publicatie

Tribune 1/2008 :: Jan Marijnissen - Van wie is de ruimte?

Tribune, januari 2008

Jan Marijnissen

Van wie is de ruimte?

Er zijn mensen en landen die een deel van de maan en zelfs Mars hebben geclaimd. Om ‘de rechten’ op de Noordpool wordt inmiddels ook gevochten. Nu door de opwarming van de aarde grote delen van dat gebied explorabel worden, kan het erg lucratief zijn om er vroeg bij te zijn. Rusland heeft – om de claim te onderstrepen – al ergens een vlag op de oceaanbodem geplant. Toch wil ik het niet over deze vormen van ruimte hebben, maar over de ruimte die ons direct omringt.

Steeds meer mensen is de verrommeling van ons landschap een doorn in het oog. De stenen uitbreidingen, de grijze schimmel; de letterlijk overal opduikende industrieterreinen en kassen; de alsmaar toenemende bebouwing op zogenaamde ‘zichtlocaties’ langs snelwegen; de nieuwe varkensfabrieken en megastallen. Het verschil tussen de aanblik van stad en platteland verdwijnt steeds meer. In bepaalde opzichten zou dat goed kunnen zijn. Bijvoorbeeld wanneer het voorzieningenniveau in de kleine kernen verhoogd zou worden. Goed zou het ook zijn wanneer burgers, boeren en buitenlui meer van elkaars leven en werk zouden weten. Niemand kan ook iets hebben tegen meer groen in de steden. Maar dat gebeurt allemaal niet. Wat wel gebeurt, is dat door gebrek aan regie ons land qua aanblik steeds meer op onze zuiderbuur is gaan lijken.

Toen zo’n twintig jaar geleden het fenomeen ‘stiltegebied’ werd geïntroduceerd, dacht ik aanvankelijk dat het om een grap van Freek de Jonge ging. Maar nee, het was bloedserieus. En dus kwam ik tijdens een wandeling midden in een bos een bordje met ‘stiltegebied’ tegen. Zover zijn we dus al gevorderd dat stilte een schaars goed is geworden, net zo schaars als een niet bebouwde horizon.

Een land als Nederland, klein en druk, kan niet zonder planologie. Centraal gemaakte afspraken en regie zijn onontbeerlijk om onze ruimte op de goede manier, ten behoeve van allen te benutten. Onder invloed van het neoliberale denken en de grenzeloze eerbied voor projectontwikkelaars met land in hun bezit, hebben achtereenvolgende kabinetten nagelaten in te grijpen.

De machteloze en vaak arme gemeenten hadden en hebben het nakijken. Zij hebben noodgedwongen rekening te houden met hun gemeentekas, kijken hoe de kaarten erbij liggen en besluiten om de wensen van de ‘ontwikkelaars’ te honoreren. Elke afstemming met de omliggende regio ontbreekt, laat staan dat er van landelijke coördinatie sprake is. Willen we de verrommeling stoppen, dan moet er meer centrale regie komen en is een grondpolitiek, gebaseerd op de gedachte dat de ruimte van ons allemaal is, onvermijdelijk.

Jan Marijnissen

Inhoud