er radioactiviteit uit de vaten vrijkomt.

Verkorten gevaarperiode kernafval illusie

In een kerncentrale ontstaan veel radioactieve stoffen. Sommige verliezen na korte tijd hun radioactiviteit, maar bij andere duurt dat honderdduizenden jaren. Deze langlevende stoffen zijn bepalend voor het risico op lange termijn. Als het nu mogelijk zou zijn de langlevende radioactieve stoffen om te zetten in kortlevende, zou het kernafval nog maar 700 tot 1500 jaar gevaarlijk zijn (dus ergens tussen het jaar 2708 en 3508 ongevaarlijk zijn).

Regelmatig doen voorstanders van kernenergie het voorkomen of de techniek van verkorting van de gevaarperiode van kernafval al bestaat. Maar deze techniek komt niet vóór 2040 op industriële schaal beschikbaar. Het proces zelf, de daadwerkelijke verkorting van de gevaarperiode, vergt minstens 40 jaar. In het gunstigste geval zijn we dan in het jaar 2080. Deze omzetting vindt plaats in snelle kweekreactoren, zoals er één gepland was in Kalkar. Die kweekreactor is omgebouwd tot pretpark, omdat het kweekproces onrijp en te duur was. We krijgen dan de absurde situatie dat er ergens een Kalkar-centrale gebouwd moet worden om de langlevende radioactieve stoffen van de kerncentrales Borssele en Dodewaard te behandelen. Verkorting van de levensduur van kernafval gaat dus gepaard met de bouw van nieuwe kerncentrales.

En erger nog: de technologie heeft geen zin voor het tot nu toe geproduceerde hoog radioactieve kernafval, omdat het, na opwerking, in glas is ingesmolten (‘verglaasd’).

Kleine hoeveelheid, groot gevaar

Regelmatig benadrukken voorstanders van kernenergie dat het maar om kleine hoeveelheden radioactief afval gaat. Maar bij kernafval gaat het niet alleen om het volume, maar vooral om het gevaar van zelfs een minieme hoeveelheid radioactiviteit. Dat zien we aan het volgende. Door het ongeluk met de kerncentrale te Chernobyl, nu 20 jaar geleden, werd een groot deel van Europa besmet. Rapporten van het Nucleaire Energie Agentschap (NEA) laten zien dat er 50 kilo langdurig gevaarlijke stoffen als cesium, strontium en plutonium verspreid werd. Toch betekent die 50 kilo dat er in Wit-Rusland, Rusland en de Oekraïne een omvangrijk gebied langdurig besmet is.

Kernenergie en het broeikaseffect

Kernenergie draagt ook bij aan het broeikaseffect. Vaak wordt vergeten dat er ook CO2 vrijkomt bij de winning en bewerking van uraniumerts. Op het ogenblik worden de rijkere ertsen gewonnen, met gemiddeld ongeveer 0,1 procent uranium; in duizend kilo gesteente zit dan een kilo uranium. De CO2-uitstoot van een kerncentrale-inclusief-uraniumwinning is dan 30 procent van die van een gasgestookte centrale.

Er is echter slechts een beperkte hoeveelheid rijker uraniumerts. Wanneer vanwege het broeikaseffect meer kerncentrales gebouwd worden, zal men over tien tot vijftien jaar moeten overgaan op ertsen met een lager gehalte aan uranium. Dan moet veel meer gesteente afgegraven en verwerkt worden voor eenzelfde hoeveelheid uranium. Daardoor stijgt de CO2-uitstoot. Bij een ertsgehalte van 0,02 procent is de CO2-uitstoot door een kerncentrale 60 procent van die van een gascentrale. Een kerncentrale moet in dit geval 14 jaar elektriciteit leveren, voordat er CO2-winst optreedt. Bij nog armere ertsen van 0,01 procent is een kerncentrale verantwoordelijk voor meer CO2emissie dan wanneer dezelfde hoeveelheid elektriciteit verkregen zou zijn door meteen fossiele brandstoffen te verbranden.

