‘Bij protesten kom je zowel stemmers als niet-stemmers tegen’

Op 17 september jongstleden organiseerde de SP in Den Haag een goed bezocht protest tegen de toenemende kosten voor gewone mensen en de stijgende winsten van grote bedrijven. Toch blijft het lastig om grote groepen mensen de straat op te krijgen voor thema’s als ongelijkheid en herverdeling. Hoe komt dat? En hoe zorg je er überhaupt voor dat mensen in actie komen en dat blijven doen? Spanning vroeg het aan Jacquelien van Stekelenburg, hoogleraar Sociale verandering en conflict aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

 

Wat is er in algemene zin nodig om mensen in beweging te krijgen om de straat op te gaan?

‘Je kunt op twee manieren invloed uitoefenen op de politiek of meer specifiek op de regering in Den Haag: op de institutionele manier of via protest. Daarbij is het belangrijk om te zeggen dat protesteren altijd minderheidsgedrag is. Soms lijkt het heel eenvoudig om mensenmassa’s op de been te krijgen, maar niets is minder waar. Dat weten jullie bij de SP als geen ander. Mensen gaan niet zomaar de straat op. Ze zoeken altijd naar de manier die hen de minste tijd en inzet kost en waar ze het meeste resultaat van verwachten.

In de wetenschap zijn twee kampen te onderscheiden over waarom mensen de straat op gaan. Het ene kamp zegt dat mensen gaan protesteren omdat ze het vertrouwen in de politiek hebben verloren. Het andere kamp zegt dat deze mensen nog wel degelijk vertrouwen hebben in de partijpolitiek, maar via protest politici juist willen aansporen om meer te doen. Bijvoorbeeld tegen de stijgende prijzen of de toenemende armoede. In de praktijk vind je vaak beide typen demonstranten op straat. Dat bleek ook uit een groot onderzoek dat ik samen met collega’s onder 28 duizend demonstranten in heel Europa heb gedaan na de vorige financiële crisis.’

Wie zijn dan de mensen die gaan protesteren?

‘Mensen die bereid zijn de straat op te gaan, noemen wetenschappers mobilising potential, ofwel mensen die gemobiliseerd kunnen worden voor protest. In de eerste plaats zijn dit mensen die in netwerken zitten met gelijkgestemden. Dat kunnen formele netwerken zijn, zoals een politieke partij of een vakbond; virtuele netwerken, zoals een Facebookgroep; of informele netwerken, zoals je collega’s of buren. In die netwerken praten mensen over hun woede en komen ze erachter dat anderen er net zo over denken als zij. Dat is een belangrijk vertrekpunt, want zonder collectieve boosheid gaan mensen nooit protesteren. In de tweede plaats zijn het mensen met politieke interesse. Zij weten wat er speelt in de politiek en wie ze moeten aanspreken. En in de derde plaats zijn het overwegend mensen met een linkse politieke signatuur. Hoewel dat aan het veranderen is, getuige de recente corona- en boerenprotesten. Uit het eerder genoemde onderzoek onder 28 duizend demonstranten, bleek dat 91 procent zichzelf links noemde. Dat percentage zal nu wellicht wat lager liggen, maar ik verwacht nog steeds dat linkse politieke oriëntatie de kans op actiebereidheid aanzienlijk vergroot.’

 

Prinsjesdagprotest tegen de stijgende kosten. Foto: Cees Wouda

Kunt u ook iets zeggen over de sociaaleconomische achtergrond van demonstranten?

‘Ook daar bestaan in de wetenschappelijke literatuur twee opvattingen over. De ene zegt dat de mensen die het het moeilijkst hebben, het meest tot actie bereid zijn. En de andere zegt dat mensen juist hulpbronnen, zoals tijd, geld of lidmaatschap van een organisatie, nodig hebben om te kunnen demonstreren. Volgens deze theorie hebben mensen die dagelijks bezig zijn om te overleven geen tijd, geld en energie om de straat op te gaan. Uit het vele onderzoek dat in Westerse landen naar de sociaaleconomische achtergrond van demonstranten is gedaan, blijkt inderdaad dat het vooral mensen zijn die niet helemaal onderaan de sociale ladder staan en over enige hulpbronnen beschikken, zoals lidmaatschap van een vakbond.’

Zijn dit ook mensen die gaan stemmen?

‘Niet per se. Zoals ik eerder aangaf, zijn het zowel mensen die de partijpolitiek de rug toe hebben gekeerd als mensen die het idee hebben dat ze via partijpolitiek én protest invloed kunnen uitoefenen. Dus zowel stemmers als niet-stemmers kom je bij protesten tegen.’

Wat gebeurt er met de bereidheid tot protest als successen uitblijven?

