publicatie

Spanning, december 2006 :: Een historische uitdaging voor de SP

Spanning, december 2006

Een historische uitdaging voor de SP

Op 22 november 2006 is de SP een grote politieke partij geworden. Volgens historicus en nieuw gekozen Tweede-Kamerlid Ronald van Raak kan de SP een bijzondere stap zetten in de geschiedenis van het socialisme in Nederland.

Tekst: Ronald van Raak

Na de verkiezingen van 22 november is de SP met 25 zetels de derde partij in Nederland. De avond na de verkiezingen toonde Jan Marijnissen vol trots de nieuwe SP-fractie bij het tv-programma Pauw en Witteman. Meindert Fennema beschreef in de Volkskrant van 28 november de indruk die deze groep socialisten bij hem had achtergelaten: ‘Mensen die niet de indruk wekken ooit uit geweest te zijn op een Kamerzetel, maar vanuit een sterke onvrede met het bestaande iets radicaal nieuws voor ogen stond. De Kamerzetel was, zo leek het, voor ieder van hen een bijproduct van de politieke strijd die zij voerden.’ Hiermee verwoordde deze politicoloog op mooie wijze het ideaal van de SP-politicus, die parlementaire politiek wil combineren met buitenparlementaire actie.

Piet de Rooy maakte in oktober 2004 in Socialisme en Democratie, het tijdschrift van het wetenschappelijk bureau van de PvdA, een soortgelijke analyse: ‘Het is een koppeling van lokaal en nationaal niveau, die de SDAP in de jaren twintig kende en die onder Van der Louw door de PvdA even werd nagestreefd (de ‘actiepartij’). In dit opzicht is de SP zo ideaaltypisch, dat menig historicus en politicoloog er bijna nostalgisch van wordt.’ Deze historicus schreef dit naar aanleiding van het verschijnen van twee boeken over de SP, van Kees Slager (Het geheim van Oss, 2001) en Rudie Kagie (De Socialisten, 2004).

De Rooy dicht de SP twee eigenschappen toe die hij typisch noemt voor een socialistische partij: een dergelijk partij moet duidelijke uitgangspunten hebben en mensen betrekken bij de politiek. Binnen GroenLinks is Femke Halsema vorig jaar een ideologische discussie gestart. Zij nam afscheid van de traditie van het socialisme van PSP, PPR en CPN, de voorgangers van GroenLinks, maar kreeg voor haar vrijzinnige alternatief nog niet de handen op elkaar. De PvdA heeft onder Wim Kok al in de jaren negentig afscheid genomen van het socialisme, maar Wouter Bos is er tot op heden niet in geslaagd een aantrekkelijk alternatief te bieden. De beginselen die de SP in 1999 formuleerde in Heel de Mens zijn binnen de partij vrij onomstreden en ruim genoeg om nieuwe groepen mensen, zoals sociaal geïnspireerde christenen en moslims, voor de partij te interesseren. In tegenstelling tot andere linkse partijen blijft ook het ledental van de SP spectaculair groeien: met meer dan 50.000 leden is de SP niet ver meer verwijderd van CDA en PvdA.

Tegen het cultuurpessimisme

Twintig jaar geleden zou de electorale doorbraak van afgelopen november voor onmogelijk zijn gehouden. In 1986 had de SP nog maar enkele duizenden leden. Bij de verkiezingen van dat jaar probeerde de partij tevergeefs een zetel in de Tweede Kamer te bemachtigen. In het Jaarboek 1986 van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen schreef Gerrit Voerman een korte geschiedenis van de SP. Het artikel kreeg als titel mee: ‘De Rode Jehova’s’. Met deze term verwees Voerman naar de het activisme van de leden van de SP, die volgens toenmalig voorzitter Hans van Hooft ‘meer schoenzolen versleten dan de politici van alle andere partijen bij elkaar’. Door het lokale activisme wisten SP’ers in sommige dorpen en steden het vertrouwen te winnen van de bevolking. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1986 behaalde SP ongeveer veertig raadszetels, maar bij de Kamerverkiezingen behaalde de partij amper de helft van de kiesdeler.

