Breng moraal in het financiele stelsel

In de Green New Deal is het doel van de financiële sector niet om zelf zo groot mogelijk te worden, maar om in dienst te staan van de belangen van mensen en de planeet.

Oud frame
De financiële sector creëert waarde. Het brengt vraag naar en aanbod van geld bij elkaar. Daardoor wordt geld zo efficiënt mogelijk gebruikt. De winsten die de financiële sector maakt, weerspiegelen de toegevoegde waarde van de sector. De financiële sector maakt nu zelfs meer winst dan de klassieke maakindustrie van goederen en diensten. Kort gezegd: er valt meer te verdienen aan het speculeren op de graanprijs, dan met het verbouwen van graan zelf. Wie slim is, zet dus vol in op de finan­ciële sector.

Nieuw frame
De financiële sector onttrekt waarde. Ze is niet dienstbaar aan de reële economie, maar parasiteert daarop. Het is absurd dat een sector die zelf niets produceert, veel hogere winsten kan maken dan een bedrijf in de reële economie van productie en consumptie. De financiële sector zet de aarde
als het ware op z’n kant, schudt er alle waarde uit, en laat die op een lange zeepbaan naar de rijkste één procent van de wereld lopen. Dat gebeurt met klassieke geldstromen als huur, rente, dividend, en koerswinsten. Maar ook steeds meer via financiële tover­producten als futures, derivaten en credit default swaps, die een enorme vlucht hebben genomen met de deregu­lering, liberalisering en globalisering van de kapitaalmarkt van de afgelopen decennia.

De sector is zo winstgevend omdat die waardeclaims kan maken en opblazen zonder daarvoor productie nodig te hebben. De sector verhandelt de waarde van nagenoeg alle toekomstige productie op aarde voor een steeds hoger bedrag, en eigent zichzelf de koerswinsten toe. Voor elke euro die in de reële economie van goederen en diensten wordt verhandeld, worden er honderd verhandeld in de finan­ciële economie.

Met zo’n omvang is ze niet meer dienstbaar aan de reële economie van goederen en diensten, maar dicteert ze feitelijk wat daarin gebeurt. Woningcorporatie Vestia ging vrijwel failliet omdat het tot over de oren in besmette derivaten zat. Crises in grondstofprijzen, voedselprijzen en huizenprijzen worden niet zozeer bepaald door vraag en aanbod, maar door een schommeling in de waardeclaims die erop liggen. Vaak zijn die tientallen keren groter dan het daadwerkelijke product, waardoor een kleine schommeling in fictieve waarde, een enorme schokgolf in de echte wereld teweeg kan brengen.

Vergeet de klassieke fabriekseigenaar met hoge hoed en sigaar. Het symbool van het kapitalisme anno 2019 zijn de glimmende torens in The City, Manhattan en de Zuidas.

Waarom gaat het mis?

Omdat al die honderdduizenden miljarden in het financiële stelsel feitelijk waardeclaims zijn op de toekomst. Die moeten ooit waargemaakt worden in de reële economie, dus geproduceerd door mens, dier of de planeet. Dit financiële systeem kan dus alleen overeind blijven door alle waardeclaims die het in zich draagt, ook waar te maken: vandaar het parasitaire karakter.

In het geval van de planeet zit het waarmaken van die claims er duidelijk niet in. Van alle fossiele brandstoffen die al in de boeken staan, mogen we maar een vijfde deel opbranden om onder de kritieke grens van klimaatverandering te blijven. Ook claims op grondstoffen, landbouwgrond en oogsten staan al tot in de verre toekomst in de boeken. Hetzelfde geldt voor de effecten van smeltend poolijs, dat niet alleen de route boven Rusland bevaarbaar maakt, maar ook toegang geeft tot nieuwe bronnen van olie en gas.

Kortom, het is óf het financiële stelsel, of de planeet. Allebei kan niet, in de huidige vorm. De crisis van 2008 kon nog afgewend worden op overheden en samenleving. Een klimaatcrisis gooi je niet zomaar over de schutting. We hebben zeven miljard mensen, van wie het leven van een groot deel in meer of mindere mate afgeschreven is door uitbuiting en ongelijkheid. Maar we hebben maar één planeet.

Ongelijkheid en klimaatverandering, de twee grootste problemen van deze tijd, verhelpen we niet zonder te breken met deze vorm van financieel kapitalisme.

Hoe dan?

  • Laat geld weer van ons allemaal zijn.