Beperkte voorraad uranium

De voorraad uranium is niet erg groot. Een schatting van die voorraad staat in een rapport uit juni 2008 van het Nuclear Energy Agency (NEA) te Parijs, een instituut dat vóór kernenergie is. De bewezen en de geschatte voorraden samen zijn (op grond van redelijk betrouwbare gegevens) volgens het NEA 5,5 miljoen ton uranium. Daarnaast noemt het NEA niet-ontdekte en speculatieve voorraden van 10,5 miljoen ton uranium. Hoe lang gaat de bekende voorraad van 5,5 miljoen ton uranium mee? Dat is natuurlijk afhankelijk van de vraag. De kerncentrales gebruiken nu jaarlijks bijna 70.000 ton uranium, staat in het rapport van het NEA. Bij het huidige gebruik is de voorraad over 78 jaar op.

Volgens het IAEA is kernenergie in 2030 goed voor hooguit 7,3 procent van de energievoorziening in de wereld. Stel dat alle landen nu zouden besluiten dat kernenergie in 2030 de helft van alle energie zou moeten leveren: dat betekent 6,85 keer zoveel als het IAEA verwacht. In 2030 is dan bijna een miljoen ton uranium nodig. Vanaf dit jaar tot en met 2030 gaat het bij benadering om 12 miljoen ton uranium. De bewezen en geschatte voorraad is maar 5,5 miljoen ton. Tot 2030 zou er wereldwijd 6,5 miljoen ton uranium uit andere bronnen bij moeten komen. En in 2035 zijn we zelfs door de speculatieve voorraden van 10 miljoen ton heen. Als wereldwijd veel kerncentrales gebouwd worden, stuiten we snel op uranium-tekorten.

Overigens wijst het NEA er in een recent rapport op dat er vanaf 2013 een tekort aan uranium dreigt. De vraag wordt dan groter dan de productie. Het is dan ook verklaarbaar dat de prijs van uranium is opgelopen van 10 dollar per kilo in 2001 naar 100 dollar per kilo in oktober 2008.

Politiek stabiel?

Komt alle uranium uit politiek stabiele gebieden, zoals we vaak te horen krijgen? Nederland haalt uranium voor de kerncentrale Borssele uit Kazachstan. Daar heerst een dictatuur; vinden voorstanders van kernenergie onderdrukkende regimes politiek stabiel?

Kernenergie is duur

Een veel gehoord argument vóór kernenergie is dat de stroom uit de kerncentrales goedkoop zou zijn. Het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PbL) hebben op 17 september 2008 het rapport ‘Kosten van elektriciteitsopwekking’ uitgebracht.

Daarin hebben deze organisaties – die er niet van beschuldigd kunnen worden dat ze tegen kernenergie zijn – het over gas-, kolen- en kerncentrales die in 2020 in bedrijf komen. Wat betreft kernenergie hangen de kosten per kilowattuur voor een groot deel af van hoeveel het kost om de kerncentrale te bouwen. Het ECN en het PbL geven hiervoor twee getallen, die we omrekenen naar de bouwkosten van de EPR (European Pressurizedwater Reactor) van 1600 Megawatt zoals die nu in Finland in aanbouw is. We hebben het hier over de EPR, omdat die wordt genoemd als hét toekomstbeeld voor kernenergie.

ECN en PbL geven aan dat kernstroom goedkoper is dan stoom uit gas of kolen als de bouw van zo’n kerncentrale 3,2 miljard euro zou kosten. Bij bouwkosten van 4,8 miljard euro is atoomstroom even duur of duurder dan stroom uit gas of kolen, zelfs als we er van uitgaan dat het broeikasgas CO2 van die centrales wordt afgevangen en opgeslagen. Ook windenergie kan dan concurreren met kernenergie. Volgens de laatste inzichten wordt binnenkort ook zonne-energie goedkoper dan kernenergie.

De bouw van de EPR in Finland gaat tussen 4,5 en 4,7 miljard euro kosten; de centrale zal in 2012 klaar zijn. Op 24 september heeft de directeur van het Franse elektriciteitsbedrijf EDF, Pierre Gadonneix, meegedeeld dat de bouw van 4 EPR-centrales 20 tot 25 miljard euro kost. Dat is dus 5 tot 6,1 miljard euro per kerncentrale. In een analyse van het Amerikaanse bureau Standard and Poor die op 15 oktober verschenen is staat dat een EPR-centrale 5,6 tot 8,9 miljard euro zal kosten.

De conclusie luidt dan ook dat kernstroom helemaal niet goedkoper is. Gegeven de recente kostenstijgingen kunnen we eerder verwachten dat we met kernenergie duur uit zijn. Nog afgezien van de onzekere kosten van opslag van afbraak van de kerncentrale en de opslag van kernafval.

