publicatie

Spanning, december 2006 :: Binnenstebuiten

Spanning, december 2006

BINNENsteBUITEN

Stadse fratsen

Tijdens de verkiezingen van november wonnen SP, ChristenUnie en Wilders, op kosten van PvdA, GroenLinks en D66. In de vele analyses die na afloop werden gemaakt hoorde ik journalisten, columnisten en politicologen enkele verrassende verwijten maken. De provincie had gewonnen van de stad. Nationalisme had gewonnen van kosmopolitisme. En het individualisme had verloren. Een vooronderstelling bij deze analyses is dat mensen buiten de Randstad provinciaal, anti-individualistisch en nationalistisch zijn. De verwijten zijn ook opmerkelijk omdat de SP in november in bijna alle steden de tweede partij werd, en soms zelfs de grootste. Van de 25 nieuwe SP-Kamerleden wonen er maar liefst 15 in de Randstad. Dat de SP veel waarde hecht aan solidariteit staat buiten kijf, maar dit lijkt me juist erg voordelig voor individuele mensen. Bovendien zijn socialisten per definitie internationalistisch. Dat de SP het niet eens is met de Amerikaanse politiek in Afghanistan, Palestina en Irak wil nog niet zeggen dat de partij nationalistisch is.

Mensen die SP hebben gestemd zouden volgens deze journalisten, columnisten en politicologen weinig open staan voor de rest van de wereld. Deze opmerkingen zeggen weinig over de SP-kiezers, maar des te meer over deze politieke commentatoren. Het dédain waarmee zij spreken over de winnaars van de verkiezingen verraadt dat zij een uitgesproken politieke voorkeur hebben. De minachting waarmee zij mensen buiten de Randstad bejegenen geeft blijk van een gebrek aan interesse. Het zou goed zijn als deze commentatoren zélf eens verder zouden kijken dan hun eigen kleine wereldje.

Ronald van Raak


Europese Fratsen

Meer dan twee jaar na de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten uit Oost-Europa is het opvallend hoe zeer er in de nieuwe lidstaten nog steeds opgekeken wordt tegen de ‘oude’ Europese Unie. Alles uit West-Europa wordt met veel enthousiasme ontvangen. Wat uit Nederland, Groot-Brittannië of de Verenigde Staten komt moet per definitie wel goed zijn. Soms leidt dit tot rare taferelen.

Zo was ik enige tijd geleden voor mijn onderzoek in Polen. Ik had daar een afspraak met een lokale journalist die een expert is op mijn onderzoeksgebied. Ik ook blij dat ik met hem kon spreken en hoopte dat hij wat van zijn kennis met mij als relatieve leek wilde delen. Hij was echter minstens net zo blij dat hij mij ontmoette, omdat hij verwachtte dat ik hem op zijn eigen gebied de nieuwste Westerse kennis kon bijbrengen. Ik werd dan ook in luxueuze ruimte ontvangen en kreeg koffie en allerhande koekjes. Het gesprek verliep bijzonder aangenaam en ik kwam van alles te weten over de ontwikkelingen in Polen.

De journalist moet echter wat teleurgesteld zijn geweest. Ik bleek helemaal niet meer te weten dan hij en Nederland bleek met dezelfde soort problemen te kampen als Polen. Wat dat betreft kwamen zijn voorstellingen dan ook bedrogen uit. Maar misschien was dat wel het beste van dat gesprek: de ontnuchtering en de constatering dat wij het in West-Europa echt niet altijd beter weten dan onze Oost-Europese collega’s.

Arjan Vliegenthart