’Er moet wel geld uit de pinautomaat blijven komen.’ Dat argument om in 2008 de banken te redden begreep uiteindelijk iedereen. Dus gingen er honderden miljarden aan noodleningen naar de financiële sector. Als de banken omvallen, kunnen we morgen geen boodschappen doen.

Positive Money berekende dat de duizenden miljarden die wereldwijd als monetaire verruiming naar de banken gingen, voor tachtig procent bleef hangen in de financiële sector. Had dit geld aan mensen gegeven, zegt de denktank. Dan waren de recessies in Europa nooit zo diep geweest. Mensen geven het geld namelijk weer uit. De veronderstelde verbinding tussen de financiële en de reële economie is veel dunner dan we denken. Zo kun je duizenden miljarden sproeien op de financiële sector, terwijl de economie van mensen, productie en bedrijven in crisis blijft. Toch legitimeert de systeemfunctie van commerciële banken dat ze gered worden, ook bij een volgende crisis.

Haal de systeemfunctie van geld daarom weg bij commerciële banken, en maak die publiek. Bij een volgende crisis kunnen de commerciële banken failliet gaan, zonder in hun val huishoudens en bedrijven mee te sleuren. Commerciële banken zouden hun status van ‘too big to fail’ kwijtraken en weer gewone bedrijven worden. Ze maken winst als het goed gaat, en als het slecht gaat, gaan ze failliet.

  • Een eerlijke kans voor schone energie? Reken de werkelijke prijs voor vervuiling en uitbuiting.

Het niet doorberekenen van de prijs van vervuiling is de facto een enorme megasubsidie aan de fossiele industrie. Fossiele brandstoffen zouden per jaar vijfduizend miljard duurder moeten zijn als we de werkelijke kosten ervan meenemen, heeft het IMF berekend. Dit bedrag komt nog bovenop de staatssteun die de fossiele industrie toch al krijgt: in Nederland 14.000 euro - per minuut. Niet windmolens draaien op subsidie, maar de Koninklijke Shell en kolencentrales.

Een manier om het toevoegen of onttrekken van waarde aan winst te koppelen, is het doorberekenen van de kosten van vervuiling en uitbuiting. Nu worden die kosten grotendeels geëxternaliseerd, dus afgewend op mens en milieu. Ook het onttrekken van waarde uit de uitbuiting van mens en dier wordt hiermee beprijsd. Dat betekent een eerlijk loon voor elke werker in de productieketen die nu werkt voor de winst van anderen.

Bijkomend voordeel: met het doorberekenen van de verborgen kosten van vervuiling, wordt het verdienmodel voor hernieuwbare energie en een circulaire economie meteen een stuk gunstiger.

  • Publiek geld, publiek investeringsfonds.

Vraag aan mensen of ze willen dat hun spaargeld bijdraagt aan bommen in het Midden-Oosten, ontbossing en klimaatverandering, en een overgrote meerderheid zegt nee. Toch is dit precies wat veel van ons geld doet. Grote commerciële spelers lijken uit zichzelf niet in staat hun portfolio’s uit het donkerrood te halen.

Rentedragend kapitaal moet bovenal zo veel mogelijk waard worden op de korte termijn. In de praktijk komt dat neer op ergens zo veel mogelijk waarde aan onttrekken tegen zo weinig mogelijk risico, in voortdurende concurrentie met andere fondsen die precies hetzelfde doen.

Dat kan anders, en was lang anders. Tot in de jaren ’70 leverden pensioenfondsen het grootste deel van de inleg voor de volkshuisvesting. Andersom werden met de huuropbrengst de pensioenen betaald. Als gevolg van de open wereldmarkt voor kapitaal, zitten onze pensioenfondsen nu in Shell, terwijl onze woningen worden opgekocht door investeerders als Blackrock. Geen fijne jongens wat betreft een duurzame planeet, maar wel wat betreft de hoge, risicoloze rendementen die pensioenfondsen en investeerders nu eenmaal zoeken. 

De Green New Deal is publiek te financieren, en ook betaalbaar. Het geld is er. Toen de Europese Centrale Bank na 2008 bijvoorbeeld 2.600 miljard uit het niets toverde om het financiële systeem te stutten, was de betaalbaarheid geen argument. De Green New Deal publiek financieren maakt bovendien dat de opbrengsten ook publiek zijn. Zo komen die ten goede aan iedereen, en kunnen die onder democratische controle opnieuw geïnvesteerd worden in het belang van mensen en de planeet.