De term ‘Rode Jehova’s’ is daarna een eigen leven gaan leiden en duikt vooral rondom verkiezingen nog regelmatig op. Meestal in negatieve zin, om de SP te typeren als een wat wereldvreemde en dogmatische partij. Soms wordt de term juist gebruikt om aan te geven hoe de SP in de loop der jaren is veranderd. In de voorbereiding op de landelijke verkiezingen van 1998 - toen de SP steeg van 2 naar 5 zetels - kopte de Volkskrant van 26 januari 1998: ‘Partij van de Rode Jehova’s lijkt tot wasdom te komen’. Soms kan de term zelfs worden opgevat als een geuzennaam, om aan te geven dat de SP een partij is die weet wat er speelt in de politiek. In Vrij Nederland van 2 december 2006 schreef columnist Max van Weezel naar aanleiding van de laatste verkiezingsuitslag: ‘De Rode Jehova’s van de SP […] willen niet in dezelfde val trappen als de LPF en D66: een ons invloed krijgen in ruil voor een kilo verantwoordelijkheid.’

Na de verkiezingsoverwinning van 22 november hebben veel commentatoren hun waardering uitgesproken voor de SP. Daarbij werd opnieuw de nadruk gelegd op de buitenparlementaire politiek van de partij. Zoals Maarten Huygen in NRC Handelsblad van 25 november: ‘Ik bewonder mensen die zomaar bij vreemden in een arme wijk aanbellen. Dat activisme gaat in tegen de cultuurpessimistische bespiegelingen over mensen die […] steeds minder samen doen. Er zijn allerlei bezwaren tegen een strak georganiseerd partijmodel, maar al dertig jaar heeft deze partij zo zijn vrijwilligersnet over het land uitgespreid. […] Politici van de SP hoeven geen maatschappelijke stage te lopen. Belangrijke strijdpunten borrelen vanzelf op uit hun eigen netwerk.’

Een dubbele verdeeldheid

De jaren zeventig worden vaak het hoogtepunt genoemd van de linkse politiek in Nederland. Dit was de tijd van het kabinet van PvdA’er Joop den Uyl (1973-1977) en de bloei van kleinere partijen aan de linkerzijde van de PvdA. Na de verkiezingen van november 1972 bereikten CPN (7), PSP (2) en PPR (7) met 16 zetels gezamenlijk hun grootste omvang ooit. De PvdA behaalde dat jaar 43 zetels. Datzelfde jaar werd de SP opgericht, onder meer uit onvrede met de linkse verdeeldheid. Na de verkiezingen van november 2006 is de omvang van ‘klein’ links in vergelijking met het succesjaar 1972 verdubbeld. Links van de PvdA hebben GroenLinks (7) en SP (25) gezamenlijk 32 zetels, ongeveer even groot als de PvdA (33). Klein links is groot geworden.

Het socialisme in Nederland kenmerkte zich tot nu toe door een dubbele verdeeldheid. Sinds de oprichting van de Sociaal-Democratische Bond in 1882 hebben zich voortdurend partijen en groepen van de sociaal-democraten afgesplitst. Na de eerste algemene verkiezingen van 1918 kwamen naast de SDAP maar liefst drie andere linkse partijen in de Tweede Kamer, van communisten, socialisten en christen-socialisten. Deze verdeeldheid had vooral ideologische redenen: kon het kapitalisme getemperd worden of moest het vervangen worden? In de naoorlogse PvdA, CPN, PSP en PPR zette de linkse verdeeldheid zich voort, waarbij de laatste drie partijen in 1990 opgingen in GroenLinks.

