Brussel beschermt multinationals in plaats van burgers

De ‘populistische opstand’ tegen de huidige Europese Unie wordt vaak in één adem ­genoemd met de angst voor globalisering. Het antwoord van de huidige Europese politieke elite, de Franse president Macron die in eigen land met harde hand neoliberale hervormingen doorvoert voorop, is dat de EU mensen juist kan beschermen tegen globalisering. Zulke praatjes moeten echter meteen naar de prullenbak verwezen worden.

Alhoewel ook sociaal-democratisch links zich vaak aangetrokken voelt door het idee dat de EU de ontwrichtende effecten van globalisering kan tegengaan, is de werkelijkheid dat sinds de jaren negentig het Europese eenwordingsproces en de neoliberale globalisering hand in hand gaan. De EU ging vol voor interne economische liberalisering (het slechten van de economische binnengrenzen) én externe liberalisering (de integratie van de Europese economieën in een kapitalistische wereldeconomie). Daardoor is de EU niet alleen aanjager van de globalisering geworden, maar ook een van de meest geglobaliseerde regio’s. De verbindende factor is hier het over nationale grenzen heen opererende kapitaal. Dit transnationale kapitaal is de grootste winnaar van zowel de globalisering als het Europese integratieproces.

De transnationale kapitalistische klasse die dit kapitaal vertegenwoordigt heeft ervoor gezorgd dat de globalisering en de Europese integratie elkaar versterkt hebben. En ook dat mensen binnen de EU niet worden beschermd tegen de ontwrichtende krachten van de globalisering, maar er juist steeds meer aan worden blootgesteld.

De Europese Ronde Tafel van industriëlen

Om te begrijpen hoe dit gegaan is moeten we terug naar de jaren tachtig. De elite die verbonden is aan het op de wereldmarkt georiënteerde deel van het Europese grootkapitaal, wist toen haar economische en politieke macht om te zetten in een beslissende invloed op de inhoud en richting van het toen heroplevende proces van Europese eenwording. Een hoofdrol was hierbij weggelegd voor de zogenaamde Europese Ronde Tafel van industriëlen (ERT), die de vertegenwoordiger bij uitstek werd van Europa’s transnationale kapitalistische elite.

De ERT is opgericht in 1983 en bestaat uit de hoogste bazen van ­55 Europese multinationals, waaronder Adidas, BMW, Nestlé, Total en Vodafone. Het in Nederland gevestigde grootkapitaal is ook goed vertegenwoordigd, met AkzoNobel, Heineken, Philips, WoltersKluwer en natuurlijk Shell. De ERT is niet de ‘officiële stem’ van het bedrijfsleven in de EU. Dat is BusinessEurope, de vertegenwoordiger van de nationale werkgeversorganisaties. Maar de ERT is wel de meest invloedrijke. De bazen van Europa’s grootste en machtigste bedrijven lobbyen via de ERT niet zozeer voor hun individuele bedrijfsbelang – daar hebben ze andere kanalen voor. Zij proberen vooral het algemene belang van het Europese transnationale kapitaal te propageren, via hun nauwe persoonlijke contacten met zowel regeringen als de Europese Commissie. Hier horen ook de belangen van Europese grootbanken bij. Die zijn weliswaar niet direct in de ERT vertegenwoordigd, maar hebben wel vaak ERT-leden in hun gelederen, bijvoorbeeld als commissaris. Als zodanig is de ERT een echte voor­hoede, een elite van Europa’s trans­nationale kapitalistische klasse, die de politiek en het beleid van de Europese Unie beïnvloedt vanuit dat klassen­belang.

 

Speeltuin van multinationals

Uit onderzoek dat ik eind jaren negentig heb gedaan, is gebleken dat de ERT een groot stempel heeft gedrukt op de wending die de Europese eenwording vanaf halverwege de jaren tachtig nam. Toen werd namelijk, nadat het hele proces jaren in het slop had gezeten, serieus werk gemaakt van de voltooiing van de Europese interne markt. De ERT was hier de drijvende kracht achter. De industriëlen van de Ronde Tafel zorgden er ook voor dat de zogenaamde vrijheden van de interne markt vooral een breekijzer werden voor maximale vrijheid voor het groot­kapitaal. ‘Europa’ werd daarmee een neoliberaal project en de interne markt vooral een speeltuin van de multinationals. Ook van niet-­Europese multinationals, die vrijelijk toegang kregen tot een Europese markt. Deze ging via liberalisering van handel en investeringen steeds meer op in een globaliserende wereld­economie.