Onverzekerbaar risico

In de vorige paragraaf hadden we het over de EPR. Een vraag is of die nieuwe kerncentrale daadwerkelijk veiliger is dan de bestaande. Daarover heeft het onderzoeksbureau Large and Associates in februari 2007 een rapport uitgebracht. Daarin staat dat bij een ernstig ongeval een gebied van 5600 vierkante kilometer geëvacueerd zou moeten worden. De ontwerper van de EPR, Areva, laat het bij een te evacueren gebied van 123 vierkante kilometer, omdat Areva ervan uit gaat dat allerlei – niet eerder toegepaste en daarom in de praktijk onbewezen – technische maatregelen, perfect zullen werken.

Ook sluit Areva veel ernstige ongelukken die mogelijk zijn, van tevoren uit. In deze beperkte visie van Areva komen we uit op een gebied van meer dan vijf kilometer van de centrale dat geëvacueerd moet worden. Large and Associates komen op een te evacueren gebied tot op tientallen kilometers van de kerncentrale. Dit is te vergelijken met de risico’s van bijvoorbeeld de kerncentrale Borssele.

Wie de kleine lettertjes van zijn of haar schadeverzekering heeft bestudeerd, zal daar ongetwijfeld de clausule hebben aangetroffen dat schade “veroorzaakt door, optredende bij of voortvloeiende uit een atoomkernreactie, onverschillig hoe die reactie is ontstaan” uitgesloten is. Deze uitsluiting is niet toevallig. Er is namelijk een afspraak tussen de verzekeringsmaatschappijen dat zij niemand individueel zullen verzekeren tegen de risico’s van een kernongeval. In Nederland is de wettelijke aansprakelijkheid voor de exploitant van een kerncentrale beperkt tot 340 miljoen euro. Als de schade groter is doet de overheid daar nog eens 2 miljard bij. De rest is ongedekt. De wet aansprakelijkheid kernongevallen beschermt dus vooral de kernindustrie.

Schijnheiligheid en onbetrouwbare Russen

We horen vaak dat we hypocriet zijn, omdat we geen kerncentrales willen, maar wel kernstroom uit Frankrijk en gas uit het onbetrouwbare Rusland importeren. Maar volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn gegevens over de import van stroom uit Frankrijk niet openbaar.

Ook wordt vergeten dat Nederland veel gas exporteert. Stel dat van dat gas elektriciteit gemaakt wordt. Een rekensom leert dat we daar 100 miljard kilowattuur stroom van kunnen maken. Daar staat tegenover dat de import in 2007 ongeveer 17,5 miljard kWh was. Met het aardgas dat we exporteren kunnen we dus 5,7 keer zoveel stroom maken als wat we importeren.

Als Nederland minder afhankelijk wil zijn van Rusland, zou er minder gas geëxporteerd moeten worden. Als we 9 proecnt minder gas exporteren en dat gebruiken voor elektriciteit is daarmee een EPR-kerncentrale overbodig.

Kernenergie verdringt duurzame stroom

Op 2 oktober 2008 verscheen een rapport van het Regieorgaan EnergieTransitie, dat het kabinet ondersteunt bij haar streven naar een duurzame energiehuishouding. “Als het kabinet haar doelstelling op gebied van duurzame energie wil waarmaken, dan is het aan te raden nu de weg vrij te maken voor een flexibel elektriciteitssysteem op basis van gasgestookte elektriciteitscentrales.” Dat staat in de ‘Transitiestrategie elektriciteit en warmte’ van het Regieorgaan. Duurzame stroom als zon en wind wisselt per dag, afhankelijk van hoe hard het waait en of de zon schijnt. Het is nodig dat de elektriciteitsvoorziening daar op inspeelt. Kolen- en kerncentrales moeten altijd op volle toeren draaien. Ze kunnen niet snel teruggeregeld kunnen worden als er veel duurzame energie opgewekt wordt. Door deze centrales gaat duurzame energie verloren. “Kolen- of kerncentrales, ze passen ons alletwee niet”, concludeert Harry Droog van het Regieorgaan in Technisch Weekblad van 25 oktober 2008.

De regering en de Tweede Kamer hebben op 6 oktober 2008 bepaald dat duurzame energie voorrang moet hebben op het net. We staan dus voor de keuze: hetzij kern- en kolencentrales óf duurzame energie. Met meer kernenergie brengen we duurzame energie om zeep.