Naast deze ideologische tegenstellingen was er verdeeldheid over de manier waarop socialisten hun idealen het beste konden verwezenlijken. Sommige socialisten kozen de weg van het overleg. De SDAP deed voor de Tweede Wereldoorlog geleidelijk ervaring op in het lokale bestuur. Na de oorlog werd de PvdA onder Drees en Den Uyl ook nationaal een bestuurderspartij. Onder Paars leidde de bestuurlijke partijcultuur tot een breuk met het sociaal-democratische verleden, toen Kok de partij de ideologische veren afschudde. Andere socialisten kozen voor de weg van de strijd. De CPN en de PSP probeerden hun parlementaire werk te combineren met buitenparlementaire acties. In actiecomités stelden zij problemen als armoede, onrecht en oorlog aan de orde en met hulpdiensten stonden zij mensen bij in hun problemen met bazen en bestuurders.

De vakbeweging ging na harde botsingen in de jaren zestig en zeventig onderdeel uitmaken van het Nederlandse overlegmodel. Hoogtepunt van deze poldercultuur was in 1982 het zogenoemde ‘Akkoord van Wassenaar’, waarin vakbonden een overeenkomst sloten met werkgevers om terughoudend te zijn met stakingen en looneisen. De vakbonden FNV en CNV zijn in de jaren daarna opmerkelijk terughoudend geweest met het organiseren van stakingen en het voeren van acties. In het najaar van 2004 leken de vakbonden zich opnieuw te realiseren dat als overleg niet tot resultaat leidt, strijd dat wel kan doen. Nederland raakte in de ban van de botsing tussen regering en vakbonden, uitmondend in de grootste vakbondsdemonstratie ooit op het Museumplein in Amsterdam. Voor het eerst sinds tijden stonden toen de linkse partijen schouder aan schouder met elkaar en met de vakbondsleiding. In aanloop naar de verkiezingen van november 2006 deed Jan Marijnissen herhaaldelijk een oproep voor linkse samenwerking.

Tijdgenoten moeten voorzichtig zijn met het uitroepen van ‘historische momenten’, de toekomst kan de kleur van het heden nog aardig verbleken. Toch lijkt de SP op 22 november een bijzondere stap te hebben gezet in de geschiedenis van het socialisme in Nederland. Niet alleen door de omvang van de overwinning, die voor een socialistische partij in het liberale Europa ondenkbaar leek, maar ook door de hoopvolle analyses van de verkiezingsoverwinning. Nadat politicologen en historici jarenlang discussies hebben gevoerd over het einde van de politieke partijen wordt de SP nu geprezen als een ‘ideaaltypische’ partij. Terwijl vraagtekens worden gezet bij de ontwikkeling van de partijendemocratie, wordt de SP geroemd om haar actieve leden. Daarmee lijkt de partij de tijdgeest te trotseren, en wie weet te veranderen.

Bovendien lijkt de SP ongevoelig voor de dubbele verdeeldheid die het socialisme in Nederland in het verleden trof. De SP herbergt steeds meer mensen met een heel verschillende achtergrond, socialisten, sociaal-democraten, humanisten, christenen en moslims, maar dit leidt niet tot ideologische scherpslijperij, wel tot verdere ontwikkeling van die ideologie. De beginselen van de partij, zoals uiteengezet in Heel de Mens, blijken voor veel mensen aantrekkelijk. Na de gemeenteraadsverkiezingen van afgelopen maart heeft de SP in twintig gemeenten bestuurlijke verantwoordelijkheid genomen, maar dit heeft de sympathie voor de actiepartij niet aangetast. Tijdens de landelijke verkiezingen van november scoorde de SP in steden waar de partij wethouders levert, zoals Eindhoven, Groningen, Haarlem, Hilversum, Heerlen, Nijmegen, Oss en Zaanstad buitengewoon hoog. Ook kwamen kiezers in november niet alleen over van de PvdA, maar ook van het CDA en van de groep die de vorige verkiezingen nog niet stemde.

De SP staat nu voor de historische uitdaging om meer dan anderhalf miljoen kiezers en meer dan 50.000 leden met verschillende achtergronden en ervaringen, aan zich te blijven binden. En het werken in het parlement te blijven combineren met het enthousiasmeren en activeren van mensen buiten het parlement, in de strijd voor een beter Nederland.

Van Ronald van Raak verscheen onlangs Het rijke rooie leven, verhalen over socialisme in Nederland. Uitgeverij Aspekt.