publicatie

Spanning, november 2005 :: Het rijke rooie leven - Filmrevolutionair

Spanning • november 2005

Het rijke rooie leven - deel 10

Filmrevolutionair

Tekst: Ronald van Raak

Lenin noemde film ooit de meest revolutionaire vorm van kunst. Na de revolutie in Rusland in 1917 was cinema nog een nieuw medium. In 1895 hadden de gebroeders Lumière hun eerste experimentele filmpjes gemaakt over arbeiders die een fabriek verlieten. Het moderne grotestadsleven, met zijn treinen, fabrieken en hoogbouw, was ook een gewild onderwerp voor pioniers van de film in de eerste decennia van de twintigste eeuw.

De ontwikkeling van een nieuw medium gaat vaak gepaard met hoge verwachtingen. De komst van internet bijvoorbeeld zou de blik van gebruikers op de wereld veranderen, directe vormen van democratie mogelijk maken en mensen wereldwijd met elkaar verbinden. Dezelfde idealen stuurden ook de ontwikkeling van de cinema. Franse impressionistische en Duitse expressionistische filmers maakten in de eerste decennia van de twintigste eeuw kunstzinnige films die mensen een nieuwe kijk op de wereld moesten bieden. Vooral in de jonge Sovjet-Unie werd geëxperi-menteerd met politieke films, zoals Potemkin (1925) en Oktober (1928) van Sergei Eisenstein. Deze films, over de revoluties in Rusland, waren ook in het Westen populair. Tot de komst van de eerste Amerikaanse geluidsfilm (The Jazz Singer in 1927) was de ‘stomme’ zwart-wit-film een internationaal medium, dat taalgrenzen doorbrak.

Al deze ontwikkelingen kwamen samen bij de Nederlandse filmer Joris Ivens (1898-1989). In de jaren twintig was hij een avant-gardistische kunstfilmer. Na Misère au Borinage (1934), een documentairefilm over het leven in de Belgische mijnstreek, besloot Ivens om voortaan politieke films te maken. Zijn lange filmleven was hij vooral dáár te vinden waar de lokroep van de revolutie klonk: tijdens de Spaanse burgeroorlog, de onafhankelijkheidsstrijd in Nederlands-Indië, de revolutie op Cuba en de oorlog in Vietnam.

Revolutionaire film

Ivens werd in 1931 lid van de Nederlandse communistische partij en daarmee – voor zijn idee – van de internationale communistische beweging. Deze beslissing gaf hem ‘een nieuw gevoel, dat sterker en wezenlijker was, namelijk dat ik deel uitmaakte van een internationale gemeenschap en van een generatie die de voorhoede van de wereldrevolutie vormde.’ Deze gebeurtenis betekende een breuk met zijn filmverleden. Ivens, geboren in het katholieke Nijmegen, had fototechniek gestudeerd in Berlijn. Hij maakte deel uit van het blad Filmliga, dat de kunstfilm in Nederland promootte. Ivens begon ook zélf esthetische cinema te maken, zoals De brug (1928) en Regen (1929), poëtische filmpjes over de hefbrug over de Rotterdamse Koningshaven en impressies van de regen in Amsterdam. Om geld te verdienen deed Ivens ook commerciële opdrachten, bijvoorbeeld voor Philips Radio (1931).

Na de voltooiing van de laatste film vertrok Ivens naar de Sovjet-Unie, waar hij een bijdrage wilde leveren aan de revolutie. Hans Schoots geeft in Gevaarlijk leven. Een biografie van Joris Ivens (1995) een psychologische verklaring voor diens keuze voor het communisme. Die zou voortkomen uit een behoefte ergens bij te horen, wat hem in zijn persoonlijke relaties onvoldoende zou lukken. Ivens gaf zélf in 1931 een meer pragmatische reden, toen hij de verwachting uitsprak dat zijn ideaal van de politieke documentaire beter tot haar recht zou komen in het communistische Rusland dan in het naar zijn smaak té individualistische en artistieke Europa. Het indrukwekkende Misère au Borinage (1934) werd echter opgenomen in Wallonië. De documentaire toont de vernederende levensomstandigheden van de mijnwerkers in deze Belgische mijnstreek. Esthetische effecten, die zijn eerdere films tekenden, waren voortaan uit den boze. Film moest op eenvoudige wijze de harde werkelijkheid in beeld brengen.