De mondiale financiële crisis van 2008, die voortging in de eurocrisis, zorgde echter voor een kink in de kabel. De cohesie van en de steun voor het neoliberale Europese elite-project heeft in de nasleep van de crisis flink aan kracht ingeboet. Niet alleen is de onvrede over en de afkeer van de EU sterk toegenomen, de elite zelf lijkt er soms ook niet meer in te geloven. Toch is het voorbarig om het einde van het neoliberalisme in de EU aan te kondigen. Enerzijds zijn daarvoor de alternatieven, met name op links, nog te zwak. Anderzijds blijven daarvoor de belangen van het Europese transnationale kapitaal, zoals verenigd in de ERT, nog te machtig.

Tijdens de eurocrisis bleek deze macht weer eens. De keiharde bezuinigingen die als ‘oplossingen’ werden opgelegd door de noordelijke lidstaten, met Duitsland voorop en Nederland in het kielzog, maakten het voor gewone mensen alleen nog maar erger. Tegelijkertijd werden onze banken wel gered en werd de crisis aangegrepen om er een neoliberale sanerings­agenda door te jagen. Ondertussen werd er niet getornd aan de vrijheid van het (financiële) kapitaal, terwijl daar wel de oorzaak van de crisis lag.

Alhoewel deze agenda breder door rechtse krachten gedragen werd, is het opvallend hoezeer dit antwoord op de eurocrisis in lijn was met de voorstellen die door de ERT werden gedaan. Een antwoord dat ook de Europese begrotingsregels nog verder heeft aangescherpt en daarmee de neoliberale disciplinering van lidstaten heeft verdiept. De belangen van het transnationale kapitaal veiligstellen bleef zo de eerste prioriteit van het EU-beleid.

China als geopolitieke uitdager

Anno 2019 is de grootste uitdaging voor de ERT dat de wereld minder openstaat voor de neoliberale EU. Trump heeft met zijn economisch nationalistische politiek de EU zelfs een “vijand” genoemd. Een opkomend, ‘staatskapitalistisch’ China wil de regels van het spel veranderen. De Europese elite ziet dan ook een sterke bedreiging voor de neoliberale wereldorde waarin de neoliberale EU zo goed gedijd heeft. De huidige politieke opstelling van de VS en China is derhalve strijdig met de belangen van de ERT.

De ERT was bijvoorbeeld een fervent voorstander van het handelsakkoord TTIP (Transatlantic Trade and Investment Partnership, dat van de VS en de EU een grote economische ruimte had moeten maken voor Europese en Amerikaanse multinationals. Maar dit verdrag is voorlopig door Trump van tafel geveegd. In plaats daarvan dreigt er nu zelfs een handelsoorlog. Waar sommigen in de elite nog hopen dat ‘Trump’ een probleem van voorbijgaande aard zal zijn, wordt China steeds meer gezien als dé uitdaging voor de lange termijn. De multinationals van de ERT hebben enorm geprofiteerd van de ontsluiting van de Chinese markt en blijven grote kansen zien voor hun expansie in Azië. Maar zij zien zich ook geconfronteerd met de keerzijde ervan, namelijk dat Chinese bedrijven, vaak gesteund of (deels) in handen van de staat, ook serieuze concurrenten zijn geworden. China schermt daarbij de eigen markt nog vaak af en ontpopt zich intussen tot een belangrijke geopolitieke uitdager van ‘het Westen’. Daarom gaan er steeds meer stemmen op in de EU om sterker op te komen voor de Europese strategische, economische en veiligheidsbelangen tegenover een China dat ook in de EU steeds meer invloed verwerft.

Voor zover de huidige EU onder toenemende druk van buiten nu wegen inslaat die afwijken van het eerdere neoliberale model, is dat echter niet per se een verbetering vanuit socialistisch perspectief. Zo lijken de door angst voor China ingegeven Frans-Duitse plannen voor een Europese industriepolitiek toch weer vooral gericht op de belangen van de eigen multinationals, en niet zozeer op de belangen van werkers en de samenleving als geheel. Willen we in de EU echte bescherming tegen de globalisering dan moet de interne markt – het nu zo dierbare bezit van het grootkapitaal, dat daarom door politieke vertegenwoordigers zoals Rutte ook zo fel verdedigd wordt – op de schop. Daarvoor moeten we grenzen stellen aan het grenzeloze verkeer van goederen, diensten, werkers en bovenal het kapitaal. Om de macht van datzelfde kapitaal en de macht van een Brussel dat deze kapitalistische belangen dient te breken, is een lange strijd nodig.

 

Bastiaan van Apeldoorn is Eerste Kamerlid voor de SP; hoogleraar Mondiale Politiek en Economie en Geopolitiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam, en auteur van Transnational Capitalism and European Integration (Routledge, 2002).