‘Deze vraag moet ik even herformuleren. Want wat versta je onder succes? Wat mij betreft is succes breder dan het direct beïnvloeden van politici. Ook op andere manieren kan protest succesvol zijn. Bijvoorbeeld door het nieuws te halen, of door beïnvloeding van de publieke opinie, of door toenemende actiebereidheid. Deze drie factoren samen kunnen ook weer indirect effect hebben op politici. Dat heb je bijvoorbeeld bij het CDA met de boeren gezien.’

16 mei 2012. Protest van de Indignados (‘verontwaardigden’) in Madrid tegen de enorme bezuinigingen door de Spaanse regering na de grote financiële crisis. Foto: Polaris/ANP©

Wat is er nodig om ervoor te zorgen dat het protest levend blijft?

‘Ik denk dat dat tegenwoordig een van de ingewikkeldste opdrachten is voor organisatoren van protest. Er wordt de laatste jaren wel weer meer gedemonstreerd in Nederland, maar de opkomst is over het algemeen lager dan vroeger. We zien geen demonstraties meer van honderdduizenden mensen. De laatste daarvan was in 2004 tegen de kabinetsplannen van Balkenende II. Als grote massa’s uitblijven, hoe zorg je er dan voor dat mensen in actie blijven komen? In de eerste plaats door de mensen die al naar demonstraties gaan, warm te houden. Blijf met ze communiceren, ook tussen de protesten in. Verder weten we dat er tijdens een campagne altijd mensen uitvallen, dus roep mensen op om via hun netwerken anderen enthousiast te maken om ook mee te doen. Wat ook heel belangrijk is, is dat je op verschillende manieren actie voert. Want mensen willen soms wel aan de ene actie meedoen, maar niet aan de andere. Daarmee houd je de betrokkenheid levend. Ik denk dat klimaat-actiegroep Extinction Rebellion dat op een slimme manier doet. Zij slaagt er steeds weer in om via verschillende acties met een relatief kleine groep mensen veel in het nieuws te komen.’

In hoeverre speelt het stellen van realistische doelen een rol bij de actiebereidheid van mensen?

‘Volgens mij moet het altijd een combinatie zijn van grote, idealistische en kleine, specifieke doelen. Zeker voor de SP is het belangrijk om ook altijd je ideologische achtergrond als doel neer te zetten. Dat is wat jullie herkenbaar maakt en dat vindt ook weerklank bij jullie achterban.’

Jacquelien van Stekelenburg. Foto: eigen archief

Hoe zijn protesten in de loop der jaren veranderd?

‘Drie ontwikkelingen zijn daarbij van belang geweest: globalisering, individualisering en virtualisering. In de eerste plaats zijn de onderwerpen van protest meer grensoverschrijdend geworden, denk bijvoorbeeld aan de huidige inflatie. In de tweede plaats zijn de protesten minder massaal geworden, omdat steeds minder mensen lid zijn van een vakbond of een politieke partij. En in de derde plaats zijn sociale media een grotere rol gaan spelen bij het organiseren van protest. Dit geldt zowel voor traditionele organisaties zoals vakbonden en politieke partijen als voor individuen. Ik denk dat deze combinatie van individualisering en virtualisering tot een andere vorm van demonstreren heeft geleid. Aan de ene kant kleinschaliger, maar aan de andere kant wel diverser. Er vinden vaker verschillende demonstraties plaats rond hetzelfde thema op verschillende plekken in het land.’

Wat zou tot slot uw advies zijn aan organisatoren van protest, zoals de SP?

‘Voor ons onderzoek naar de demonstraties tussen 2009 en 2013 in de nasleep van de financiële crisis hebben wij ook krantenonderzoek gedaan. Wij hebben daarbij gekeken naar de periode van zes maanden vóór de demonstratie tot een maand erna. Het doel was om na te gaan hoe vaak het onderwerp van protest en het protest zelf van te voren besproken werden. Want naast je eigen achterban en de mensen die via je achterban gemobiliseerd worden, bereik je ook nog steeds een deel van je mobilising potential via het algemene nieuws. Uit ons onderzoek komt heel duidelijk naar voren dat hoe later het onderwerp van protest en het protest zelf genoemd worden, hoe kleiner de opkomst van dit derde deel is. En juist voor een grote opkomst, heb je alledrie de manieren van mobilisatie nodig, dus via je achterban, via het netwerk van je achterban en via het nieuws. Dus mijn advies zou zijn: make it to the news!’

Jacquelien van Stekelenburg is hoogleraar Sociale verandering en conflict aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij onderzoekt waarom mensen gaan protesteren bij grote sociale veranderingen. Haar onderzoek richt zich vooral op motieven voor deelname aan protest.