Hoewel Ivens positief zou blijven oordelen over zijn Russische jaren was de vrijheid om daar films te maken beperkt. Toen in Spanje de burgeroorlog uitbrak besloot hij dan ook om samen met de Amerikaanse schrijver Ernest Hemingway, die hij eerder in de Verenigde Staten had ontmoet, de strijd van de communisten en anarchisten tegen generaal Franco vast te leggen. ‘Het eerste dat je je herinnert, is hoe koud het was, hoe vroeg je ’s morgens opstond, dat je altijd zo moe was dat je op elk uur van de dag kon slapen, hoe moeilijk het was aan benzine te komen, en dat je altijd honger had,’ schreef Hemingway in een terugblik. The Spanish Earth (1937) werd opgenomen in de loopgraven. Doel was niet alleen om de verschrikkingen van de oorlog te tonen, maar ook de manier waarop de bevolking een nieuw bestaan probeerde op te bouwen. Bovendien wilde Ivens andere landen aanzetten om eveneens de strijd aan te gaan tegen het fascisme. ‘Het filmapparaat krijgt als het ware een trekker en een loop,’ schreef hij aan De Groene Amsterdammer. De film bereikte een opmerkelijk publiek. Ivens en Hemingway werden in Amerika uitgenodigd op het Witte Huis, waar zij de film samen met president Roosevelt bekeken.

Revolutionair leven

Ivens trad vijf keer in het huwelijk, maar bleef kinderloos. Hij trouwde in Nederland, de Verenigde Staten, Australië, Polen en China. Deze huwelijken, die meestal van korte duur waren, verraden het internationale leven van Ivens. En het onvermogen om ergens definitief te aarden. Na de Japanse inval maakte hij films aan het front in China. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in de Verenigde Staten, waar hij scherp in de gaten werd gehouden door de FBI. Na de oorlog gaf de Nederlands-Indische regering Ivens de opdracht om een film te maken. Vooral de kritische Amerikaanse regering moest worden getoond dat Nederland vooruitstrevende plannen had met de herwonnen kolonie. Tijdens de werkzaamheden voor deze film raakte Ivens echter steeds meer in de ban van de onafhankelijkheidsbeweging. Indonesia Calling! (1946) werd uiteindelijk geen film die begrip wekte voor het Nederlandse streven om de kolonie te behouden, maar een agitatiefilm die de Amerikanen moest winnen voor de onafhankelijkheidsstrijd.

Evenals andere linkse kunstenaars, zoals de toneelschrijver Bertolt Brecht, besloot Ivens na de oorlog te gaan werken in Oost-Europa, waar de eigenzinnige filmer zich echter moeilijk kon voegen naar de wensen van de communistische regeringen. Ook filmde hij met matig succes in het communistische China. Meer op zijn plaats voelde Ivens zich in landen waar de revolutie zich nog niet had genesteld, maar bevochten werd: ‘De tijden zijn geweldig: Cuba, Congo, Mali, ik wil niet aan de kant blijven staan als een lyrisch dichter. Ik wil me met mijn werk bij de beweging van nu voegen,’ schreef hij in 1960 aan zijn toenmalige vrouw Ewa (Maria Fiszer). De dekolonisatie in Afrika en Castro’s revolutie op Cuba, waarover hij Pueblo armado (Een gewapend volk, 1961) maakte, boden nieuwe perspectieven. In Havana startte Ivens zelfs een legerfilmschool, waar hij jongeren de politieke mogelijkheden van de film leerde. Met geld uit Oost-Europa zette hij ook organisaties op in andere Latijns-Amerikaanse landen.

Ivens werd in de Nederlandse pers vaak bejubeld, maar zijn verhouding tot de regering was dubbelzinnig. Politici worstelden met deze wereldberoemde, maar revolutionaire filmmaker. In 1963 weigerde Minister van Buitenlandse Zaken Luns naar de Nederlandse Filmdagen in het West-Duitse Münster te gaan toen daar Indonesia Calling! werd vertoond. Voor zijn zeventigste verjaardag in 1968 kreeg Ivens echter een huldefeest op de Filmacademie, waar Minister van Cultuur Klompé hem als tegemoetkoming een filmopdracht aanbood. Pas in 1989 kreeg hij uit handen van Beatrix een koninklijke onderscheiding. Maar Ivens worstelde ook met Nederland. Graag wilde hij gewaardeerd worden in zijn vaderland. Maar het was hem er ook te benauwend. Kort na het bezoek aan Klompé reisde Ivens af naar Hanoi, waar hij uitgenodigd was door de Noord-Vietnamese regering. In Le ciel, la terre (De hemel, de aarde, 1965) over de Amerikaanse bombardementen en de gevolgen voor de Vietnamese burgers, en 17e parallèle (1968), over de demarcatielijn tussen Noord en Zuid, voedde Ivens opnieuw het verzet, nu tegen de Amerikaanse oorlog in Vietnam.

Zie ook: