publicatie

SP Tribune 01-2005 :: Het kan op het VMBO

Tribune, 21 januari 2005

Het kan op het VMBO

Het VMBO wordt vaak gezien als het zorgenkindje van het Nederlandse onderwijs. Ondanks dat de meeste leerlingen de opleiding succesvol doorlopen, kampt een groep met ernstige gedrags- en leerproblemen. Met name allochtone leerlingen hebben het soms moeilijk. Het Norbertus College in Roosendaal zet studenten van Turkse en Marokkaanse afkomst in om de ‘zorgleerlingen’ te helpen. De komende maanden besteden we in de Tribune aandacht aan dit succesvolle project, in deze tweede aflevering spreken we met Dilek Sengul (15) die deelnam aan het project.

‘Ik heb altijd leerproblemen gehad. Dat begon al in het eerste. Ik stond op drie of vier onvoldoendes. De heer Ariaansz (de docent die het project is gestart - Red.) vroeg me of ik een mentor wilde om mij te begeleiden. Dat wilde ik natuurlijk dolgraag. Want als ik aan het einde van dat jaar nog drie onvoldoendes zou hebben, moest ik van school af. Naar het kaderberoepsonderwijs of zo. En ik wilde helemaal niet naar een andere school.’

‘Mijn mentor was een Marokkaanse, Naoual. We hebben elkaar voor het eerst ontmoet tijdens een avondje op school, maar ze is ook thuis geweest. Een week daarna begonnen we met lessen. Nou ja, het was niet echt lesgeven. Ik kon gewoon alles bij haar kwijt. Ik voelde meteen dat ik haar kon vertrouwen.’

‘Met mijn vriendinnen kan ik best veel bespreken, maar met Naoual was het anders. We kenden elkaar niet en hadden dus ook andere kennissen. Ik kon gewoon alles vertellen, zonder dat ze iets zou doorvertellen.’

‘Het was fijn dat er iemand was die me persoonlijk kon begeleiden. Leraren hebben het daar te druk voor, denk ik. Er zitten veel kinderen in de klas, dan kunnen ze niet alleen aan mij dingen uitleggen.’

‘Omdat Naoual ook een andere culturele achtergrond heeft, werd ze een soort rolmodel. Ik weet dat ze studeerde om advocaat te worden, alleen weet ik niet meer op welke school. Toen wilde ik ook heel graag advocaat worden, vandaar dat ik goed met haar kon opschieten.’

‘Ik heb meer zelfvertrouwen gekregen door haar begeleiding. Nu kan ik beter omgaan met pesterijen. Er zijn hier weinig buitenlanders op school. Een jongen noemt me steeds “vieze Turk”. Vroeger begon ik gelijk te schelden en te slaan. Als ze nu iets zeggen, reageer ik daar niet op. Dat heb ik van Naoual geleerd. Zij zei me steeds dat ik me er niks van aan moest trekken, dat het heel normaal is. Als het een meisje was van Nederlandse afkomst, had ik het moeilijker gevonden om dit soort dingen te bespreken.’

‘Naoual en ik zagen elkaar een keer in de week. Soms meer, dat kon ik wel bepalen. Meestal spraken we op school af. We gingen ook wel eens de stad in, dat was altijd heel gezellig. Dan kon ik altijd heel ontspannen praten. Zij bepaalde niet waar we het over gingen hebben, ik kon zelf mijn hart luchten. Dat was heel fijn.’

‘Ik kon Naoual altijd bellen. Als ik een proefwerk had of zo, vroeg ik: “Kun je even helpen?” Dan kwam ze gelijk. Door Naoual ging het veel beter op school. Mijn cijfers gingen tot wel 1 punt omhoog. Door die hulp kon ik door gegaan naar de tweede.’

‘De hulp was eigenlijk maar voor een jaar. Dat is wel jammer, want nu gaat het nog steeds moeilijk. Ik zit inmiddels in het derde, en heb drie onvoldoendes. Alleen moet ik het nu zelf doen.’

‘Ik doe erg mijn best. Maar als ik meer tijd besteed aan het ene, gaat het andere vak weer slechter. In sommige klassen is het heel erg druk en dan kan ik het niet zo goed volgen. Zelf ben ik heel rustig.’

‘Thuis leer ik heel aandachtig. Als ik bijvoorbeeld een biologieproefwerk heb, ben ik uren aan het stampen. Mijn zusje van twaalf kan wel goed leren, zij overhoort me altijd. Maar de volgende dag ben ik alles weer kwijt. Dat is zo vervelend.’

‘Thuis kan ik altijd wel terecht met mijn problemen. Vooral met mijn moeder kan ik goed praten. Maar zij heeft niet hier op school gezeten. Dus kan ik niet alles bij haar kwijt.’

‘Mijn vader heeft wel hier op school gezeten. Met hem praat ik Nederlands. Met mijn moeder probeer ik dat ook, want ze is nu druk bezig om de taal te leren. Ze gaat veel naar buiten, zelf met de trein en bus. Daar heb ik wel respect voor.’

‘Net als mijn moeder is Naoual een voorbeeld voor mij. Ze heeft me geleerd dat je het als allochtoon ver kunt schoppen. Al is advocaat misschien te hoog gegrepen. Ik ga nu mijn best doen om lerares te worden. Hoe dan ook, dankzij haar gaat het nu een stuk beter met mij.’

Inhoud